ken later werd er een lakensclic jas van een der zoons van ge- nielden landbouwer vermist, en men vermoedde, dat die jas door den beweldadigden gast was medegenomen. Aanstonds werd hiervan berigl gegeven aan de rijksveldwachters. Aan den on- vermoeiden ijver dezer ambtenaren gelukte hetden dief op het spoor Ie komen, zoodat zij hem reeds des Maandags morgens te vijf uur te Draglen (prov. Friesland), arresteerden, en het gestolen voorwerp nog in zijn bezit vonden. Bij onderzoek bleek, dal de persoon genaamd was H. V., woonachtig aldaar en dat hij reeds meermalen zich aan slechte daden had schuldig gemaakt en in handen der justitie was geweest, zijnde hij eerst in de maand Mei 11. uit de gevangenis ontslagen. Ilij werd nog denzelfden dag aan den officier van justitie te Groningcno vergeleverd. Te 's Gravenhage had dezer dagen een zonderling voor val plaats. Men ledigde een secreet in een huis in de Prak- lizijnshoek. Terwijl men daarmede bezig was, kwam iemand met licht zien, hoever men gevorderd was. Plotseling ont stond toen een zoodanige ontploffing, dat zelfs de bovenbewo ners van het huis daardoor gewekt werden, die een kanonschot dachten te hooien. De kleederen der werklieden werden bijna geheel verbrand. liet verslag der Eerste Kamer over het spoorweg-ontwerp en de memorie van beantwoording der Regering zijn gepubliceerd. Daaruit blijkt, dat de meeste leden niet onvoorwaardelijk het stelsel van staatsspoorwegen hebben goedgekeurd, ook omdat daaraan te groote uitbreiding is gegeven, Velen achtten de kosten zeer hoog, er werd op te veel punten te gelijk aange vangen; men deinsde intusschcn terug voor eene verwerping. Men schrijft uit Berlijn: Voor eenige dagen kwam eene voorname Hollaudsche dame, vergezeld door hare volwassen dochter en haar zwager, op de terugreis uit de badplaats Kissingenmet den trein voor het station van Oberhauscn aan. Zij maakte van het kort oponthoud van den trein gebruik, om eene flcsch wijn te drinken. Toen men echter weder in den wagen zou slappenviel de dame, door een aanval van beroerte getroffen, eensklaps levenloos neder, Het was een hartverscheu rend schouwspel, te zien hoe de dochter vruchtelooze pogingen aanwendde, om de zoo plotseling afgestorvene in het leven te rug te roepen. Een schrikkelijk ongeluk is in het 17de arr. te Parijs voorgevallen. Maandag, ten 9 ure 'smorgens, werden eenige bewoners van een huis, ruc du Garde, een geweldigen brand - reuk gewaar, die bij verder onderzoek bleek uit de tweede ver dieping voort tc komen. Dit vertrek werd bewoond door de echlgenootcn Maire. In de meening, dal die personen afwezig waren, brak men de deur open en bevond de slaapkamer, waar het vuur zijn oorsprong scheen genomen te hebben, geheel door de vlammen vernield. Aan de deur lagen twee lijken, dat van vrouw Maire en het andere van een Sjarig jongentje, dat zij sinds cenigen lijd in bewaring had, tegen eene maandelijkschc betaling van zijne ouders. De twee lijken waren met talrijke brandwonden overdekt. Dit scheen echter de oorzaak van hunnen dood niet te zijn; zij wa ren met een sterk koord aan den hals gebonden; en dus vóór de brandstichting geworgd. Wat verder, tusschen verbrande meubelen, lag nog een derde lijk, geheel verkoold, het was dat van den heer Maire. Hel bleek duidelijk, dal hier eene dubbele misdaad was ge pleegd, moord en brandstichting, en dat Maire de vermoedelijke dader moest zijn. De man, omtrent vijf en dertig jaren oud, was van een slecht gedrag, waardoor hij achtereenvolgens overal was wegge zonden geworden. De vrouw, reeds in de veertig, had eenige spaarpennigen overgegaarddie door Maire al spoedig verbrast werden, en wanneer zij hem geen geld genoeg kon geven, mis handelde bij baar. Men kan dus veronderstellen dat hij, na een hevigen woor dentwist zijne vrouw en het kind zal vervvorgd hebben, om geen getuigen van zijn schelmstuk achter te laten. Het is te vermoeden dat dit gruwzaam feit in den vroegen ochtend moet gebeurd zijn; de vrouw was half gekleed en het kind had niets aan dan een hemd. Eenige dagen geleden vernam men, dat het Nederlandsch escader in de Middeilandsche Zee ook Alexandrië zou aandoen, alwaar onze consul-generaal onaangenaamheden zou hebben ge had, aangezien een Christenmeisje, dat, uit de harem gevlugt bij hem hare toevlugt had genomenmet de gewapende magt uit zijne woning was gehaald. Uit een thans ontvangen par ticulieren brief uit Alexandrië, dd. 2a Julijblijkt, dat die zaak reeds als geheel geëindigd mag worden beschouwdzoodat het escader te dezer zake Alexandrie niet zal behoeven aan te doen. Uit dat schrijven blijkt namelijk hel volgende: In de voorstad van Alexandrie, Gom el-Dik genaamd, wo nen de heeren Hojamizoons van den drogman van het Ne- derlandsche consulaal. Te dierzelfdcr plaatse woont ook Ethem- Pachaeen der oudste en aanzienlijkste Egyptische beambten bij wicn een jong meisje inwoonde, dat bestemd was oin in het huwelijk te treden met zijn zoon. Het meisje dat een te genzin in deze verbindlenis scheen te hébben, is urt de wo ning van Ethem-pacha naar de heeren Hojami gevlugtwaarop de bedienden van Ethem-pacha het huis van Hojami zijn bin nengedrongen en het meisje van daar naar hun heer hebben teruggevoerd. De consul-generaal der Nederlanden, de heer Ruyssenaars was, toen dit voorviel, met verlof afwezig. De vice-consul heeft toen deswege eene klagt ingeleverd bij den Egyptischen minister van builenlandsche zaken. Bij het daarop ingestelde onderzoek bleekdat hel binnendringen van het onder protectie der Ncderlandsche vlag slaande huis volstrekt niet was geschied op last van Ethem-pacha, maar dat diens bedienden dit in hun ijver voor hun heer gedaan hadden. Ethem-Pacha en de pre fect van policie moeten zich daarop tc zamen naar het consu-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1860 | | pagina 2