AMSTERDAM-NIEUWEDIEP. i Zomerdienst, aanvangende 1 Maart 1862, AD V ERTENTI ËNT DAGELIJKSCHE VAART, van af 1 Maart e. k. Z A A ]\T 8 T lt 0 0 M .M 2. DAGELIJKS: Me jufvrouw BLOK de leuning steunende. „Mijnheer de abt," riep hij hem toe, „wilt gij nog eens boven komen?" 13e abt kwam. „Misschien is er middel om u te redden, stemt gij er in toe dat ik u opereer?" „Maar, goede God, heer doctor," antwoordde de abt, zich vlug van hoed en stok ontdoende, „daarvoor ben ik haar Parijs ge komen. Opereer zoo yeel gij dienstig zult achten „Misschien zullen wij echter een nuttelooze poging doen, en de operatie zal lang en smartelijk zijn." „Opereer, opereer, heer doctor, ik zal alles kloekmoedig doorstaan. Mijne arme gemeente zoude er zoo dankbaar voor zijn!"... „Welnu, gij zult u naar het Idotel Dieu, zaal Sainte-Agnès begeven. Gij zult daar uitmuntend gehuisvest zijn, en de zusters zullen het u aan niets laten ontbreken. Heden avond en morgen moet gij goed uitrusten en overmorgen ochtend".... „Zoo als gezegd is, heer doctor, ik dank u." Dupuijtren schreef eenige regelen op een stuk papier, dat hij den priester ter hand stelde. Deze begaf zich naar het hospitaal, waar ieder zich om het zeerst beijverde hem van dienst te zijn. Hem werd een klein ledikant met heldere gordijnen aangewezen. Ieder over-laadde hem met kussens, versterkingen, enz. De kleine priester wist niet hoe zijn dank te uiten. Op den ochtend, welke na den volgenden dag aanbrak, waren de vijf of zes honderd leerlingen, welke iederen dag de les des meesters volgden, naauwelijks verzameld, toen Dupuijtren binnen trad. Hij begaf zich dadelijk, vergezeld van dit indrukwekkend gevolg, naar het bed van den priester, en de operatie nam een aanvang. Dupuijtren sneed met ontleedmes en scharen. Zijne stalen tan gen peilden de wond en haalden de vezelen terug, welke hij boog en vervolgens vast hechtte. Daarna nam de zaag knersend debedorvene deelen van het onderkakebeen weg, De sponzen hielden, door juist aangewende drukking, het bloed terug, dat er bij stroomen uitvloeide. De kunstbewerking duurde vijf en twintig minuten. Op het gelaat van den geestelijke was geene verandering zigtbaar. Alleen toen de gemoederen van hen, die hem omringden, ademloos uit aan dacht en vrees terugweken, en Dupuijtren tot hem zeide: „het is gedaan," was hij een weinig bleek... Dupuijtren legde zelf het verband. „Ik geloof, dat alles goed zal gaan," sprak hij op vrien delijken toon. „Hebt gij veel pijn gehad?" „Ik heb getracht aan iets anders te denken," antwoordde de priester. Hij zweeg. Dupuijtren zag hem een oogenblik in gedachten verzonken aan.... vervolgens schoof hij de witte gordijnen van het ledikant digt, en de visite ging verder. De priester was gered. lederen morgen ging Dupuijtren, in de zaal komende, tegen zijne gewoonte de eerste bedden voorbij en begon zijne visite bij zijn geliefkoosden zieke. Later toen deze mogt opstaan en rondwandelen, begaf Dupuijtren na afloop der visite zich tot hem en maakte arm in arm een gelijken tred houdende met den in beterschap toenemenden kranken eene wandeling met hem door de zaal. Voor degenen die de on verschillige hardheid kende, waarmede Dupuijtren gewoonlijk zijne zieken behandelde was deze ommekeer, in zijn gedrag onbegrijpe lijk. Toen de abt weder in staat was de reis te doen nam hij af scheid van de zusters en van den doetor, en begaf zich weder naar zijne gemeente. Eenige maanden later, zag Dupuijtren, in het Hotel Dieu komende, den abt naar hem toe komen, welke hem in de zaal Sainte-Agnès wachtte. Hij droeg nog steeds zijn zwarte kleeding, maar luj was bedekt met stof, en zijn schoenen met gespen waren geheel wit: men kon het hem aanzien dat hij een langen weg te voet had afgelegd. Aan den arm droeg hij een gevlochten mand, welke hij goed met touwen had vast gemaakt, en waaruit stukjes stroo te voorschijn kwamen. Dupuijtren begroette hem zoo hartelijk mogelijk, en vroeg hem, na zich te hebben overtuigd dat de operatie geene nadeelige gevolgen had gehad, wat hij te Parijs doen kwam. „Heer doetor," antwoordde de priester, '„liet is heden een jaar geleden, dat gij mij hebt geopereerdik heb den zesden Mei niet willen laten voorbijgaan, zonder u te bezoeken, en ben op het denk beeld gekomen, u een klein geschenk aan te bieden. Ik heb in mijn mand twee mooije hoenders uit mijn kippenhok, en peren uit mijn tuin, zooals gij ze niet te Parijs eet. En nu moet gij mij beloven, maar gij moet het ook doen, om van alles wat te zullen proeven." Dupuijtren schudde hem vriendschappelijk de hand. Hij wilde den goeden grijsaard bij zich aan tafel noodigen, doch deze weigerde zulks, ofschoon het hem moeite kostte. Zijne oogenblikken waren geteld, zeide hij, en hij moest zoo spoedig mogelijk naar.... terugkeeren. Twee jaren achtereen, zag Dupuijtren op den zesden Mei de priester tot zich komen, steeds voorzien van zijn mand en zijne hoenders. Hij ontving die bezoeken met ontroering. Na dien tijd, openbaarde zich bij Dupuijtren de eerste kiemen der ziekte waarvoor zijne wetenschap, veel omvattend als dezelve was, de vlag moest strijken. Hij vertrok naar Italië, maar zonder hoop door die reis, welke de faculteit hem had aangeraden te on dernemen, gered te worden. Toen hij in de maand Maart 1834 in Frankrijk terugkeerde, scheen zijn toestand te zijn verbeterd; maar die verbetering was slechts schijnbaar, en Dupuijtren gevoelde het maar al te goed. Hij gevoelde, dat hij ging stervenen had zijne dagen geteld. Zijn karakter werd achterhoudender en som berder, naar mate hij het noodlottig tijdstip naderde. Waarschijnlijk dat in die laatste en droevige uren, die eenzaam heid, die hij in zijn binnenste moest gevoelen, die hij zichzclven zoolang had bereid en welke hem nu in het aangezigt des doods bragt, hem eene plegtige waarschuwing gaf. Eensklaps roept hij M..., zijn aangenomen zoon, die in een na- bijzijnd vertrek bij hem waakte. „M...." zeide hij, „schrijf!" Aan (len heer**' 'postuur in de geratelde bij Nemours, (Seine et Marne). Mijn Kaarde alt! Op zijn beurt heeft thans de geneesheer u noodig. Kom spoedig; gij zoudt anders te laat kunnen komen. Uw vriend, Dupuijtren." De kleine priester kwam zoo spoedig mogelijk. Hij bleef een langen tijd met Dupuijtren alleen. Niemand wist wat tusschen hen werd gesproken, maar toen de priester uit de kamer des ster venden kwam, waren zijne oogen vochtig en uit zijne wezenstrekken spraken liefde en zachtmoedigheid. Den volgenden dag, liet Dupuij tren de aartsbisschop van Parijs bij zich komen. Het was de 8ste Februarij 1835. Dupuijtren stierf. Op den dag der ter aarde bestelling was de lucht van den morgen af met graauwe wolken bedekt. Een fijne aanhoudende regen, met sneeuw vermengd, deed zich gevoelen aan dc tallooze menigte, die de plaats Saint-Germain-i'Auxerrois en de groote hof van het sterfhuis vervulde. De kerk Saint-Eustace konde naauwelijks de lijkstoet bevatten. Na de lijkdienst, droegen zijne leerlingen de kist grafwaarts. De kleine priester volgde den stoet, en weende. Mogen zij die deze regelen lezen geene dogmatische bedoeling in dezelve zien, en zich niet bezig houden met het zoeken naar het denkbeeld van hem, die dezelve ter nederschreef. Hij verhaalt deze geschiedenis eenvoudig zooals zij hem verhaald is, zonder er eenig denkbeeld van overtuiging of onderwijzing aan te verbinden, omdat het eene gebeurtenis is, die in betrekking staat tot een groot man. Door Gods goedheid bevallen van eene welgeschapen Dochter, ENGELTJE VAN GELDERgeliefde Echt- J. B. VAN AMERONGEN. Nieuwediepden 23 Februarij 1862. Ter bijwoning van dc ïmïtengewone vergadering van het Gezelschap ERNST EN SCHERTS, te houden in TlV©tb3op 3 Maart 1862, zijn voor hen, welke op de lijsten nog niet hebben geteekend, tegen betaling, toegang-kaartjes te bekomen bij de leden A. DENIJS, F. SNEL. genoot van Uit ZWOLLE 's morgens zeven ure. Uit AMSTERDAM 's morgens elf ure. In Correspondentie op deSïoIS. en 51 hijn-Spoort reinen, op de StoonDbooten naar Hoorn, 5* urinerend, Alkmaar, en üieinvfiiiep. Per lïilig-enee in directe verbinding over Zwartsluis met SteenuljkMejipel HooseveenAssen Veemiaiii en Groningen, en over Geiieiiiuideri van af 15 maart met Maiitperi. STO OMR ADER J AGT tot nadere aankondiging Van Amsterdam naar het Nieutcediep *s namiddags ten 5 ure. 'i Alkmaar idem 's avonds 81 Van het Nieuwediep naar Amsterdam 's nachts ten 12 ure. Alkr, idem s morgens verlangt ten spoedigste eene T W E E O E M E D.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1862 | | pagina 3