der regering heeft gevraagd. Zoo iets is daar te lande
nog niet voorgekomen.
GEMENGDE BERIGTEN.
WIE WAS DE GEVANGENE?
DE HOUTWORM.
SCHOONE PLEGTIGHEID.
DE ELEEDEREN MAKEN DEN MAN.
GROOTE BRIEF.
AANNEMING DES PERSOONS.
Voor liet geregtshof' te Lyon werd dezer dagen be
handeld de zaak van zekeren Dumolard, bijgenaamd de
moordenaar der dienstmeiden en zijne huisvrouw. Het getal
schelmstukken, hetwelk die misdadiger wordt ten laste
gelegd, het groot getal overtuigingsstukken, gedeeltelijk
bestaande uit de overblijfselen, die van meer dan 30 slagt-
offers schijnen voort te komen, en die eene zaal der regt-
bank opvullen, maken van dit proces eene der treurigste
zaken, waarover de justitie sedert langen tijd heeft te oor-
deelen gehad. Er zijn meer dan 100 getuigen gedagvaard.
Dumolard wordt onder anderen beschuldigd van het vol
gende: acht diefstallen des nachts op den openbaren weg
gepleegd; drie gewelddadige aanrandingen der eerbaarheid;
drie moorden en eene poging daartoe. De diefstallen
schijnen gepleegd te zijn op dienstmeisjes, die gelukkig
genoeg waren om aan het moordplan van dien onrnenscli
te ontsnappen.
Men verneemt het overlijden van een der rijkste, zoo
niet de rijkste pianofabriekant van Londen, namelijk de heer
Thomas Broadwood. Uit het testament van den overledene
blijkt, dat hij alleen in roerende goederen een vermogen
van 350,000 nalaat, terwijl de waarde zijner vaste goe-
deren, daarmede in evenredigheid staat,
Men leest in Daily News: Een schoenmaker te
jBrentwood heeft mededeeling ontvangen van eene erfenis,
die aan zijne vrouw door het overlijden van een verren
bloedverwant is ten deel gevallen en waarop noch hij noch
zijne vrouw ooit gerekend hadden. De waarde van die
onverwachte erfenis bedraagt 1,000,000.
Als een bewijs van vooruitgang deelen wij het vol
gende mede Te Teschen in Oostenrijksch Silezië, is door
het li. K. gymnasium als hoofdonderwijzer aangesteld een
onderwijzer van de Israëlitische godsdienst, wegens zijne
buitengewone bekwaamheden, waartoe men de goedkeuring
O 7 O
O O O
O
De laatste uitbraking van den Vesuvius is nu al een
mirakel geworden. Een fransch dagblad uit Frankrijk heeft
zijne lezers herinnerd hoe juist een jaar te voren de kerk
van Torre del Grecco door de helden van Garibaldi werd
ontheiligd, toen het krijgsvolk met vaandels en muziek den
tempel binnentrok en het beeld der Heilige Maagd en de
dienstdoende priesters met de driekleurige kokarde versierde.
De belgische wetgevers hebben bij de regering aange
drongen op de afschaffing der belasting op het zout. Zij
voerden aan, dat door die belasting het zout zes of zeven
maal in prijs werd verdubbeld. Een werkman te Deftinge
is bij het vellen van een boomstam, die, eer men het ver
wachtte, nederstortte, gedood geworden. In de provincie
Antwerpen woont een echtpaar, dat, reeds in het bezit van
13 levende en welvarende kinderen, dezer dagen door de
geboorte, van drielingen werd verrast. Een G2jarige
dame, te Brussel woonachtig, heeft zich door smoring van
het leven beroofd, omdat een harer bloedverwanten haar
fortuin had zoek gemaakt en zij daardoor tot den bedelstaf
was gebragt. De heer Laprade, professor in de letter
kunde is door de Fransche regering uit zijne brtrekking
ontslagen. Hij had in een uitgegeven dichtstuk beleedi-
gende zinspeelingen gebezigd tegen den vorst, die voortge
sproten is uit de algemeene stemming der natie waarover
hij zoo roemrijk regeert. - Terwijl de gemeenteraad van
Apeldoorn batige saldo's in obligatiën belegt, berekent de
minister van finantiën in Oostenrijk, dat over het jaar onzes
Heeren 1862 een tekort van 58 millioen gulden zal ont
staan. De Engelsclie kolonie Canada in Noord-Amerika
is sedert den jare 1763, toen de Engelschen die bezitttng
der Franschen zich toeeigenden, van 65,000 inwoners tot
2| millioen in aantal gestegen. De Turksclie soldaten
lieten in den jongsten tijd weder veelvuldige klagten hoo-
ren over de vergeetachtigheid van den minister van finan
tiën, die maar niet onthouden kon, dat het tijd werd hunne
soldij te betalen. De goede man kon echter niet anders
doen dan het geduld der soldaten te oefenen, want de schat
kist is niet slechts ledig, maar zelfs bodemloos.
Twee soldaten waren in het donker op verkenning uit. De eene
die een weinig achter gebleven was riep zijn kameraad toe:
„He! he! ik heb er een."
„Wat voor een?"
„Een krijgsgevangene."
„Nu, dat is goed, breng hem maar hier."
„Ja maar, dat gaat niet; hij wil niet meê."
„Wel, laat hem dan maar loopen."
„Ja, dat gaat ook niet, want hij wil mij niet los laten."
Het kloppertje, .dat meu wel eens tikken hoorde, als men 's avonds
in zijne stille kamer alleen was, is de houtworm.
Hoe echter de houtworm jaar uit jaar in het zaagmeel eet, dat
hij zelf maakt, en daarbij niets drinkt, en toch niet van dorst sterft,
dat hebben de natuurkundigen reeds gevonden. Zij hebben name
lijk ontdekt, dat in iedere plantenstof tweederlei water is, een, dat
men door persen en ophangen in de lucht er uit kan halen, gelijk
de papiermaker het vocht uit zijn papier, en een ander dat men
er alleen door verbranding uit kan trekken. Neemt men, bij voor
beeld, een linnen laken, dat 10 pond weegt, en hangt het een ganschen
dag in de zon, of brengt het onder de sterkste pers, die men heeft
dan zou ligt iemand durven wedden, dat er geen drop water meer
inzat. En toch moest hij zijne weddingschap tegen den scheikun
dige verliezen; want deze zou het in een ding, als een vastgesloten
blaas doen, er vuur onder stoken en er voor het minst nog wel
2 pond water uithalen. En even zoo zou hij zelfs uit een houten
tafel, die 50 pond zwaar is, nog 22 pond water tappen.
Dat kan de kleine maag van den houtworm, die door den Schepper
daartoe ingerigt is, nu echter nog veel beter, dan de knapste schei
kundige, en God reikt alzoo ook aan dit diertje de waterkruik,
ofschoon op eene andere wijze, dan de herten, aan de frissche
waterstroomen en den dorstigen wandelaar aan de bron.
Een Christen zei tot een Jood:
„In uwe volksgebruiken is altoos veel plegtigheid. Het eenige
wat ik niet gaarne zie is eene joodsche begravenis."
„Wat mij betreft," antwoordde de Jood, „ik zie ook liever een
Christen begraven."
De geleerde Busch, een vriend van Erasmus, ging eens in een
gewoon dagelijksch kleed uit, en niemand lette op hem. Den vol
genden dag trok hij een staatsiekleed aan, en ieder, die hem
ontmoette, groette hem met achting. Verdrietig, wierp hij, te huis
komende, zijn kleed ter aarde, met de woorden: „Lig daar, prul!
zijt gij Busch, of ben ik het?"
De grootste brief, die waarschijnlijk ooit geschreven is, was die
de beruchte Timus Tamerlan aan den sultan van Egypte
zond. Die brief was drie ellen breed en zeventig ellen lang en
met gouden letters door den beroemden kalligraaph Mulonn Che-
rik Muliamed geschreven.
's Lands wijs, 's lands eer! In Cliina bewijst men aan aanzien
lijke of hooggeplaatste personen de grootste eer, als men zoo klein
schrijft, dat niemand het schrift bijna kan lezen.
In de Ukraine is, in criminele gevallen, de getuigenis van twee
edellieden tegen één boer voldoendemaar om tegen één edelman
te getuigen, worden niet minder dan veertien boeren vereischt.
ALLERLEI.
Een winkelier kocht van eene Iersche vrouw eene zekere hoeveel
heid boter en wierp de kluiten, die een pond zwaar heetten, op de
schaal, als wanneer hij bevond, dat zij het gewigt niet hielden.
Zich hierover bij de koopvrouw beklagende, kreeg hij ten antwoord,
dat het zijn eigen schuld was, want dat zij, bij gebrek van gewigt,
en schalen, haar boter met een pond zeep. dat zij zelve bij hem in
den winkel had gekocht, gewogen had. Hier had de winkelier niet
veel tegen in te brengen.
Een jong meisje verliest doorgaans haar frischheid, als zij in de
zoogenaamde groote wereld intreedteven als de heldere stroom,
waar hij zich met het zeewater vermengt.
Het geluk is voor dezen als het wave een last, daar hij alle
middelen aanwendt, om er zich van te ontdoen: voor genen een
vlugteling, dien hij, met de grootste inspanning, vruchteloos na
jaagt; voor een derde een stiefvader, die nu en dan wel eens
vriendelijk is, maar toch meestal zuur kijkt, en voor slechts
zeer enkelen een getrouw gezel, dien zij met alle zorg en liefde
tot eigen nut en voordeel behandelen.
Een huwelijk, zonder liefde aangegaan en gesloten, is gelijk een
electrieke vonk, die wel voor eenige oogenblikken flikkert, maar
zeer spoedig ophoudt haar gloed te verspreiden.
De vleijerij is de zuster der laagheid, de slavin van den hoog
moed, de vereerster der ondeugd, en haar hemel wordt meestal de
afgrond voor hare priesters.
Vele menschen zijn daarom vervelend, wijl zij, even als de
koekkoek, altoos van zichzelven spreken.
Hoe armer iemand is, hoe meer hij betaalt voor hetgeen hij ge
bruikt. Zeer teregt heeft Franklin reeds opgemerkt, dat nood zelden
of nooit een goeden koop doet sluiten. Hoe kleiner de hoeveelheid
is, die. wij koopen, des te meer wordt er aan verdiend.