GEORGE SA ND, MAEKTBERIGTEN. BURGERLIJKE STAND VAN DE GEMEENTE HELDER, BURGERLIJKE STAND VAN DE GEMEENTE TEXEL, MIDDELBURGSCHE MAATSCHAPPIJ VAN STOOMVAART. C A R G A L IJ S T. P O L C I E. namelijk, een ilas, een vest, een broek, slopkousen en een jas. Het s zeer gemakkelijk ingerigt en men kan liet in eene minuut aandoen. Als men nagaat, dat men dus een kwartier daags kan uitwinnen, dat geeft 7| uur per maand en 87 uren per jaar, dus bijna vier volle dagen, dan heeft deze uitvinding een dubbel nut. Volgens officiële berigten uit Finland is de nood aldaar zeer groot, ten gevolge van den mislukten oogst. Er zullen niet minder dan 350,000 ton vreemd graan noodig zijn, om in het te kort komende te voorzien. Van la Spezzia wordt dd. 29 Oct. gemeld, dat bij het con sult over de wond van generaal Garibaldi 17 geneesheeren aanwezig waren. De wond is gepeild en ofschoon de oorzaak van het lijde des zieken onbekend is gebleven, heeft men den kogel niet kunnen vinden. liet algemeene oordeel der geneesheeren is echter, dat de kogel in de wond ismen zal het onderzoek moeten herhalen, om de juiste plaats te vinden en die, zonder andere groote verwoestin gen aan te rigten, te verwijderen. De toestand van den zieke is vrij voldoende, eene andere chirurgicale operatie is niet noodig. Prins Otto van Beijeren, die den 18 Aug. 1832 door de te Nanplia bijeengeroepen nationale vergadering tot koning werd ge proclameerd, was den 30 Jan. 1833 met zijne beijcrsche troepen in 33 schepen in de haven van Nauplia geland. Nadat in Sept. 1834 Athene tot hoofdstad des rijks werd verklaard, nam de koning den 1 Julij 1835, toen hij meerderjarig was geworden, de regering over van het regentschap, aan welks hoofd graaf Armonspery stond. In Mei 1836 vertrok de koning naar Duitschla.nd om zich eene gemalin te kiezen, tengevolge waarvan hij den 14 Eebr. 1837 met. prinses Amalia van Oldenburg in den echt trad. -Het volgende feit toont aan, dat koning Otto eenig voorgevoel had van hetgeen gebeuren zou. Op eene der plaatsen, waar hij zich op zijne reis door het land bevond, werd aan de koningin door eenige jeugdige meisjes een boucpiet aangeboden. Het meisje, dat den boucpiet droeg, deed een misstap en viel; een jongeling hielp haar op, en raapte tevens den gevallen boucpiet op, dien hij der koningin aanbood. De koning fluisterde toen een zijner adjudanten in: „Deze jongeling schijnt "Virgilius niet te hebben gelezen, doch ik herinner mij het volgende vers van dien dichter en zeg met hem: Timeo Fanaos et dona ferenles," (Ik vrees de Grieken, al brengen zij ook geschenken)". Deze woorden legt Virgilius in den mond van de priesteres Cassandra, die de Trojanen waarschuwde tegen de aanneming van het houten paard, dat de Grieken aan de Trojanen ten geschenke aanboden en waarin gewapend krijgsvolk verborgen was. Een amerikaansch blad deelt de volgende anecdote mede: „Den dag na den veldslag van Yorktown waren de chirurgijns op het slagveld. Zij vonden een musicus, wiens been moest afgezet worden. Zij maakten de noodige toebereidselen en gaven den patiënt te kennen, dat hij zich stil moest houden en dat men hem daarom vast zou binden. „Dat in het geheel niet," zeide de gekwetste, „gij kunt mij mijn hart uit mijn ligchaam snijden, maar gij moet geen omslag maken. Is er niet een viool in de nabijheid Men zocht en men vond er eën. „Welnu, geef mij die!" Hij stemde haar da delijk, en onder het spelen van een geliefkoosde aria, werd zijn been afgezet, zonder dat hij een kreet van smart slaakte. De amputatie duurde intusschen bijna een half uur. Vervolg en slot van N° 87 J Inderdaad, hoe langer men in dat diepdenkend oog blijft staren, des te meer gevoelt men, dat men zich tegenover een genie bevindt, op welks eenvoudig uiterlijk vertoon men zich geenszins kon bedriegen. En dan eerst, als bare lippen zich openen, als die volle frissche klanken zich laten hooren en alles keur van woorden beval, dat die gedaante doet leven, dan ziet men door de vensteren van die oogen heen de lichten in haar hoofd als 't ware ontstoken: het vunr van hare denkbeelden vonkelt uit haar blik; de huisvrouw verdwijnt uit ons oog eu wordt onmerkbaar in de gestalte der poczie, in George Sand herschapen. Wat anders mat, zacht, ja al te zacht in hare trekken scheen, wordt vlug en sterk gedurende het gesprek; het gelaat verliest al zijn vroeger voorkomen en grimmigheid, in stede van boersche goedaardigheid, schranderheid en geest, in plaats van ounoozelheid, stijgen ten troonal de trekken en lijnen, de iijne zoowel als de grovere, de zachte zoowel als de hardere, loopen en passen in eu op elkander en op het gansche gelaat staat alsdan een zacht ernstig en naar den geest verheven wezen te lezen. Niets, volstrekt niets, vertoont ook nu evenwel een excentrieken, tegen de maatschappelijke wetten strijd voerenden, drift of wrok uitende, of zich in 't minst of geringst tegen echten, hoog beschaafden vrouwen-daad vergrijpenden geest. George Sand spreekt niet gaarne over zichzelven, niet eens over hare letterkunde. In haar gansche wezen is geen enkel spoor te ontdekken van die onuitstaanbare geestigheid, die wij zoo vaak bij schrijfsters ontmoeten, die door hare zonderlingheden of kwetsende gedragingen, niet genoeg weten te doen uitkomen, dat zij in het gilde der letterkundigen zijn opgenomen en een uit gever voor hare romans gevonden hebben. George Sand, de in hare romans lijn gevoeligste en tevens vurigste en meest omw-entelingsgezinde vrouw, kent in haar gansche leven gecne ongebondenheid, is in haar wezen plooijende en vergevingsgezind en van alle, bij het schrijven zoo ligt teugelloos voorthollende hartstogtelijkheid, ten cenenmale bevrijd. Hare gesprekken zijn allesbehalve aanmatigend, maar, bijna meer dan bescheidenzij laat zich alles aanluiden en neemt slechts hier en daar den draad van het gesprek op, om 't in bedaarde, beleefde, maar zeer bepaalde termen, ten einde te brengen. Even goed als zij schrijven en spreken kan, weet zij ook te hooren en te zwijgen. Zij redetwist niet gaarne, tenzij om ecuo vraag af te dwingen; maar verklaart zich, met weinig woorden, over het een of ander uitgesproken gevoelen, of brengt een oordeel uit, dat met geen der reeds te voorschijn gebragte strookt. Dringt men haar een ander gevoelen op, of bestrijdt men hetgeen zij voor het eenige ware meende te moeten houden, dan hoort zij dit ernstig en zwijgende aan eu valt iemand zelden of ooit met ecu eulcel woord in de rede, maar verklaart, bij het eind vau het gesprek, zeer bedaard, dat zij in dat gevoelen niet kan declen. Duidelijk en bondig ontwikkelt zij hare gronden daartegen, zonder de waarheid zelve, bij hare bestrijding, te na te komen. De resultaten schijnen voor haar zekerder en zwaarwigtigcr te zijn, dan hunne dialectische beweging. Mevrouw Dudevant eu George Sand zijn inderdaad zeer verschillende karak ters. De vrouw is geheel anders dan de schrijfster, zoowel in hare grondbe ginselen als in hare aandoeningen. Mevrouw Dudevant is eene voorbeeldige huisvrouw en moeder, George Sand daarentegen eene demonische natuur, die «eene in laaijc vlam staande fakkel in de zamenleving heeft- geworpen. Wij noemen 't laag en triviaal, van de zedeloosheid harer romans te spreken, of schoon wel niemand zal willen loochenen, dat die door een vurigen, tegen de maatschappelijke wetten scherp polcmiserenden geest voortgebragt zijn. De voornaamste werken van die vrouw, de Iridiana, de Valentinc, de Jakohs en Lelia, allen beelden van zekere bijdragen tot de ziektekunde van het huwe lijk, zijn pijnlijke kreten vau smart en eigen ondervonden leed. Hoogst belang wekkend zijn de schuldbekentenissen, die de schrijfster, met een terugblik daarop, aflegt. Zeer bedrukt, keerde zij van eene reis naar Italië terug. „Waarom heb ik mij toch," dus schreef zij toen, „aan het menschelijk geslacht verbonden? dat moest mijn lot niet zijn. God heeft mij een stilzwijgcuden en ontembaren trots, benevens een diepen haat tegen al wat onregt is en eene onoverwinnelijke deelneming met onderdrukten ingeprent. Mijne zinnen verlokten mij niet tot liefde; mijn hart wist niet eens wat dit zij. Waartoe die onlosmakelijke boeijen voor mij, o mijn GodEn toch, hoe weldadig zouden zij niet voor mij geweest zijn, als een hart, aan het mijne gelijk, die mede had willen dragen! Neen, neen, ik was niet geschapen, om dichteres te zijn; ik was geschapen, om te beminnen! Dat is het ongelukkige van mijn lot, dat ik tot kunstenaar gemaakt hen yeicordet!Als mensch wilde ik leven: daarom had ik een hartdat heeft men mij uit de borst gerukt en mij niet meer dan een hoofd laten behouden, een hoofd vol van getier en leed, vol van de afschuwelijkste herinneringen en beelden van rouw. Eu omdat ik verhalen schreef om mijn brood te verdienen, dat men luij onthield en ik mij daarbij herinnerde, ongelukkig te zijn geweesten oindat ik daarbij heb durven zeggen, dat er, tengevolge der zwakheid, die de vrouw aanbevolen, en de ruwheid, die den man veroorloofd wordt, erbarmelijke wezens in liet huwelijk bestaan- omdat ik de ondeugden en gebreken, die de zamenleving verbergt en met den mantel des misbruiks bedekt, aan liet licht gebragt heh, daarom heeft men mij voor onzedelijk verklaard en behandeld, alsof ik een vijand van bet menschelijk geslacht ware." DORDRECHT, 30 October. Tarwe moest heden weder eenige verlaging inwilligenOverm. en Zw. j; r. 20 en nieuwe 10 c. lager bij uitslijting aan cons. verkocht; jar. Zw. en Inl. f9,60 a f 11,20, n. f9,20 a 10,70. Rogge tot nagenoeg vorige prijzen niet beperkien handeln. Zw. en Inl. f 7 a 7,50. N. Garst, de beste steeds gcz. en schaarseh ter veil komende; IV in ter naar deugd 10 a 20 c. hooger en Zomer ruim prijsli.; Zw. en VI. Winter f 5 a 6,20, dito Zomer f 4,80 a 5,90. Spelt en Haver 10 a 20 c. laher. N. Paardeb. bij kleinen aanvoer 20 c. hooger. Witte en Bruine Boonen, meestal wak, bij gerijven tot xorige prijzen verkocht. Erwten de puik kokende BI. 20 c. hooger te noterenWitte onverand. Boekweit prijshoudend; Noordbr. a f 185 ter veil en f 180 geboden, Peel a f 175 verkocht. Koolzaad 1 p. vl. lager afgegeven, ord. Overm. zakm. a 76 p. vl. gedaan en dito gest. op 78 p. vl. en puik gest. op 80 p. vl. gehouden; 9 vats dad. en op Nov. 81 en een half p. vl., Ap(i 184 en een half p. vl. te koop. Lijnzaad niet willigor, 110 p. Arch. a f380 verk., 111 p. Petersb. r f320 geveild. Raapolie stil, Yl. en 1 Nov. a f 45 geh. en f43,75 gek., Dcc. a f45 en Mei a f 46,50 gelaten. Lijnolie Yl. f42, doch bij partij ook a f41,50 gedran. Ilarde Raapkoeken tot f 84 a 87 verkocht. SCHIEDAM, 31 October. Jenever f 18,75; Amst. proef f 20.-Moutwijn f 13.25. LONDEN, 30 October. Heden waren ter Ven-markt aangevoerd: 1860 Runderen, 5280 Schapen, 365 Kalveren en 140 Yarkens. De prijs der Runderen was 4 sh. S d., van Schapen 5 sh. 4 d., van Kalveren 5 sh. 0 d. en van Yarkens 4 sh. 6 d. De prijzen der laatste markt waren: Runderen 4 sh. 10 d., Schapen 5 sh. 6 d., Kalveren 5 sh. 2 d. en Yarkens 4 sh. 8 d. van 2431 October 1862. ONDERTROUWD: J. Slikkerraan, zich noemende en schrijvende J. Slij- kerman, landman, oud 53 jaren, weduwnaar van N. Berkhout en G. Smit, oud 45 jaren, weduwe van J. van der Fluit, wonende te Oude Nicdorp. C. Duinkor, loods, oud bijna 44 jaren, weduwnaar van C. de Graaf en A. Berg, oud 32 jaren. GEHUWDJ. den Hertog en P. Hoek. J. van Riel en N. Gomes. D. van Amersfoort en J. Yl. E. Willems. J. Verfaillc en G. de Wijn. H. van Hooren en G. II. Gelderblom, J. de Ring en E. Bakker. BEVALLEN: J. Boon, geb. de Yries, (D.). C. J. Staalman, geb. Yosse- veld, (Z.). S. J. van Wijk, geb. Lang, (Z.). A. de la Fonteijne, geb. Geerkeus, (Z.). T. Fortuin, geb. de Yroome, (Z.). 51. Abbo, geb. Oom, (Z.) M. Zwaan, (D.). 51. Lange, geb. Bruin, (D.). J. L. Steutcl. geb. Koch, (D.). T. Nieuwenhuizen, geb. Conijn, (Z.). OVERLEDEN: J. Jueh, (19jaren). L. Reneman, (38jaren). W.D. Boeke, (25 jaren). J. Buikes, (44 jaren). Y. Zwarcbakker. (36 jaren). H. Burgers, (19 jaren en 10 maanden), C. Gomes, (6 maanden). Levenloos aangegeven 2. 1 aangespoelde^drenkcling. van 24—31 October 1862. ONDERTROUWD: W. Knol, arbeider, oud 36 jaren en 51. Kok, oud 39 jaren. GEHUWDGeene. BEVALLENC. Smit, geb. Dijker, (Z.). A. Kalis, geb. Visser, (2 D.). T. de Blok, geb. Bakker, (D.). H. Heerschap, geb. van den Berg, (Z.). C. E. 51. Sikkes, geb. Ukena, (D.). OVERLEDEN: A. Stark, (2 maanden). 1 Levenloos aangegeven en 1 aan gespoeld lijk. Van 51IDDELBURG 3 Nov. 's morg. 9 ure. 4 Nov. 's morg. 9 ure 30 min. 6 Nov.,'s morg. 11 ure. 7 Nov. 's morg. 11 ure 30 min. 8 Nov. 's morg. 5 ure. 9 Nov. 's morg. 5 ure 30 min. Van ROTTERDAM: 3 Nov. 'smorg. 6 ure. 4 en 5 Nov. 's morg. 7 ure. 7, 8 en 9 Nov. 's morg. 8 ure 30 min. Aangekomen van 29 Oct.1 Nov. ter losplaats HELDER om aldaar te lossen de volgende schepen, gekomen van: SUNDERLAND. 5Iarwood, T. Wilson. 16keels en 4 eh. Steenkolen. Engelsche Gasfabriek, te Amst. SUNÜERLAND.Hannab5Iary.A.Gcrrard.3274mudStecnk.B.Hagcdoorn&Z.,teAmst. SUNDERLAND. Buchon, A. Jollv. 153 tons Steenkolen. Van Loon &C., te Amst. SUNDERLAND. Endcavour, W.Miller. 123ch.Steenkolcn. Wurfbain&C.,teHelder. SEAHA51. WiUiam&Catharinc,G.Dickerson.280tonsSteenk. B.Hagedoorn&Z..Amst. Dezer dagen op de publieke straat gevonden: Een paar gebreide MANS KATOENEN SOKKEN. De regtmatige eigenaar kan dezelve bij den ondergeteekende terug bekomen. De Commissaris van Polirie, A. C. BOONZAJER.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1862 | | pagina 3