DE SULTAN VAN TURKIJE EN ZIJN YOORBEELD. MARKTBERIGTEN. Japanees, gaf zich overwonnen en zeide dat hij genoeg had. „Neen," zeide de Japanees, "Konkesjo - anigato, hayai inigato" (Jou beurt, dankje zeggen, spoedig ook, dankje zeggen). I)e Amerikaan moest toegeven en de Japanees liet hem liggen. Te huis gekomen werd hij doof een geneesheer onderzocht en bevond deze, dat het kakebeen van S. stuk en hij een oog kwijt was. Deze mare werd door een ieder met vreugde vernomen en_zal menig onmenschelijk individu der plaats tot voorbeeld strekken, hoe zich te gedragen. Een verschrikkelijke brand, aangewakkerd door een Z. W. storm, heeft den 8 Mei 11. de Japansche stad verwoest, voor zooverre die in het afgeloopen jaar niet was verbrand. Geen enkel huis van de in 1859 en 1860 nieuw gebouwden bestaat nu meer, behalve eenige brandvrije pakhuizen. De brand ontstond in een klein huisje, staande aan de grens van den vorigen brand, en vernielde in weinige uren de schoonste porcelein-, brons- en lak- winkels, drie groote zijde- en manufactuurwinkels en omstreeks 5 a 600 lcoopmans-huizen. De vlammen sloegen weldra over naai de straat, die het nieuw gebouwde Nederlandsch consulaat van de Japansche stad scheidt, en dat gebouw verkeerde in groot gevaar, daar de storm de vlammen derwaarts dreef. De heeren Mees, Ereij, Caspers, Hoopt, ltab en J. Klein, allen Nederlanders, kwamen terstond den consul ter hulpe, om zijne meubelen en archieven te redden en droegen alles uit het huis, met eene welwillendheid en zorg, die men niet ligt zou verwachten. De gouverneur kwam mede in persoon met eene menigte zijner officieren, om den consul bij te staaii en zijne papieren en goederen te redden. Gelukkig draaide de wind een weinig en namen de vlammen de rigtiug naar het reeds afgebrande gedeelte der stad. Toen de consul aan eenen der Japansche officieren het portret aangaf van HIT. MM. den koning en de koningin, hetwelk door hem was medegenomen, zeide deze officier, toen hij het portret herkende, dat hij een te gering persoon was, om die beeldtenis in handen te nemen en weigerde eerbiedig, om het portret uit het huis te dragen. De schade, door den brand aangerigt, wordt op 20,000 dollars begroot, dewijl eene menigte thee en ruwe zijde, benevens manufacturen, zijn verbrand. Het is te hopen, dat het afgebrande gedeelte in weinig tijds weder zal zijn opgebouwd. Aldaar woonden de rijkste kooplieden en deze hebben gewoonlijk een tweede huis te Jedo gereed liggen, om te worden opgebouwd, zoodra datgene, waarin zij wonen, mogt verbranden. Ook zijn er te Jedo winkels, waar men gemaakte huizen, van verschillende grootten, koopen kan. Deze worden met losse stukken overgebragt en in elkander gezet. De keizer van Anam heeft aan den Franschen schout-bij- nacht Bonard de groote Cochin-Chineesche orde geschonken. Geluk kigerwijze behoeft de heer Bonard ze niet te dragen, want zij bestaat uit twee groote olifantstanden en twee groote rhinoceros- lioornen, waarvan elk eene mans vracht is. -In de Stille Zuidzee heeft men drie, tot nog toe onbekende klippen, ontdekt. De eerste bevindt zich op 22 gr. 52 min. 15 sec. NB. en 178 gr. 48 min. WL. van den meridiaan van Parijs. Het dieplood wijst zes vademen aan. De tweede is op 21 gr. 43 min. Z. en 179 gr. 02 min. 10 sec. W. van Parijs. Deze banken, in den Archipel van Tonga voorkomende, werden opgemerkt dooi de Britsche korvet Pelarus, onder bevel van den commodore Sey- mour. De derde werd gesignaleerd door twee walvischvaarders en is gelegen op 22 gr. 43 min. 5 sec. Z. en 178 gr. 31 min. 10 sec. W. van Parijs. Het is waarschijnlijk, dat er in die streken onder- aardsclie vuurkolken zijn, naardien men heeft opgemerkt, dat er het zeewater warm is enliet voorkomen van eene soort van opborreling heeft. Men zal zich herinneren, dat bij den dood van den sultan van TurlcijeAbd-ul-Medjid, algemeen gezegd werd, dat er talrijke'her vormingen in het rijk van Mahomet te geinoet werden gezien. Men deed het zelfs voorkomen alsof geheel Turkije binnen een jaar in een europeesch kleed gestoken zou zijn. De nieuwe sultan zou voor die hervormingen den toon aangeven, door het leger op europeschen voet te brengen, den harem, met geheel den vrouwelijken nasleep, voor goed af te schaffen, en bezui nigingen in te stellen, om den grooten schuldenlast, waaronder den staat gebukt ging, voor goed te boven tc komen. Spoedig bleek het echter, dat die voornemens en plannen, zoo zij al werkelijk bestaan hebben, weinig beteekenden. Wel werden eenige besluiten genomen, waarbij aan de Europeanen meerdere vrijheden werden verleend, doch het volk deed en doet nog alsof het met die besluiten niets te maken heeft; de sultan zelf bleef een Turk als de overigen, en het eenige wat hem van zijnen voor ganger onderscheidt, is de zucht, om, waar hij kan, alles in het klein na te volgen wat Napoleon in het groot doet, wat men waar lijk niet kan aanzien als een middel om zijnen (inantielen toestand te verbeteren. Het is bekend, dat de Oosterlingen in den regel een zeer bekrom pen inzigt hebben ten aanzien van al wat met de europesche zeden en de nieuwe politiek in betrekking staat, en zelfs de geleerdsten en verstandigsten onder hen, alleen op den uiterlijken vorm letten. Dit komt omdat zij alles wat buiten hun begrip ligt met eene soort van verachting beschouwen, van zich stooten en zich instinkt matig ver schuilen achter de. verschansing, welke Mahomet voor alle tijden en omstandigheden in den Koran opgetrokken heeft. Ofschoon dit nooit veranderen zal, doen toch de gezanten dei- verschillende mogendheden hun best, om bet staatsgebouw der Ver hevene Porte met een soort van europeesch vernis te bedekken. Dc Turken, die zich dit lijdelijk moeten laten welgevallen, vaaidigen dekreten uit, welke terstond weder vergeten zijn, die zij nooit op volgen en dus alleen dienen om eenige vertooning te maken voor de Europeanen, vooral in de hoofdstad. De tegenwoordige groote heer is een goed man. maar een slecht regent; hij denkt alleen aan den roem zijner voorvaders, aan de glorierijke geschiedenis zijner dynastie, en gelooft ten stelligste dat de Islam nog eens tot zijn vorigen luister zal terugkeeren. In zijne onbekendheid met alles wat daar buiten ligt en als een getrouw leerling der Ulemas, vol eerbied voor de voorschriften van den Koran, doordrongen van den triomf zijns geloofs, is hij overtuigd dat de zedelijke ontaarding van zijn volk alleen te wijten is aan de verkoeling van den godsdienstijver. Van zulk een man de invoering van euro pesche zeden en gebruiken te verwachten, dat is, mag men zeggen, het onmogelijke verlangen. De Oosterling verstaat overigens onder gods dienst minder het zedelijk beginsel, den geest der voorschriften, zoo als die door den profeet op zijne wijze zijn ingekleed, dan wel den vorm en de verschillende wetten en gebruiken, vooral die, welke den Muzelman van den zoogenaamden ongeloovige onderscheidt. Zoo meent nu ook de sultan door eene strenge navolging van de zeden en gebruiken, zoo als die in de heilige boeken voorgeschreven of aangeraden worden, zelfs door den vorm zijner kleedingstukken den Islam weder met een nieuw leven te zullen bezielen; dit valt hem niet zwaar, en hij vindt er ook geene tegenkanting bij, want de Turk is een geboren behoudsman. Voor hem is het verleden een wereld vol wonderenhij dweept met den tijd van Mahomet den veroveraar, en bedwelmt zijne zinnen met die droombeelden, even als met den opium. Onder de gebeurtenissen van den laatsten tijd beschouwt de sultan de verovering van Peking als de gewigtigste, omdat de Turken altijd vereerders van de Chinezen geweest zijn; daarom heeft deze gebeur tenis een grooten indruk op zijn gemoed gemaakt. Om dit wapen feit is Napoleon III in zijn oog het toonbeeld van een westelijk sultan en hij vereert hem naast Bajasid en Murad. Overal waar dit met zijne geloofsbegrippen in overeenstemming te brengen is, geeft hij zich alle moeite om een getrouwe kopij te wor den van den beroemden Bonaparte. Als de keizer zijne civiele lijst verhoogt of aandringt op buitengewone uitgaven voor het leger of de marine, of bij voorbeeld eene belasting op artikelen van weelde uitschrijft, dan krijgt de sultan dadelijk zin om dit na te volgen. Het is vooral in de verfraaijing der hoofdstad, op kosten van den staat, dat deze zucht tot navolging het meest in het oog loopt. Op het voorbeeld van Parijs moeten lange en breede straten aangelegd en prachtige openbare gebouwen en paleizen in aanbouw genomen worden, waarvan het zonderlingste is, dat niemand weet waartoe zij eigenlijk moeten dienen. De kosten dezer verfraaijingen overschrijden ver het vermogen van den staat en men moet nu en dan, uit hoofde van geldgebrek, het werk staken, doch Engeland voorziet alsdan in de behoefte, uit vrees dat zijn oostersche bondgenoot zich in de armen van Rusland zal werpen. Het eenigste waarmede de sultan zich buitendien bezig houdt is het leger. Al de overige zorg laat hij aan zijne ministers over, die maar moeten zien hoe zij de middelen bijeenbrengen, welke hun sou- verein voor zijn huis en zijne zonderlinge invallen noodig heeft. Wordt aan de hoofdstad alles ten koste gelegd, daar buiten ziet het er des te slechter uit, en van de wegen, die door het geheele rijk aangelegd zouden worden, schijnt niets te zullen komen. Tot nu toe bestaat nergens eene bruikbare weg. Straat- en Macadams-wegen, beschouwt de turksche ingenieur als een artikel van al te groote weelde, en zoo bestaan alle wegen uit los zand en zijn bij een weinig overvloed van regen onbruikbaar, zoodat zelfs de karavanen er van afwijken. Van den weg van Yolonich naar Momster, welke aan den staat 7 millioen piasters gekost heeft, is geen spoor meer te vinden. Wat het leger betreft, dat ziet er op het oog schitterend uitmaar volgens het oordeel van onpartijdigen, heeft het geheel geen inner lijke waarde, en er is volslagen gebrek aan goede officieren. Men heeft geen enkelen generaal bij het turksche leger die eenig begrip heeft van militaire wetenschappen, strategie, enz., en er is in Europa menig korporaal, die hen daarin overtreft. Wilde men de officieren in soldaten veranderen, en van de laatsten officieren maken, de zaak zou er niets anders door worden. Krijgs tucht is overigens geheel niet bekend. Een rekruut verzet zich tegen zijnen kapitein en klaagt hem bij den kommandant aan, wanneer hij meent dat men hem te veel werk laat verrigten, en het gebeurt meermalen dat een tamboer eene schriftelijke klagt tegen den overste van zijn bataillon bij den bevelhebber indient. ALKMAAR, 18 Augustus. Aangevoerd 3 Koeijen, f 1S0 a 200. 1S0 Kalveren, f 28 a 62. 224 Schapen, f 12 a 25. 19 Varkens, 44 a 48 cent per N. p. PU R MERENDE, 19 Augustus. Aangevoerd 141 Runderen, handel iets vlugger. 9 Paarden. 120 vette Kal veren, handel stug, 40 a 55 c. per N. p. 36 nuchtere dito, matig vlugge handel, f5 a 15 per stuk. 69 vette Varkens, handel vlug, 43 a 49 e. per N. p. 50 magere dito, f 11 a 15 en 226 Biggen, f4.50 a 6.50 per stuk, handel redelijk vlug. 1010 Schapen en Lammeren, flaauwe handel. Kip-Eijcren f2,30, Ecnd-Eijercn f 3.30 per 100 stuks. 30 mud Appelen en 237 mud Peren, f 2 a 2.50. Boter, 90 c. a f 1.07 en een half per N. p. Kaas, 154 stapels kleine en 4 stapels middelb., hoogste markt kleine Gras f 26.25. middelb. f 25 per 50 N. p. ROTTERDAM, IS Augustus. De aanvoer van Granen was niet grooter waren eenige partijtjes nieuwe witte Zw. Tarwe ter markt, zeer verschillend van kwaliteit; zij hebben f 10 a f 12 opgebragt. Jarige tot vorige prijzen vrij wel afgaande, de beste f12 a f 12.75, mindere f 9 a 12, 159 halve p. witb. Poolsche f390, 129, 130 per 2400 kilo dito f 370 a 375. Nieuwe Inl. Rogge met minder aanvoer goed prijshoudend f7 a 7-50, 156 halve p. Amerik. f 255, 150 halve p. Dantzig 1'240, 150 halve p. Koningsb. f240. Nieuwe Zw. Gerst als voren, winter f4 a f 5.75, zomer f4 a 5.40. Inl. Haver als voren, lange f3.40 a 4.25, korte, f 4 a 5. Boekweit onveranderd, Noordbr. f 205 a 212. Nieuwe Zw. blaauwe Erwten 25 e. lager, kleine f7.50 a 8.75, groote f 8.75 a 9, Schokkers f9.75 a 10.25. Kanariezaad prijshoudend f6 a 9.50. Nieuw Koolzaad 1 p. vl. lager. Aanvoer 110 last VI. zakm. 71 a 72 p. vl. Meekrap werd iets meer geveild met flaauwe markt. SCHIEDAM, 19 Augustus. Junkvur f 21,:Ainsl. proef 1' 22.25. Moutwijn f 15.5').

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1862 | | pagina 3