DUINWATERLEIDING MAATSCHAPPIJ ADVERTENTIËN. HELDER EN HET NIEUWEDIEP. IETS UIT HET LEVEN VAN EREDERÏK UE GROÜTE. Frederik II had do grondstelling voor zijne lakkeijen, voorna melijk voor zijne kamerdienaren, slechts jonge, welgevormde en fik- sche lieden uit den boerenstand te kiezen, die gedrukt schrift met moeite, maar al het geschrevene volstrekt niet lezen konden. De persoon, die tot dusverre de betrekking van kamerdienaar bij den koning vervuld had, was, door eeue beroerte getroffen, plotse ling gestorven, en Z. M. vond onder het personeel, dat hij vertrouwde, niemand die alle vereischten bezat, om de bewuste betrekking tot zijne volkomene tevredenheid te vervullen. Doch wat gebeurt! Op een marktdag zat de koning voor een der ramen van zijn kasteel te Potsdam naar dc jonge boerenknapen te kijken. Daar viel zijn oog op een onder hen, die hem bij uitstek beviel en dat wel hoofdzakelijk om zijn fikschen bouw: hij ontbood hem bij zich. De knaap gedroeg zich wel is waar zeer linksch, maar hij verried evenwel noch vrees, noch verwondering, toen hij van de zeker nooit te voren aanschouwde pracht van het koninklijk kasteel zoo op eens getuige was: hij nam alles met den koristen en onverschillig sten blik op. De koning vroeg hem-. „Waar hoor je te huis?" De knaap noemde het dorp. „Hoe heet. je?" „Hein!" „Dat is je voornaam, maar hoe noem je je naar je vader?" „Dat weet ik niet; 'k heb noch vader, noch moeder." „Bij wien ben je dan?" „'k Dien als knecht bij den schout." „Hoe oud ben je?" „Dar weet 'k niet precies: de schout 'loofde, dat 'k zoo wat aan en nabij twintig jaar zou wezen." „Kan je lezen en schrijven?" „Lezen niet al te goed, maar zoo 'n beetje spellen. Maar schrij ven? nee! daar verstaan ik niks van." Het geheele gesprek verried een door en door onbeschaafden boe- renprengel, en zijn strak, niets beduidend voorkomen scheen dit ver moeden te bevestigen. De koning verklaarde hem daarom„dat hij zijn kamerdienaar zou worden." Dat scheen den knaap heel goed te bevallen; met allerlei linksche buigingen en strijkaadjes betuig de hij Z. M. zijnen dank, terwijl hij ook niet vergat, om naar de panden van 's konings rok te grijpen en die te kussen. Maar daar scheen hij zich op eens te bedenken, en bedeesd voegde hij er bij „Maar daar zal de schout geen genoegen in nemen." „Dat is mijn zaak," hernam Frederik glimlagchend, beval een uit zijn hofpersoneel den knaap onder dak te brengen, hem te laten kleeden en op de hoogte van zijn dienstwerk te brengenook tevens den schout te laten weten, hoe de koning over zijn knecht beschikt had en er zorg voor te dragen, dat de schout, ingeval hij den knecht met paard en wagen ter verkoop zijner waar naar de markt had gezonden, den wagen terug te zenden en bovendien behoorlijk schadeloos te stellen. Zoo was onze Hein, van bouwknecht bij een dorpsschout., plotseling tot kamerdienaar van den grooten pruissischen koning opgeklommen. Hij legde, tegen verwachting, in zijne nieuwe betrekking zeer spoedig zijne ruwe onbehouwenheid af, en gedroeg zich met de grootste naauwgezetlieid in zijn dienstwerk, zoodat de koning over hem te vreden was. Zoo was er een geruimen tijd verloopen, toen toevallig Frederik in het zoogenaamde schoone saizoen op een zeer guren, kouden en regenachtigen dag, ten einde zich eene kleine beweging te geven, in een langen gang van het kasteel op en neer liep. Toevallig werd hij in een hoek, niet ver van de deur van Hein's kamer, diens liverei, aan een spijker hangende, gewaaruit een der zakken stak een blad papier. De koning haalde 't. er uit, en bemerkte, toen hij 't van naderbij beschouwde, dat Hein, die immers voorgewend had in 't geheel niet te kunnen schrijven, het papier beschreven of liever beklad had. Het had waarlijk meer van een cijferschrift dan van letterschrift, zoo mooi was 't geschreven; ook uit een taalkundig oogpunt beschouwd, verdiende 't een meesterstuk genoemd te worden. Weldra had de koning liet geschreven e ontcijferd, daar de schrijver zich bijzonder kort had uitgedrukt, ofschoon het NB. nog wel een minnebriefje was. De brief luidde: „Lieve Kris, gisteren kon ik niet kommen, we hadde groot ge zelschap, van daag ken ik ook niet, want de ouwe is knorrig, maar morgen. Je Hein." De koning geraakte over deze ontdekking in grooten toorn, en als de lakkei hem op dat oogenblik in handen gevallen was, ik geloof dat hij met zijn krak kennis zou gemaakt hebben. Deze opwelling van een regtmatigen toorn bedaarde evenwel spoedig. Hij stak den verraderlijken brief weder in den zak der liverei en keerde naar zijne appartementen terug. Ongestraft kon nogtans zulk een be drog niet blijven. De koning liet echter onzen Hein niet opzette lijk roepen, maar wachtte totdat het gewone werk hem in zijne tegenwoordigheid bragt. Zoo trad dan de kamerdienaar, die natuurlijk niet het minste vermoedde, in de kamer des konings. Naauwelijks werd deze hem gewaar, of hij snaauwde hem toe-. „Hein ga zitten!" Bedrem meld over zulk een bevel, stotterde hij„Maar dat past immers niet," „Ga zitten; ik gebied het!" en een pen van dc tafel nemende, stelde hij die aan Hein ter hand, met dit woord: „Schrijf!" „Ik kan immers niet schrijven, uwe Majesteit!" „Schrijf! Ik weet, dat ge 't kunt! Schrijft ge niet, dan zijt ge een kind des doods. Schrijft ge echter, wat ik je opgeef, dan zult ge goed verzorgd worden en nu geen weigering langer. Schrijf!" In den grootsten zielsangst gehoorzaamde de lakkei. Frederik dicteerde hem ïiu „Lieve Kris, gisteren kon ik niet komen, wij hadden groot ge- I zelscliap; heden kan ik ook niet, want de oude is knorrig; en morgen kan ik weder niet, want ik moet naar Svandau. Uw Hein." Nu ontdekte de lakkei, dat hij verraden was, de pen ontviel zijne handals verpletterd viel hij voor de voeten van den koning neder en smeekte met gevouwen handen om genade. De koning bleef echter onverbiddelijk. Hein werd als gevangene naar Spandau gebragt, kreeg nogtans na verloop van eene maand zijne vrijheid weder, met bevel om naar het dorp, waar hij geboren was, terug te keeren, ten einde daar, even als vroeger, weder als bouwknecht zijn dagelijksch brood te verdienen. De koning was echter, wat de keuze van een kamerdienaar be treft, voortaan voorzigtiger. VERSCHEIDENHEDEN. Een Amerikaanseh lector in de schedelleer verhaalde onlangs het navolgendevijftien jaren ongeveer geleden, vervoegde zich iemand bij mij aan mijn huis, met de vraag wat hij, naar mijn oordeel, het beste zou kunnen gaan doen, om zijn bestaan te vinden. Op de wedervraag wat hij thans deed, was het antwoord, dat hij zeep maakte voor den kost. Daarop onderzocht ik zijn schedel, en gaf hem te kennen, dat van alle mogelijke beroepen of standen de krijgsmans-stand voor hem de beste ware, en hij, waar zich de gelegenheid ooit mogt voordoen, het bevel over een leger voor eene regtvaardige zaak op zich moest nemen, want dat zijn uitstekend krijgsmans-talent hem bij uitnemenheid ten nutte zou verstrekken. En die man was Garibaldi, in wiens hand thans voor een groot gedeelte het lot van Europa berust. Geld en tijd hebben beide liooge waarde. Wie een slecht gebruik van het eene maakt, zal het andere wel nooit, of althans zelden goed besteden. MARKTBERIGTEN. AMSTERDAM, den 20 Augustus 1861. 2J pCt. Nederl63| 4" 082 2 Spanje42,^ o >i binnenl47§ 3 Portugal 1856/185946£ 5 Russen 1828/29 1011 5 Obl. 6 Serie94A{? 5 Oostenrijk Metall46^ 5 National551 5 Amsterd69', KOERS VAN HET GELD: Beleening 3, Prolongatie 2i, 3, 2|, Disconto 3 pCt. PT'RMERENDE, 20 Augustus. Vee. Aangevoerd 139 runderen, 13 Paarden, 36 vette Varkens44a 50c. pern.p., 20 magere dito f 12 a 15, 116 Biggen f 5 a 7, 102 vette Kalveren 45 a 60 c. per n. p., 37 nucht. dito f 6 a 16, 867 Schapen en Lammeren.Kleine Gras-K aas f22,50. Boter 80 e. a f 1,07 en een halve c. Appelen f 6 per mud. ALKMAAR, 19 Augustus. Vee. Aangevoerd 7 kocijen f 150 a 200, 148 Kalveren f 4,0 a 70, 287 Schapen f 18 o 25, 19 varkens 36 a 42 c. per n. p. ROTTERDAM, 19 Augustus. Granen. Nieuwe Zeeuws. Tarwe f ll,50al3,50, beste jarige dito f 10,50 al 1,25, rnind. dito f 8,75 a 10. Jarige Zeeuws. Rogge f 6 a 6,40, nieuwe dito f 7 a 7,75. Nieuwe Zeeuws. AVinter-Garst f 4,75 a 6. Inl. lange Haver i' 2,70 a 4, korte dito f 4 a 5. Noord-Brab. Boekweit f215. Nieuwe blaauwe Drwten f 10 a 1L Zagen Puik Kanariezaad f 8 a 8,25. minder dito f3 a 7,50. Zeeuwsch Koolzaad gestort 68 p. vl., Vlaamsch dito zakmaat 60 en een half p. vl., Plakk. dito 60 a 66 p. vl. mkekrap oiiveranderd SCHIEDAM, 20 Augustus. Jenever f IS,Amst. proef f 19,25. - Moutwijn f 12.50. CARGALIJST. Aangekomen van 1721 Augustus ter losplaats HELDER om aldaar te lossen, de volgende schepen, gekomen van NE WCASTI,E..7b//«&Mart/,Whitchead.431tonsSteenkolcn.B.Hagedoorn&Z., te Amst. KI NDERLAND. Catliarine, Dager. 133 ch. Steenkolen. Wurfbain&C., te Amst. FREDER1KSTADT. EnesteSostre, Giersoe. Hout. Wed. C. Oorver &Zn.,tcZaandam Getrouwd P. DE B R U IJ N EN A. SLESKER. Helder, 21 Augustus 1861. VAN DEN In te gaan met den eersten September aanstaande wordt, de prijs van liet Water aan de Standpijpen gesteld op twee Centen per emmer. Ch. BOSCH REITZ.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1861 | | pagina 3