MT&. DONDERDAG 18 SEPTEMBER. I882.'
EN
TWINTIGSTE
JAARGANG.
GEMEENTERAAD.
HELDEftSCHE
NIEUWEDIEPER COURANT
Deze Courant wordt uitgegeven op zondag en donderdag,
des morgens ten acht ure, door A. A. BAKKER Cz.
in den boekwinkel, Hoofdgracht No. 32.
Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.30.
franco per post1.50.
Enkele nommers0.10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars en Post
directeuren.
Advertentién worden aangenomen tot Zoturdag en
Woensdag middag 12 uur, en bij den Heer T. MOOY,
op de Laan aan den Helder, tot elf ure.
Jle prijs van 1 tot 4 regels is ƒ0.60. Voor iederea
regel meer ƒ0.15. Zegclregt voor elke plaatsing 0.35.
Buitengewoon groote letters, naar mate der ruimte,
die zij beslaan.
Brieven en Stukken franco aan den Uitgever.
In de zitting van den Gemeenteraad, jl. Dingsdag den 16 dezer
gehouden, waren de heeren Iiaretnaker en Lastdrager afwezig.
Nadat de vergadering door den heer Burgemeester was geopend,
legde de heer Slebe, nieuw benoemd raadslid in de plaats van wijlen
den heer Beets, de bij de wet gevorderde eeden af. 11e Voorzitter
heette den heer Slebe welkom, waarop die heer zitting nam.
De notulen der laatstgehouden zitting werden vervolgens gelezen
en goedgekeurd.
Omtrent het aan de orde gesteld punt, de benoeming van een
hulponderwijzer, werd door den Voorzitter medegedeeld, dat een
der beide sollicitanten, die zich hadden aangemeld, heeft verzocht
niet verder in aanmerking te komen, terwijl de tweede de gevor
derde bewijsstukken nog niet heeft ingezonden. De raad is daardoor
niet in de mogelijkheid, om in de bestaande vacature te voorzien.
Het dagelijksch bestuur stelt daarom voor, met het oog ook op
het uitzigt dat er bestaat, dat nog meerdere hulponderwijzers hunne
diensten elders zullen aanbieden, bij de behandeling der begrooting
voor het volgende jaar, tot wijziging der tractementen over te gaan
en die voor de verschillende klassen te bepalen op 350, 400,
450, 500 en 550. Op voorstel des Voorzitters wordt beslo
ten, die wijziging bij de begrooting in overweging te nemen.
De Voorzitter deelt mede, dat het rapport der commisssie, benoemd
in de raadsvergadering van den 2 dezer, tot onderzoek van het ontwerp
van een contract met de commissie voor de Staats-Spoorwegen met
haar rapport gereed is, doch dat de heer Strootman, door afwezig
heid, geen deel aan dat onderzoek heeft kunnen nemen. Nadat het
rapport door den Secretaris was voorgelezen, werd door den heer
Strootman gevraagd, of door de commissie der Staats-Spoorwegen
ook eene situatie-teekening, van de brug over den mond van het
Heldersche kanaal, is overgelegd en of hij die dan ook zou kunnen
inzien. De Voorzitter stelt den heer Strootman en de andere leden
daartoe in de gelegenheid.
De heer Strootman oppert vervolgens bezwaar tegen de aangeno
men situatie, waarbij een ander plan is gevolgd dan het oorspron
kelijke. Spreker ziet in die wijziging geen voordeel voor de scheep
vaart en gelooft toch, dat de geldelijke opoffering, die van de
gemeente wordt gevraagd, er toe noopt, om dit bezwaar niet gering
te achten. De Voorzitter maakt daarop opmerkzaam, dat door den
heer van Gendt, hoofd-ingenieur van den Waterstaat, reeds is
aangetoond, dat het oorspronkelijk plan, met het oog op de af
snijding van den bogt van het Heldersche kanaal, niet kon worden
gevolgd. De heer Strootman beaamt dit gevoelen van den hoofd
ingenieur volkomen, doch gelooft, dat er dan toch altijd nog beter
plan zou zijn mogelijk geweest.
Vervolgens wordt overgegaan tot de behandeling der verschillende
artikelen van het ontwerp-eontract.
Art. 1, bepalende den afstand van een gedeelte van den jaagweg,
van het kanaalvak met deszelfs boorden en van de brug D, lig
gende over den mond van het Heldersche kanaal, wordt met alge-
raeene stemmen aangenomen.
Art. 2, waarbij wordt bepaald, dat, voor rekening van het rijk,
een dam voor den mond van het kanaal zal worden aangelegd,
wordt, met eene geringe wijziging, door de commissie voorgesteld,
met algemeene stemmen aangenomen.
Over Art. 3, waarbij wordt bepaald, dat het Rijk zich verbindt
tot den aanleg van een nieuwen mond voor het kanaal, het daar-
stellen van eene beweegbare brug en de voortdurende bediening
I
daarvan, ontstond eene discussie, waaraan door de heeren Strootman,
Boomsma, Papiueau, Bakker, de Breuk en den Voorzitter werd
deelgenomen.
De heer Strootman stelde voor, om in dit artikel op te nemen,
dat de brug eene wijdte van minstens 16 el zou moeten hebben.
De heer Boomsma bestrijdt dit amendement als overbodigdaar
het bassin voor groote schepen is bestemd, zal door het Rijk aan
de brug wel eene behoorlijke wijdte worden gegeven. De heer
Papineau acht de wijdte van 16 el voor de gemeente zelve niet
noodig. Het amendement van den heer Strootman werd door den
heer Bakker ondersteund, omdat op de begrooting voor die brug,
bij de vroegere bepaling der wijdte, de som van 45,000 is uit
getrokken en omdat de zaak daardoor zal worden bevorderd. Dooi
den heer de Breuk werd opgemerkt, dat de geheele geschiedenis,
die het hier geldt, in twee tijdvakken moet worden verdeeld. Bij
de eerste behandeling dezer zaak, was er nog niets omtrent het
bassin voor den Staats-Spoorweg besloten. Daardoor vervalt z. i.
eenigermate de verbindbaarheid, tot de bepaling van 16 el. De
Voorzitter houdt het amendement des heeren Strootman voor nuttig.
Het werd in stemming gebragt. en met 8 tegen 7 stemmen ver
worpen. Voor stemden de heeren: Bakker, Ver we ij de, Strootman,
Graat, Reeringh, Janzen en de Voorzitter.
Het artikel werd daarop met algemeene stemmen goedgekeurd.
Over Art. 4, waarbij liet voldoen door de gemeente aan liet
Rijk, van eene som van 45,000, voor den 1 Julij 1S63, wordt
bepaald en waaromtrent de commissie niet eenstemmig in gevoelen
was, weshalve zij do beslissing aan den raad overliet, ontstond eene
levendige discussie, waaraan door onderscheidene leden werd deel
genomen.
De heer de Breuk herinnerde, dat daarvoor vroeger eene som
van 30,000 was bepaald en verklaarde zich geheel en al ongezind,
om iets meer dan die som voor het beoogde doel toe te staan.
Met het oog op de noodzakelijkheid voor het Rijk, om <r toch eene
brug van genoegzame wijdte te leggen, vindt spreker die som zeer billijk.
De Voorzitter stemt toe, dat, ja, die som in eene besloten ver
gadering is genoemd en, als tusschenzin, in een officieel stuk is
opgenomen, maar dat feitelijk zoodanig besluit niet is genomen.
De heer Bakker is bevreesd, de goede trouw te schenden, door
thans minder toe te staan, dan waartoe vroeger werkelijk is besloten,
d. i. de som van ƒ45,000.
De heer Graat houdt zich niet volkomen bekend met de geheele
geschiedenis der aanhangige zaak. Hij houdt het er voor, dat de
gemeente, door den aanleg van het spoorweg-bassin, reeds van
eene groote uitgaaf, voor de verbreeding van het Heldersche ka
naal, is vrijgesteld en verklaart zich er daarom tegen, thans minder
toe te staan, dan waartoe vroeger reeds besloten was.
De heer de Breuk merkt op, dat de heer Bakker vergeet, dat
door den aanleg van het bassin, de zaak voor de gemeente geheel
van gedaante veranderd is en dat het Rijk thans nog geheel op
den eersten toestand, waarin de gemeente zich bevond, steunt.
Spreker herinnert aan de beide tijdvakken, die in deze zaak zijn
op te merken.
De heer Bakker zegt, in de goede trouw geene twee tijdperken
te kennen en wijst op de onteigeningen van wege het rijk, ook in
het belang der gemeente gedaan. Ook dient in het oog te worden
gehouden, dat door het onderhoud en de bediening van de brug,
voor rekening van het Rijk, eene groote besparing voor de gemeente
zal ontstaan.
De heer Zurnuihlcn kan zich zeer sroed vereenigen met het ïeroe-