BUITENLAND.
Tjasink weder eene voorstelling in het lokaal Tivoli alhier
aankondigen. Inzonderheid meenen wij nogmaals de aan
dacht van kunstminnaars er op te moeten vestigen, dat door
de jonge jufvr. Henriette Roobol eene eerste proeve van
haren schoonen aanleg zal worden geleverd. Wij wenschen
de directie, die niets onbeproefd laat om het kunstminnend
publiek ter dezer plaatse hoogst belangrijke uitvoeringen te
leveren, een druk bezoek op den avond van uitvoering toe.
Omtrent het tooneelstuk de Erfenis en de opvoering daar
van op den Amsterdamschen Schouwburg, wordt in het
Handels en Effectenblad van 3 dezer het volgende gezegd
Het is een allerliefst tooneelspel van von Kotzebue, dat
eene herhaalde opvoering wel waardig is. De dames
Thiensma-Rinkes en Picéni en de heeren Roobol, Vink
en Wijnstok speelden uitmuntend en de jongejufvrouw
Henriette Roobol, wij kunnen haar geene loftuitingen
genoeg toezwaaijen. Dat zij natuurlijk speelde spreekt van
zelf; bij eene eerste proeve kan een meisje van haar leef
tijd niet onnatuurlijk zijnhierover behoeven wij dus niet
te roemen; maar zij speelde met eene losheid en onge
dwongenheid en eene vrijmoedigheid, die wij niet hadden
durven verwachten. Het deed ons regt veel genoegen,
dat zij met zoo daverende applaudissementen werd toege
juicht, waarvan een groot gedeelte ook den heer Roobol,
haar vader, toekwamen.
Naar wij vernemen, zal op Vrijdag a. s, in het
gebouw voor volksvoorlezingen in de Nieuwstad, de spreek
beurt vervuld worden door den heer K. Lastdrager, des
avonds ten 7 ure.
Wij vernemen, dat de stoom-sleepbootdienst voor onze
zeegaten en de haven alhier, met één sleepboot zal worden
vermeerderd. Deze boot zal den naam dragen van Noordzee
en als gezagvoerder wordt genoemd iemand, met nameBakker.
Hoogst belangrijk voor deze haven en voor de scheepvaart
mag dit berigt genoemd worden, omdat hierdoor beter nog
dan thans voor de sleepdienst kan gezorgd worden.
Wegens de benoemingen der heeren Thorbecke,
Olivier, Betz en Meeuwsen tot ministers van Binnenl.
Zaken, Justitie, Finantiën en R. C. Eeredienst, houden
zij op leden te zijn van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal. Tengevolge daarvan moeten nu verkiezingen
plaats hebben en wel te Deventer en te Breda voor één
lid en te Rotterdam voor twee leden. De dag der ver
kiezing is bepaald op Dingsdag 25 Februarij en, des
noodig, de herstemming op 11 Maart daaraanvolgende.
Volgens het jongste nommer van het tijdschrift:
Nieuwe Bijdragen voor Onderwijs en Opvoeding,zijn bij
de openbare scholen hier te lande 126 hulponderwijzers-
plaatsen vacant, behalve die, waarvoor in dit nommer
geene oproepingen zijn geplaatst.
Door eenige vrienden en vereerders van den onlangs
ontslapen onderwijzer P. K. Görlitz is het plan opgevat om
op het graf van den man, die door mond en pen zooveel
voor het vaderlandsch schoolwezen heeft gedaan, een ge-
denkteeken op te rigten.
Volgens schrijven in het Handels- en Effectenblad
van den 5 dezer, is de echtgenoot van den heer S. te Texel,
gedetineerd te Vlissingen, voortvlugtig en wel naar Engeland.
Z. M. heeft den schout-bij-nacht G. Vogelpoot eer
vol ontheven van de betrekking van kommandant der
zeemagt in Oost-Indië, en hem met den lsten dezer maand
bevorderd tot vice-admiraal.
Zr. Ms. instructie-vaartuig Propatria, comm. luit. ter
zee 1ste kl. P. van Lelyveld. zal in de volgende week
van het Nieuwediep naar Harlingen vertrekken en aldaar eeni-
gen tijd gestationeerd blijven. Als offic. van gezondh. is
aan dezen bodem toegevoegd de offic. van gezondh. 3de kl.
J. Meijers.
Naar men verneemt, zijn den 6 dezer van Zr. Ms,
wachtschip te Hellevoetsluis overgeplaatst de offic. van gez.
3de kl. C. J. van Stockum en J. F. Boeck, de eerste
naar het Marine-Hospitaal alhier om voor het examen
van offic. van gez. 2de kl. gedetacheerd te worden; de
laatste op het wachtschip alhier.
Naar wij vernemen, is in de vorige maand door de
onderwijzers der lagere scholen in de Zijpe en eenige om
liggende dorpen eene afdeeling opgerigt van het Nederlandsch-
Onderwijzers-Genootschap. Deze afdeeling telt aanvankelijk
8 leden en houdt hare vergaderingen aan de Schagerbrug.
Uit 's Gravenhage wordt gemeld, dat den 2 dezer,
's avonds ongeveer 11 ure, in het Oosten een schitte
rend rooden gloed is gezien, die een kwartieruurs later
verdween, terwijl in den morgen van den 3 en 4 dezer
omstreeks 6 uur, uit het Noorden in de rigting naar het
Westen, onderscheidene felle bliksemstralen zijn waarge
nomen, hetgeen door deskundigen in dit jaargetijde en
bij de sedert eenigen tijd heerschende weersgesteldheid,
als een buitengewoon verschijnsel wordt aangemerkt.
In de provincie Friesland heeft men thans nagegaan,
dat aldaar dezen winter, hoe kort het ijsvermaak ook slechts
duurde, 26 personen daardoor verdronken zijn.
Den 30 Jan. is de visser D. de R., die met zijn
schip ten noorden van West-Kapelle bezig was te visschen,
bij het uitwerpen zijner netten over boord geslagen en
een prooi der golven geworden. Op het zien van dit
ongeluk, was de overige bemanning dadelijk met lijnen
ter hulp gesneld, doch het konde niet meer haten, de
ongelukkige was reeds gezonken. Eene weduwe met zes
kinderen betreuren een oppassend man en vader, die hun
eenige steun was.
Zekere J. N., die zich voor eenige maanden vrijwil
lig in de militaire dienst begeven en later voor Oost-
Indië overgeteekend heeft, was met eenige dagen verlof
te Andel. Eenige dagen over zijn verlof blijvende en een
tegenzin in de dienst gekregen hebbende, kwam hij op
het denkbeeld, twee zijner voorste vingers af te kappen,
vermeenende hierdoor van de dienst te zullen vrijkomen.
Deze daad en vroegere verkeerde handelingen worden
toegeschreven aan het misbruik van sterken drank. Naar
men verneemt, is hij door de marechaussées te Woudrichem
gearresteerd.
In de kerk te Ellccom is het Zondag 11. rustiger
toegegaan dan men over het algemeen verwacht had. Het
kerkbestuur had de deur laten sluiten, om die niet dan
kort vóór den aanvang der godsdienstoefening te openen,
maar van wege graaf Bentinck werd die reeds vóór
zonsopgang opengemaakt, tot verbazing van degenen, die
haar gesloten hadden en in de meening verkeerden, dat
niemand die sluiting kon opheffen. Reeds ten 7 ure namen
sommigen bezit van hunne plaatsen. Toen de godsdienst
oefening zou aanvangen, verscheen de predikant niet, maar
kwam er eene boodschap van den voorzanger, dat er niet
zoude gepredikt worden. De menigte zag zich dus wel
verpligt het kerkgebouw te verlaten. Er waren een acht
tal rijks- en andere veldwachters (ook uit Arnhem) tegen
woordig; dientengevolge onthield men zich zeker van
luidruchtige demonstratiën, waartoe anders bij sommige
min vredelievende ingezetenen wel neiging scheen te be
staan. Zelden aanschouwde men zulk eene groote schare
in en bij het kerkgebouw als heden (waaronder echter
weinig vrouwen)dat nieuwsgierigheid velen derwaarts
dreef is ligt te denken.
Te Assen is een jong mensch overleden aan eene
slaapziekte. Kort voor zijn sterven werd hij wakker. Op
de vraagof hij nog iets begeerde, vroeg hij om eene predi
kant. Toen deze kwam sliep hij weder. Door zeer sterk
geroep, werd hij wakker en bleef in dien toestand, totdat
het gebed gedaan was. Hij sliep weer in, en stierf.
Aan dezelfde ziekte lijdt aldaar ook eene vrouw. Zij
sliep eergisteren reeds den derden dag achtereen.
Een regerings-telegram, gedagteekend Buitenzorg 30
Dec. 11. luidt:
De keizer van Solo is overleden. De proclamatie van
zijn opvolger heeft in geregelde orde plaats gehad, Over
stroomingen in Bagelen. Voor het overige niets nieuws.
Als een bewijs voor hetgeen wij onlangs aanvoerden, dat
Fran/crijks inwendigen toestand weinig toelaat, dat de keizer
zich in een europeeschen oorlog zou mengen, kan de op
merking dienen, dat de fransche dagbladen in de jongste
dagen bijna hun geheelen inhoud wijden aan de binnen-
landsche politiek. De toestand des rijks, wat betreft de
finantiën, baart aan regering en natie zooveel zorg, dat
aller aandacht daarop in hooge mate gevestigd is. Alen
houdt het thans voor zeker, dat de ontwerpen van den heer
Fould wel zullen aangenomen worden, hoewel meer om de
noodzakelijkheid in den tegenwoordigen tijd, dan wel om
dat men er zoozeer mede tevreden is.
De toestand van Italië is nog steeds zorgbarend. Voor
eerst is do romeinsche quasstie voortdurend een steen des
aanstoots en het heeft der fransche regering tot heden toe
nog niet mogen gelukken dat vraagstuk op te lossen, dien
gordiaanschen knoop door te hakken. Van een andere
zijde baart de inwendige toestand van Italië niet minder
zorg. Het ministerie mist in vele gevallen den steun, die
het behoeft en wordt bedreigd door eene ontevredenheid der
bevolking, die zich op Sicilië vrij luide openbaart.
In Oostenrijk ontbreekt het aan geld en aan strijdkrachten.
De regering heeft in haar officieel orgaan bekend gemaakt,
dat de oorlogzuchtige taal, door een venetiaansch blad op
genomen en verbreid, niet door haar was in het licht ge
zonden, en dat de daarin gevoerde taal de persoonlijke
uitdrukking was van het gevoelen der redactie. Aangenomen
nu de zuiverheid dezer verloochening, kan men daaruit