"V"eimootschap Holland. BUITENT, AND. J)e berigten uit Aft/. Indië behelzen hoofdzakelijk het berigt van j iie reis van den gouverneur-generaal naar Midden- en Oost-Java. Algemeen belooft men zich van die reis goede gevolgen voor de welvaart der kolonie. Z. Exc. is den 3 Junij te Samarang aange komen en heeft de volgende dagen, onder meer andere aangelegen heden, zich bezig gehouden met het bezoeken der vlakten, waardoor men voornemens is een spoorweg aan te leggen. Overigens bepalen zich de berigten tot de mededeeling van nadere bijzonderheden, nopens het gebeurde met het stoomschip Beteh. "V oor wie het belangrijk rapport van den kommandant, den luit. ter zee 1ste kl. jhr. M. W. Bowier, niet gelezen heeft, zal het volgende uittreksel voorzeker niet onbelangrijk zijn. Het stoomschip Beteh heeft den 28 April jl. bij de <S««ye;'-eilanden (Jlenado) een scherp gevecht met de zeeroovers geleverd. De kom mandant zond tweemalen achtereen eene verkenning uit, door middel van eene gewapende sloep. Toen men zich overtuigd had, dat zich op eene der eilanden, in de baai van Lobo, zeeroovers bevonden, stoomde men nabij den zuidkant van het eiland. De booten werden allen te water gelaten en plaatsten zicli tusschen de stoomboot en den vasten wal, om, onder bedekking van het geschut van het vaartuig, met kanon- en geweervuur, deu vijand meer van nabij afbreuk te doen en weldra het gevecht op het land voort te zetten. Maar, op het oogenblik, toen de barkas den grond raakte, ontving de luit. ter zee 1ste kl. H. L. Jolly eene doodelijke kogelwond aan het hoofd en stortte bewusteloos neder, en werden in deze en de overige sloepen, die gezamentlijk met 57 koppen waren bemand, onderscheidene personen meer of minder zwaar gekwetst. Onder het gestadig vuren van den vijand, was de off. van gez. G. A. H. van Ewijk, die zich mede in een der booten bevond, kalm en be daard bezig met het verbinden van den matroos J. M. van Teefelen, die gevaarlijk in den buik werd getroffen, en van de andere gekwetsten. Na het sneuvelen van den luit. ter zee 1ste kl. Jolly, werd de luit. ter zee 2de kl. jhr. E. E. de Brauw, door den kommandant met het kommando over de op nieuw uit te zenden flotille belast. Onder een driewerf „hoezee!" en „leve de koning!" sprongen onze dapperen op den wal en stormden op den vijand los. "Reeds bij die landing werden onderscheidenen der onzen gekwetst. De vuurstoker lste kl. K. E. B. Aulrage sneuvelde. Onder bevel van de luits. ter zee 2de kl. de Brauw, de Gelder en Joekes, werd nu weldra het strand van de roovers gezuiverd, de rooverspraauwen werden verbrand; de wapens en kanonnen werden buit gemaakt en ver scheidene door de roovers geroofde mannen en vrouwen, ten getale van 62, bevrijd. Twee roovers vielen in handen der onzen, 20 a 30 zijn er gesneuveld. Nadat men zich genoegzaam overtuigd had, dat in den nacht, volgende op het beschreven gevecht, de roovers het, eiland, al zwemmende en met achterlating van al hun goed, hadden verlaten en nadat men de lijken der gesneuvelden op den wal, waar de duur gekochte zege was behaald, had ter aarde besteld, zette men koers naar Ternate. Daar kwam het stoomschip, met drie veroverde rooversvlaggen onder de Hollandsche vlag gelieschen, de reede van Ternate op; daar werden de zieken ter behoorlijke verpleging aan wal gebragt, de twee gevangen roovers in het fort opgenomen en de geroofde menschen der zorg van den resident aanbevolen. Men leest in het Handels- en Effectenblad van Maandag 21 Julij 1862, (Tweede Editie): Als ijverige voorstanders van doeltreffende middelen om armoede te voorko men, kan het ook wel niet anders, of wij moeten welingerigte, en op soliede grondslagen berustende, „maatschappijen van levensverzekeringen/' en vooral wanneer deze hare heilrijke hulpbronnen hetgeen slechts zeldzaam het geval is ook voor den bubgejrman genaakbaar stellen, in onze krachtige be scherming nemen. Lang genoeg hebben wij het betreurd, dat de heilrijke vruchten van zoodanige instellingen uitsluitend door de gegoede standen konden geplukt worden; langen tijd hebben wij den wensch gekoesterd, dut ook eens voor den burgerman eene zoo doortastend nuttige hulpbron zou worden geopend; eindelijk zagen wij dezen onzen innigeu wensch door de oprigting van de Yennootschap Holland verwe zenlijkt! \Vij zouden dus ook gelooven aan eene onzer eerste pligten te kort te doen, wanneer wij verzuimden, om, van tijd tot tijd, den burgerstand, en vooral den nijveren werkman, aan het. bestaan der Vennootschap Holland te herinneren, en hem indachtig te maken op de hulp en medewerking, die zij dus van daar hebben te verwachten, om het lot hunner dierbaarste betrekkingen, ook na kannen dood, tc verzekeren. Zoo lang er immers geene zoo zegenrijke gelegenheid voor den fatsoenlijken, maar minder met tijdelijke goederen geze- genden, burgerstand bestond, kon men die slechts beklagen; thans zou het een onvergcefelijk vergrijp van den publicist wezen, te verzuimen, ook dien stand voor oogen te stellen, dat het eene gewetenszaak ware, wanneer hij mogt in gebreke blijven, van de hem bekende en bij herhaling aangewezen gelegenheid gebruik te maken. Wij onderschrijven dan ook met overtuiging de woorden in een vlugschrift der Vennootschap Holland voorkomende, cd luidende als volgt: „Levensverzekering," zegt menig ambachtsman, kleinwinkelier, kantoorbediende, ambtenaar, enz. „levensverzekering ligt niet onder mijn hereik, en zou die ook wel voor mij vau zooveel nut en voordeel zijn?" „Doch zouden zij het nut en voordeel, dat in de levensverzekering gelegen is, wel eens kennen Zonden de meesten wel eens de heteekenis van het woord levensverzekering juist weten?" „De ervaring leert, dat velen er zelfs de heteekenis niet van kennen, veel minder het nut daarvan inzien." „Dc plaatsruimte laat hier niet toe, om in brecdc beschouwingen te vervallen; met enkele trekken willen wij echter trachten voor allen duidelijk te maken, wat levensverzekering is en het nut dat daaruit, vooral door den burgerman, kan worden getrokken." „Hoedanig onze maatschappelijke toestand ook zijn moge, rijk of onbemiddeld, dit hebben wij toch allen gemeen: ons leven zal weldra een einde hebben; de verstandigste kan niet weten wanneer; niets is echter zekerder, dan dat dit onzekere oogenblik eens voor ieder onzer zal geboren worden. En wie heeft hij die gedachte niet wel eens nagedacht over de belangen van zijne dierbaarste betrekkingen, die hij hier moet achterlaten! „Brave huisvader! die uwe vrouw en kinderen hartelijk liefheht, die daarvoor dagelijks blijmoedig uw werk verrigt, en uwe taak, die u anders voorzeker menigmaal zwaar vallen zou, nu ligt acht, omdat gij ziet, dat door uwe in spanning, het stoffelijk welzijn der uwen wordt gegrondvest of gewaarborgd, wat zal uwe. ervaring zijn, wanneer gij eens op uwe stervenssponde nederligt, vudr dat het toekomstig lot van al de uwen is verzekerd? Vreesclijk denkbeeld, dat zich dan in uwe ziele zal opdoen: „met mijnen dood houdt de bron van bestaan en van welvaart voor de mijnen op, en wordt mijn arbeid van jaren ijdel. Van hoe menig braaf huisvader zou deze ervaring gelden, wanneer hij eenigen tijd na ziju overlijden zijne oogen eens opsloeg en zijne achtergelatene betrekkingen beschouwde! Hij zorgde bij zijn leven, zoo veel in zijn vermogeu lag, voor zijn soms talrijk gezin; maar, met zijnen dood hield met een de bron op, waardoor hij in hunne behoeften voorzag, want.... hij was onbemiddeld, hij kon de zijnen, van zijne soms geringe verdiensten, niets achterlaten en, met zijnen dood, werd in eenen korten tijd verwoest, waaraan hij soms jaren had gearbeid. YTan evenveel belang is de levensverze kering voor ougehuwden; hoe menigeen toch heeft de taak op zich genomen, voor hulpbehoevende of gebrekkige ouders, broeders of zusters te zorgen, en zonden deze zich niet evenzeer, ja misschien nog meer, door diens dood tot de diepste armoede gebragt zien! „Om dit rampzalig lot der uwen te voorkomen, daarvoor nu strekt de Levens verzekering. Door wekelijks eene betrekkelijk zeer kleine premie te betalen, kunt gij aan uwe vrouw of kinderen, na uwen dood, óf eene vaste som verzekeren, die hun in eens zal worden uitbetaald, öf hun een wekelijksch inkomen verzekeren, dat hen alsdan voor armoede zal bewaren. Vroeger bestond er voor den burgerman hiertoe geene gelegenheideene Lcvensverzekerings-Maatschappij was voor hem niet toegankelijk: hij toch was met den besten wil niet in staat in ééns of bij groote gedeelten de vercischte premiën, ter verkrijging van eene zekere som in eens, of een wekelijksch inkomen voor zijne vrouw, af te zonderen, en, in deze gedachte, kon en mogt hij berusten; thans echter is die gelegenheid in het leven geroepen door de Vennootschap Holland; door de splitsing der premiën in wekelijksche gedeelten, door de geringe kosten van de polis of het kontrakt, is deze zaak nu onder het bereik gebragt van den burgerman. Voornamelijk, zoo niet uitsluitend, is die Vennootschap opgerigt voor hen, die zoo gaarne iets willen cn nu ook kunnen afzonderen van hun loon of salaris, om voor eigene toekomst of voor die der hunnen tc zorgen. Al gaat dit dan ook met moeite gepaard, als de wil er maar is, dan is altijd het middel wel te vinden. Hoe grootcr de inspanning, des te verdienstelijker de daad en hoe meer zelfvoldoe ning zij geeft. Wat gevoelt de man, die in tijds gezorgd heeft, als hij eenmaal door eene doodelijke ziekte wordt aangetast Hij gevoelt de zelfvoldoening, dat hij gedaan heeft, wat hij kou en moest doen; dat zijn vlijt voor de zijnen, na zijnen dood, niet zal verloren gaan, geen armoede en gebrek het noodzakelijk en onvermijdelijk gevolg van zijn heengaan wezen zal; hij kan gerust het hoofd op de doodspeluw nedcrleggeu, onbezorgd voor de stoffelijke welvaart der zijnen, omdat hij reeds, gedurende zijne gezoude dagen, de middelen heeft gebruikt, welke de Voorzienigheid hem aan de hand gaf. Het weinige, dat hij daarvoor heeft moeten afzonderen, is, in vergelijking met de voordeelen, die daaruit voor de zijnen ontstaan, zeer klein, doch veel mag het ook niet zijn." Zeer wenschen wij, dat deze woorden door die zoo achtenswaardige standen der maatschappij, voor welke deze Vennootschap eigenlijk is in het leven ge roepen, mogen worden behartigd en nagekomen Italië, Duitscliland en Noord-Amerika wekken, door hunne niet onbelangrijke historische feiten der jongste dagen, onze aandacht tot zich. In Italië werden dezer dagen plannen beraamd en van daar werden geruchten verspreid, die aan den eenen kant ernstige bezorgdheid, aan de andere zijde echter hoop op de vervulling van lang gekoesterde wenschen deden ont- o o staan. Dat plan zou bestaan in eene gewapende tusschen- komst van generaal Garibaldi in de rovneinsche quasstie. Deze italiaansche held zou, met een grooter of kleiner aantal dapperen, landen in den Kerkelijken Staat en daar door bijdragen, tot bespoediging van de al te langzame handelingen der europesche diplomatie. Naar men wil, zou de geheele zaak vooraf door Keizer Napoleon, Victor Emmanuel en Garibaldi onderling zijn geregeld; ook zou de verdrijving der indringers bepaaldelijk aan de Italiaan sche troepen worden opgedragen, die daardoor, nevens dc Fransche, vasten voet zouden verkrijgen in de Pauselijke gewesten en later, alleen en uitsluitend als verdedigers van den Heiligen Stoel, zouden optreden. Op die wijze meent men, zonder veel omwegen, op afdoende wijze en met ver mijding van opzien, tot een gewenscht resultaat te komen. Maar of nu het vermelde waarheid bevat? dit is nog eene ernstige vraag. Ook moet men wel in het oog houden, -ïi dat, bedoelde keizer Napoleon op die wijze te handelen, hij dan ook wel, voor genoegzame geheimhouding, zou hebben zorg gedragen. Terwijl wij dit overzigt schrijven, zijn daaromtrent nog geene meerdere bijzonderheden bekend; maar al worden ook naderhand de genoemde geruchten tegengesproken, toch verdienen ze niet geheel en al van onwaarde te worden beschouwd, omdat de keizer, in zulke gewigtige gevallen, veelal op zulk eene wijze, de publieke opinie tracht te polsen of voor te bereiden. In Duitschland is de handelwijze van Pruissen, ten aanzien van Italië, zoo lijnregt in strijd met de staatkundige ge voelens, in Oostenrijk hcerschende, dat onvermijdelijk daar door eene groote mate van verwijdering moet ontstaan. De opmerking, dat het beginsel, dat door de mogendheden, die Italië hebben erkend, is gehuldigd en waarvoor, door geheel het Italiaansche Koningrijk, des noods wordt ge streden, - dat dit beginsel, bij toepassing, verder gaat dan de grenzen van het schiereiland en de vraag: of Pruissen het lijdelijk zou aanzien, als, tengevolge daarvan, ook zuidelijk Tgrol en Triest werd geannexeerd; ze geven den Oostenrijksche bladen ruime stof tot schrijven. Oostenrijk blijft dan ook voor zichzelven volharden, bij de gedachte, dat de onafhankelijkheid van Duitscliland in Italië moet worden verdedigd. Noorcl-Amerika houdt de aandacht van den beschouwer der wereldgebeurtenissen bestendig op zich gevestigd, door 'j den heftigen strijd tusschen slavenhoudende en slavenbe- vrijdende staten. Naar het schijnt, zijn de positiën van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1862 | | pagina 2