BUITENLAND.
-Naar wij vernemen, zal op Vrijdag a. s. de gewone
volksvoorlezing in het gebouw in de Nïeuwstad gehouden
wordtn door den heer B. R. de Breuk, des avonds 71 uur.
Met leedwezen vernemen wij, dat Z. Exc. de Vice-
Admiraal D. Bijl de Yroe, directeur en kommandant der
marine alhier, met primo Mei a. s. zal vervangen worden.
De felle brand, die voor eenige dagen in het deel
van Overijssel, Twenthe geraamd, heeft gewoed, heeft eene
schade van meer dan ƒ40,000 doen ontstaan. Van on
derscheidene zijden werd, na het vernemen dier ramp, ver
zekerd, dat door de Algemeene Maatschappij van Brand
waarborg en Verzekering Ultrajedum te Zeijst eene geduchte
schade was geleden. Thans zijn wij echter in staat gesteld
met voldoende zekerheid te kunnen berigten, dat de schade
der gebouwen, geraamd op 30,000 slechts voor een
twaalfde gedeelte door genoemde Maatschappij wordt ge
dragen terwijl de goederen, waarvan voor ongeveer j 11,000
is beschadigd, voor iets grooter gedeelte bij gemelde
Maatschappij waren verzekerd. Een groot deel der verbrande
goederen toch, was door de directie van Ultrajedum bij
andere Maatschappijen herverzekerd.
Bij de Vereeniging van Assuradeuren te Amsterdam, is
het berigt ontvangen, flat door haar agentschap te Batavia,
op den 6 Nov. 11. aan den gouverneur-generaal van Nederl.
Indiii een rekwest is ingediend, strekkende om Z. Exc. aan
dacht te vestigen op de ongenoegzame kustbebakening,
kustverlichting en op de hoogst noodige verbetering van het
loodswezen, over geheel de Javakust, en om Z. Exc. te ver
zoeken, zoo veel mogelijk in deze gegronde bezwaren te voor
zien. Ettelijke schepen, wier vergaan of aan den grond zeilen
grootendeels aan genoemde oorzaken mag geweten worden, zijn
daarbij opgenoemd, als zoo vele bewijzen tot dringende verbe
tering. De navolgende rampen hebben onder die omstan
digheden gedurende het jaar 1861 plaats gevonden:
Het Ned. schip Tivee Anthonij's, kapt. C. v. Rijn v. Alke
made, strandde den 6 Febr. jl. in Straat Sunda, bij Anjer;
Het Ned. schip Christina Helena, kapt. Tjebbes, stiet den 8
Junij jl. op Neptunus Rif, in het gezigt van Batavia;
Het Ned. schip Agatlia Maria, kapt. W.B.v.Zijl, stiet den 18
Junijjl. beoosten Karang Bollang, in het gezigt van Tjilatjap;
Het Ned. schip Vriendentrouw, kapt. D. Grevelink, stiet den
10 Julij jl. op het rif van Pamanoekan
Het Ned. schip Julie Claire, kapt. A. v. Oosteroom, stiet den
20 Oct. jl. bij Maneters Eiland, in de nabijh. der reede vanBatavia;
Het Ned. schip Josepha Louisa, kapt. A. Muyssen, stiet den
21 Oct. jl. op de Z. W. zijde van het rif van het Wapen van
Parmer end, in het gezigt van Batavia;
Het Ned. schip Loopuijt, kapt. M. v. d. ~Wal, stietden 30Oct.jl.
bij het eilandMonnikendam, inhetgezigtderreedevan Batavia.
Het is bekend dat de Mechelaars door gansch België
den naam van maanblusscliers voeren, uit hoofde ze eens,
in den waan verkeerende, dat de opgekomen maan niets
minder was dan brand in den Romboutstoren, met spuit
en brandladder waren aangesneld, om dien gloed te blusschen.
Dat was op den 3 Jannarij 1862 reeds eene oude, oude historie.
Op dien datum snelt de torenwachter op Utrecht's Dom,
terwijl alles duister om hem is, naar zijne verhevene stand
plaats en ziet in het oosten, door nevel en nacht, een hel
deren gloed, die niets anders kon zijn dan brand. Spoedig
schettert zijn trompet den noodkreet, en uit alle wijken der
stad, uit oost en west, uit zuid en noord, schiet ieder toe
naar de aangeduide plaats, de mostaardfabriek van den heer
J. J. Pabst. Elet is niet alleen de Utrechtsche burgerij
die aansnelt, maar de brandweer, ijverig als ze is, rukt aan
met hare spuiten, de schutterij komt in 't geweer, en de
autoriteiten blijven niet achter.
Er was nogtans gelukkig geen tooneel van verwoesting;
de gloed, die den torenwachter zoo veel gerucht had doen
maken, was de gloed van de zon.
Niet het minst koddige bij dit geval is, dat de Nieuwe
Utrechtsche Courant, Handels- en Effectenblad, dien brand
in hare kolommen heeft vermeld, en er heeft bijgevoegd:
dat men dien brand spoedig meester was" en dat hij wei
nig schade heeft aangerigt."
Helaas, de gloed der zon voor altijd verdoofd
Door Z. M. den koning is voor eenigen tijd eene
commissie benoemd, bestaande uit de heeren Schimmel-
penninck van der Oye, Delprat, Gevers Deynoot en Ju-
nius van Hemert, belast met het instellen van een onder
zoek naar hetgeen aanleiding heeft gegeven tot het in den
laatsten tijd voorgevallene aan de koninklijke Academie
te Delft en met het voordragen van raadgevingen in het
belang dezer inrigting. Deze commissie heeft van hare
bevinding verslag uitgebragt, met welk verslag, nadat
Z. K. H. prins Hendrik der Nederlanden, beschermheer
der akademie, daaraan zijne goedkeuring had geschonken,
Z. M. zich wel heeft gelieven te vereenigen. Hoofdzake
lijk komen de raadgevingen daarop neder, dat de akademie
spoedig weder geopend worde en aan eene commissie
worde opgedragen, zich met de regering te verstaan tot
eene algeheele reorganisatie der akademie. De kweekelin-
gen zijn, ten gevolge daarvan, opgeroepen tot bijwoning
der lessen, zijn den 21 dezer weder aangevangen.
Naar men verneemt, zullen de matrozen op 's Rijks
schepen met buksen gewapend worden, om des noods als
scherpschutters dienst te doen.
Even als ten vorige jare, is door den minister van
Oorlog bepaald, in alle garnizoensplaatsen, waar militaire
bezetting ligt, de kazerne-lokalen*te doen verwarmen.
O O
Zr. Ms. korvet Prins Maurits der Nederlanden, komm.
kapt.-luit. ter zee H. Kemper, is den 6 Jan. jl. te Santa-
Cruz op Teneriffe aangekomen en zou den 9 daaraanvol
gende zijne reis naar Rio-Janeiro voortzetten. Aan boord
was alles wel.
Naar wij vernemen, heeft de rederijkerskamer Kunst
kweekt Kennis te Zijpe, dezer dagen eene buitengewone
vergadering gehouden, ten voordeele van de Diaconie-
armen van de verschillende gezindten dier gemeenten, waar
van de zuivere opbrengst is geweest de aanzienlijke som
van 380.
Sedert 8 dagen ligt in de omstreken van Leeuivardcn
O O
eene laag sneeuw, die bij de thans ingevallen vorst tot een
korst is gevormd. Dit is opmerkelijk, omdat het op andere
plaatsen, althans voor zoover de berigten luiden, niet heeft
gesneeuwd.
Een regerings-telegram, gedagteekend Buitenzorg 13
December, luidt:
Bevredigende berigten van Bandjermasin. Bemagtiging
van Tongka. Hidavat schijnt toebereidselen te maken, om
uit zijn schuilhoek te voorschijn te komen.
De scliout-bij-nacht J. May is den 2 Dec. aangekomen.
De jongste berigten uit het buitenland zijn in de jongste
dagen al zeer weinig belangrijk geweest. De vrijverkla
ring der amerikaansche gezanten van het Zuiden en de
gevolgen van die gebeurtenis, worden nog steeds besproken,
doch daar de hoofdzaak bekend is, verliezen de bijzonder
heden al te veel van hun gewigt om op den duur de aan
dacht te boeijen.
In Frankrijk ziet men belangstellend uit naar de ope
ning der kamers, niet, omdat men van de werkzaamheden dier
staatsligchamen zooveel heil voor het land verwacht, maar
omdat de keizer bij die gelegenheid eene redevoering zal
uitspreken, waarin men eene en andere bijzonderheid om
trent Italië, Rome en Venetië denkt aan te treffen. Som
migen verzekeren zelfs, dat nu weldra de tijd aangebro
ken is, dat Rome door de fransche troepen ontruimd zal
worden. Doch dit gerucht verdient eene genoegzame be
vestiging.
- Te Borgerliout in de provincie Antwerpen heeft een
ernstige diefstal plaats gehad. De volgende bijzonderheden
worden door de belgische bladen daaromtrent medegedeeld.
In den vroegen morgen verscheen er, kort na het vertrek
van den man des huizes, een persoon, van een jongeling
vergezeld, aan de achterdeur van het huis en kwam de
keuken binnen. Terstond greep de misdadiger de vrouw
bij de keel en eischte van haar het geld, dat zij daags
te voren voor het verkoopen van aardappelen ontvangen
had. Op het hulpgeschrei der vrouw begon hij haar te
dreigen met den dood, als zij hem niet terstond afstond
wat hij eischte. Hij bragt haar met haar gelaat nabij
het vuur, zoodat zij zelfs brandwonden bekomen heeft.
Tengevolge van die barbaarsche behandeling, wees de
vrouw eindelijk het geld, dat zij in huis had; de dief
eigende het zich toe, en verliet daarop de woning met
zijn makker, die inmiddels gewaakt had over de kinderen,
opdat deze geen burengerucht zouden maken.
Te Londen is sedert kort eene verblijfplaats voor uit
gehongerde en zwervende honden ingerigt. Zij bestaat uit
drie groote stallen, heeft een afzonderlijken geneesheer en
oppassers, die eiken avond de straten doorkruisen om can-
didaten voor het gesticht op te loopen. De Spectator zegt:
Als dit zoo voortgaat, dan zal men met der tijd ook een
hospitaal voor ezels zien verrijzen, want daaraan heeft de
maatschappij blijkbaar gebrek. Het is eene schande, eene
satyre op de menschheid, dat met de intelligente beesten
wordt gedweept, en daarentegen iederen dag gemiddeld een
mensch per dag te Londen van honger omkomt.
Te Berlijn is eene maatschappij van verzekering
tegen rattenschade opgerigt, welke zich ten doel stelt, niet
slechts de ratten zooveel mogelijk te verdelgen, maar ook
de schade, door dat ongedierte aangerigt, te vergoeden.
In een brief uit Constantine wordt gemeld, dat men
daar dezer dagen in het stuk Cora of de Slavernij eene
levende leeuwin ten tooneele bragt; de toejuichingen des
publieks over dien inval, waarvan de eer geheel aan den