COURANT.
iv
DONDERDAG
19 M E I.
fb-v
t, ^VStg®» het
ir
Wordt uitgegeven op Zondagen Donderdag
door den Boekh. G. BAKKER Bz., te Nicuwediep.
Abonnementsprijs per kwartaal ƒ1.30
Franco per post»1.50
Enkele nommers«0.10
Men abonneert zich bij alle boekhandelaars en post
directeuren.
ADVERTENTIEN worden aangenomen tot Zatur-
dag en Woensdag middag 12 uur.
Prijs van 1 tot 4 regels is 0.60. Voor iederen
regel meer ƒ0.15. Zegelregt voor elke plaatsing
ƒ0 35. Buitengewoon groote letters, naar mate der
ruimte, die zij beslaan.
Brieven en stukken franco aan den Uitgever.
ZEVENTIENDE JAARGANG.
iöe 'ffexelsche Zeegaten en een kort woord
over Holland op zijn smalst.
In het begin der maand April las ik in een Hoofdartikel van het Algemeen
Handelsblad, dat de toestand der Texelsche zeegaten door verzanding gevaar
lijk werd voor het passeren van diepgaande schepen en dat ook om die
reden het aanleggen van eene nieuwe haven te Wijk aan Zee in 's rijks belang
noodzakelijk werd. Ik beantwoordde dat artikel, hetwelk de redactie slechts
als advertentie wilde opnemen en trachtte het onjuiste dier bewering aante-
toonen. Onder do ingezonden stukken, dato 11 April van dat blad, vond ik
daarop een antwoord, waarbij men beweerde, dat mijn schrijven onjuist was
niet alleen, maar dat zelfs in de beide zeegaten alhier banken kwamen en
de zoogenaamdo Fransche bank veel drooger werd dan vroeger het geval was.
Het was mijn voornemen niet om dit laatste geschrijf te wederleggen
omdat het mij duidelijk bleek, dat de steller daarvan alles behalve op de
hoogte der zaak was. Dan eene voor mij vereerende uitnoodiging om dat
betoog te wederleggenwaartoe ik door deugdelijke bescheiden werd in
staat gestelddeed mij de pen opnemen tot het schrijven der onderstaande
regelen. Ik zond dit stuk in aan de redactie van het Algemeen Handels
blad, van welker onpartijdigheid ik de opname daarvan verwachten mogt
dan', na hetzelve 15 dagen onder zich te hebben gehouden, kreeg ik het
op mijn verzoek terugmet een schrijven van de redactie, dat zij eene
onderneming als de doorgraving van Holland op zijn smalst niet konde te
genwerken. Zonderling argument voorwaarwaarvan het oordeel aan het
onpartijdig publiek wordt overgelaten.
Na het schrijven van mijn stuk kreeg ik eene brochure in handen, getiteld;
«de Kust in Gevaar," door den heer J. L. Kikkert. Daarin be
weert die heer, dat het Texelsche zeegat, (welk gat?) sedert 1841 tot
1857 1 el 3 palm ondieper zou zijn geworden.
Het is mij en allen die op de hoogte der zaak zijn onverklaarbaar, hoe
het mogelijk is dat deze heer dit heeft kunnen schrijven, tenzij hij mogt
zijn afgegaan op onjuiste kaarten of verkeerde informatien. Bij het loods
wezen alhier is er niets van bekend.
Ook verhaalt die heer in zijne brochure, dat ten gevolge van die verzan
ding het schip Jan Erertsen bij het binnenkomen, nu eenige jaren geleden,
gestooten zou hebben. Ik geloof den schrijver de vraag te mogen doen of
ZijnEd. daarbij de omstandigheden wel in aanmerking heeft genomen onder
welke dat schip is binnengebragt. Ik meende, dat het is geschied op een
tijd, dat het bij lange na nog geen vol zee was, en er hooggaande zeeën
liepen in het gat. Dit moet wel degelijk in aanmerking worden genomen
en zelfs onkundigen kunnen dit begrijpen. Dan ter zake.
Mijn stuk aan het Handelsblad was van den volgenden inhoud:
In antwoord aan den schrijver van het ingezonden stuk in het Handelsblad
van den 11 den April (Zondags-editie) dient, dat men om juist aftegaan op
de kaarten, door het departement van marine van de zeegaten uitgegeven
bepaald weten moet of de daarop voorkomende peilingen der zeegaten op
alle punten te gelijk bij laagwater gedaan zijn. Hiervan hangt alles ai
om reden het water in het schelpengat bij gewoon hoog water 11 palmen
rijst en bij springtij 14 palmen. Het spreekt dus van zelf, dat er een be-
langnja onderscheid in den waterstand van uai zeoga. [.'luu.o _.j
water of bij vol zee.
Daar hot nu niet wel doenlijk is om bij laagwater in de zeegaten op alie
punten te gelijk te zijnzoo is het raadzaam om ook de peilingen der loodsen
en hunne dagelijksche ondervinding te raadplegen. Die peilingen worden
veelvuldig gedaan en, bij laagwater. Deze peilingen nu zijn wel te ver
krijgen. Daaruit zal men ziendat er bij laagwater meer water op den
drempel van het schelpengat staat, dan de schrijver van het bovenvermelde
stuk heeft gedacht.
De schrijver spreekt verder van een tweeden drempel, die zich in het
schelpengat zetten zou. Dit is zeer onjuist. Die tweede drempel is er
altijd geweest; het is een schelpenrug die volstrekt niet ondieper is geworden.
Wat de bedoelde Fransche bank betreft, de schrijver verneemt, dat ook
die niet drooger is dan vroeger. Wel meent men, dat de punt dier bank
iets noordelijker overkomt, maar daardoor trekt ook liet gat weer even
noordelijker waardoor de diepte van het vaarwater dezelfde blijft.
Op den 12den dezer zijn het schelpengat en zijn drempel nog doorliet
loodswezen gepeild, en de bevinding is, dat beiden nog even diep zijn als
voor 30 a 40 jaren.
In vroegere eeuwen stond er slechts 18 voet water, en moesten 's lands
schepen goeden wind en hoogwater afwachten om in- en uit te kunnen ko
men. Bij die gelegenheid werden er dan extra-boeijen gelegd, en de sche
pen door loodsbooten voorgezeild. Thans gaan de diepst geladene schepen
daardoor ongehinderd in en uit. Getuige het binnenvallen van Z M. eska
der in de jongst verloopen dagen. Met het begin van den vloed toch en
dus even na laagwater kwamen Z. M. fregatten Erertsen en lUassenaor jlecr"
het schelpengat zonder eenige buitengewone adsistentie ongehinderd ter
reede. Het eerste fregat ging 69 en het tweede 63 palmen diep. Dit-