DE OORKONDE VAN DEK MOORSCHEN GENEESHEER.
GEMENGDE BER1GTEN.
INGEZONDEN.
BÜRGËRLIJKE STAND VAN DEN HELDER EN HET NIEUWEDIEP,
BURGERUikFSTAND VAN DE GEMEENTE TEXEL,
MIDDELBURGSCHE MAATSCHAPPIJ VAN STOOMVAART.
a» i-lt; vervaarlijke bergklool gegraven. Nu zouden de
werkzaamheden van alle kanten met kracht worden voort
gezet en dan is het kanaal zoo ten minste luidt het in
den brief nog slechts een kinderspel.
Te Hoeylaart in België heeft een steenhouwer getracht
zijne schoondochter van het leven te berooven. Te
Hond.sch.ote in Frankrijk zijn een landbouwer en vijf zijner
knechten vergiftigd geworden. De oorzaak van dit onge
val is waarschijnlijk gelegen in de onvoorzigtigheid eener
dienstmaagd, die brood gekneed en met water gemengd
had in een onvertinden koperen ketel. Reeds is de land
bouwer met een zijner knechten aan de gevolgen over
leden. In de Engelsche fabriekstad Sheffield hebben
eenige ingezetenen zich, onder de leiding van het parle-
ments-lid, de heer Roebuck, vereenigd, om invloed uit te
oefenen op de betrekkingen van Engeland met andere
rijken en om invloed op het bestuur dier aangelegenheden
uit te oefenen. Bij een manufacturier te Brussel werd
dezer dagen een stouten diefstal gepleegd. Er kwam een
heer, vergezeld van twee dames, in het magazijn, om shawls
te koopen. Terwijl de winkeljuffer een koffer opende,
waarin zich kostbare shawls bevonden, stal een der vreemde
dames er een, die 1200 francs waard was. Zij verborg
dien onder hare crinoline. Nadat zij den winkel verlaten
hadden werd men den diefstal gewaar. Om aan de policie
kennis te geven van de gepleegde misdaad, dit viel zeer
gemakkelijk; moeijelijker zal het zijn de daders op het
spoor te komen. Bij een bakker te Antwerpen heeft
men, tegelijk met den diefstal, ook de daderesse ontdekt.
Het geld verminderde in huis zoo snel, dat men zich ein
delijk daarover moest verwonderen. Eenige geteekende
geldstukken werden op zekere plaats nedergelegd en bij
onderzoek bleek het, dat de naaister die in bezit had.
Zij werd terstond der goede zorgen van heeren policie-
agenten aanbevolen, De wanorde is in sommige der
voormalige Poolsche gewesten zoo groot, dat onlangs de
militairen eene Grieksche kerk binnendrongen, de kaarsen
opstaken en de priesters dwongen de dienst te verrigten.
Helder, Januarij 1862.
De subcommissie tot stichting van een gedenkteeken aan JOOST VAN DEN
VONDEL rekent het zich eenen aangenamen pligt te knnnen herigten, dat op
de inteekenlijst, die zij heeft doen rondgaan, door twintig Vondel-vrienden ge-
teekend is voor ƒ43,50. Later is van het gezelschap Ernst en Scherts f 5 en
van de alhier gevestigde rederijkerskamer Olymjiia f 10 ontvangen.
De commissie heeft ook aan de Heeren KIKKERT op Texel en SÏEMERS
te Schagerbrvg eene lijst van inteekening gezonden, met keus en verzoek, deze
te doen rondgaan; zij blijft daarvan den uitslag nog altoos inwachten.
De commissie brengt bij deze openlijk dank aan diegenen, die haar zoo goed
goed liehben ondersteund. Vriendelijk beveelt zij deze vaderlandsche onderne
ming der dankbaarheid aan bij ieder, die het getal van hen zou willen ver-
grooten, die met hunne daad getoond hebben, dat de gedachtenis van Neder
lands roemrijken Dichter hun eene stoffelijke bijdrage waardig is.
Namens de eommfssie voornoemd,
J. II. SONSTRAL, Secretaris.
Van de spaansche posadas sprekende, schreef zeker reiziger ergens
dat het eene soort van schuilplaatsen waren, waar zekere lieden,
die zich den naam van logementhouders of herbergiers toegeëigend
hadden, iemand voor éénen nacht wat rook en ongedierte bezorgden.
Terwijl een ander er nog heeft bijgevoegd, dat de herbergen van
het vaderland van den Cid niet de waarden de reizigers, maar de
reizigers hunne waarden aan den kost hielpen; en eindelijk een
schrijver van onze dagen openlijk vermeldt, dat de vreemdelingen,
die de oostelijke streken van het Iberische schiereiland doorreizen,
wilden zij niet op smerige wollen matrassen en onder halfsleten
lakens, die alle voorjaren evenwel verschoond werden, slapen, ver-
pligt waren, hun eigen bcddegoed mede te voeren.
Wat er van die opmerkingen voor wier juistheid wij niet
instaan willen, ook zijn moge, dit is in allen gevalle zeker,
dat de posadas van onzen tijd van die men vóór een paar eeuwen
in Spanje aantrof, het verre weg winnen. Toen ter tijd waren het
werkelijk niet anders dan eene soort van karavanséras, door muil
ezeldrijvers, die er eene voederplaats voor hunne lastdieren en eene
schuilplaats voor zich zeiven vonden, bezocht. In de confortaielsten
vond men, behalve den stal- en gemeenen haard, en in een aantal
behangen een in zoogenaamde pracht-vertrekjesafgedeelden zolder, waar
men met een ladder naar toe moest klimmen.
In een van die dusgenaamde kaweas nu, had eens Don José
de Fucz d'Alcantra, die te Salamanca den doctoralen graad had be
komen, en van geboorte een Asturisch hidalgo was, maar niet meer
in de wereld bezat, dan een twintigtal realen ter naauwernood
2.50, die hij in zijn zak had, en een tamelijk hoogen dunk van
zijne verdiensten, zijn intrek genomen.
Ofschoon ter naauwernood dertig jaar oud, had hij toch al zoo
wat van alles beproefd, maar er de schatten, die hem, zijns inziens,
evenzeer als ieder ander van pas zouden zijn gekomen, niet in
weten te vinden. Nu kwam hij dan weer te Leon terug, in de
hoop van bij den graaf don Alonzo Mendes, die tusschen Toso en
Zamora een prachtig landgoed bezat, dat onze doctor dan ook al
bezocht had. geplaatst te zullen worden. Ongelukkig, kwam hij op
de eerste ie dier zake aan den herbergier gedane vragen, te weten,
dat de graaf overleden was, en nog ging hij, onder het looden
wigt der verbazing en van den spijt, die dat noodlottige nieuws
bij hem teweeggebragt hadden, gebukt, op het tijdstip dat ons
verhaal een aanvang neemt.
„Is don Alonzo dood?" herhaalde hij, stijf van schrik.
„En begraven ook," liet de herbergier er op volgen, „prachtig
en deftig begraven, overeenkomstig zijn stand en rang."
„En het kasteel dan, wordt, dat dan nu door zijne erfgenamen
bewoond?"
„De graaf had maar één enkelen erfgenaam, zijn neef, die zeke
ren Perrez Cavallos, notaris te Argellesin last heeft gegeven, het
te verkoopende toewijzing daarvan moet, als ik mij niet bedrieg,
morgen plaats hebben."
Nu begon onze don te bedenken, dat alsdan toch die nieuwe
eigenaar hoogstwaarschijnlijk wel iemand noodig zou hebben, om
zijn landgoed te beheeren, en dat hij hem misschien wel zou kunnen
overhalen, om zijne diensten aan te nemen, tengevolge waarvan hij,
na eenige oogenblikken van beraad, besloot en den hospes te ken
nen gaf, in zijne poseda den dag der finale toewijzing te zullen
afwachten.
De herbergier, daarin genoegen nemende, verklaarde hem tevens,
dat hij ook wel nergens beter logies en keuken zou vinden, en be
vestigde deze zijne verklaring, door hem al de gemakken van de
door hem te betrekken kamer te laten zien.
Niemand die ontkennen zal, dat het vertrek niet luchtig was,
daar er van de vier ruiten, waar het raam uit bestond, drie aan
stukken waren en men een vrij gezigt op de lucht had, doordien
het raamkozijn ter hoogte van het dak was geplaatst. Het gan-
sche ameublement bestond in eene bedstede met een stroozak, een
vermolmde houten scabel en een waggelende tafel, terwijl de tus
schen de betimmering bestaande tusschenruimte zoo als de
kastelein zijn gast deed opmerken een aantal vakken uitmaakte,
die, met groot voordeel, ter vervanging van kasten en andere
bergplaatsen, konden aangewend worden.
Het meerendeel van die hokken was met smerige vodden en
lompen, aarden pannen en glazen retorten, of hetgeen onzen
don nog het meest verwonderde met boeken en papieren opge
vuld. De hospes deelde hem mede, dat dit alles hem door een
geneesheer, die deze kamer eenige maanden lang had betrokken en
zich altoos met het beschrijven, bestuderen en distelleren van planten
onledig hield, achtergelaten was. Daar men echter uit enkele
kenmerken op het vermoeden was geraakt, dat hij van Moorsche
afkomst was, en de jongste koninklijke besluiten de verbanning
van al de afstammelingen van dat ras gelastten, had hij zich ge
noodzaakt gezien, onverwachts en onmiddellijk te vertrekken, en al
zijne bagaadje, dat wil zeggen zijne retorten, papieren en boeken,
achter te laten,
Nadat de hospes hem verlaten had, kon José Fucz d'Alcantra
niet nalaten, over de lange reeks van lotwisselingen en weder
waardigheden, die hij tot dusverre in zijn leven al had ondervonden
in zijne eenzaamheid eenige oogenblikken na te denken.
„Alles, alles te vergeefs wat ik beproefd hebzeide hij in
zichzelven, het toeval heeft mijne verwachtingen onophoudelijk ge
dwarsboomd en mij tot een slaaf der omstandigheden gemaakt. O,
hoe gelukkig is hij te noemen, die altoos zijn zin en lust kan
volgen, die over de omstandigheden heersclien en, in plaats van
zijn leven aan iedereen en aan alle mogelijke toevalligheden te
moeten onderwerpen, heer en koning over zijn leven zijn kan!"
Daar die overdenkingen hem weldra in sombere zwaarmoedigheid
deden verzinken, poogde hij ze, door het opslaan van een door
den moorschen geneesheer achtergelaten boek, te verdrijven. Het
was eene latijnsche verhandeling over het. natuurstelsel. José liep
er eenige bladzijden vlugtig van door en nam toen een ander werk,
dat over de verborgene wetenschappen handelde, en eindelijk een
derde, dat op den steen der wijzen duidde, ter hand.
Vervolg hierna).
MARKT BEK IOTJEX.
SCHIEDAM, 14 Januarij.
Jenever f 18,25; Amst. proef f 19,50. - Moutwijn f 12.75.
LONDEN, 13 Januarij.
Heden waren ter VEF.-markt aangevoerd926 Runderen, 3060 Schapen.
90 Kalveren cn 170 Varkens. De prijs der Runderen was 4 sh. 8 d.van
Schapen 5 sh. 4 d., van Kalveren 6 sh. 0 d. en van Varkens 5 sh. 4 d.
van 1017 Januarij 1862.
ONDERTROUWD: J. Schoen, van beroep landbouwer, oud 42 jaren en J.
Kievit, zonder beroep, oud 21 jaren, wonende in deze gemeente.
GEHUWD C. E. L. Kumm en G. Buijs. R. Willems en J. E. G. de Glimmer.
BEVALLEN C. Lavell, gcb. Koopman, (D.), A. C. Nonnekes, geb. Weits, (D.).
S. Dekker, geb. Bommel, (Z.). E. Kunst, geb. Nannings, (Z.). E. J. Tichelman,
geb. Schadee, (D.). T. van Tonningen, geb. Denker, (L).). M. A. Mönnicbmann,
geb. Hillen, (Z.). G. Hoogvorst, geb. Snijder, (Z.). M. Lakke, geb. O verdijk, (D.).
A. Jonker, geb. Paarlbcrg, (D.). F. Lastdrager, geb. Veen, (D.). A. Schmidt, (Z.).
C. Ligteringen, geb. Adama, (2 D.). P. M. E. Onrust, geb. Faddcgon. (Z.).
OVERLEDEN J. Kunst, (15 maanden). T. Govcrs, (3 maanden). P. Zaat-
man, (70 jaren). N. Gomes, (37 jaren). A. Douwes, (52 jaren). A. Lammers,
(ruim 6 jaren). E. B. Bosch, (5 maanden). E. dc Jong, (36 jaren). T. Klik,
(8 maanden). H. A. Borgart, (4 weken). R. Glazer, (29 jaren).
van 1017 Januarij 1862.
ONDERTROUWDGeene.
GEHUWD J. Gieles cn A. van der Ploeg.
BEVALLEN: L. Dekken, (D.). M. Lagraan, gcb. van Staveren. (Z.). G. Buis
man, geb. Spigt, (D.). D. A. de Lange, geb. Dijt, (Z.1. F. Kikkert, geb. Prins, (Z.).
N. Ras, geb. List, (Z.).
OVERLEDEN: A. Schraag, (8jaren). Ingeschreven 1 aangespoeld lijk.
Van MIDDELBURG: 22 en 24 Jan. 's morgens 7 ure. 26 Jan. 's morgens
7 ure 30 minuten.
Van ROTTERDAM: 21 Jan. 's morgens 7 ure. 23 Jan. 's morgens 8 ure
30 minuten. 25 .Tan. 's morgens 10 ure 15 minuten