""buitenland.
Bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal is ingediend em
adres van den heer J. Domela Nieuwenhuis, advocaat te Amsterdam.
Het geeft aan de wetgevende magt te kennen, het nadeel dat er
gelegen is, in het niet bepalen van den duur eener voorloopige
gevangenschap. He adressant wijst op de omstandigheid, dat te
Amsterdam een persoon gedurende 1$ jaar is gevangen gehouden,
omdat hij beschuldigd is de gezagvoerder van het vaartuig, waarop
hij als stuurman geplaatst was, over boord te hebben geworpen.
De getuigen zijn buiten 's lands zeevarenden, de zaak kon daarom
geen voortgang hebben en de man is zoodoende langen tijd van
zijne vrijheid beroofd. De adressant verzoekt voorziening in zulke
gevallen.
Wij lezen het volgende in het Weekblad voor Tiet Middelbaar
en Lager Onderwijs:
„Zoo als bekend is, geven de Staten der Provincie Zuidholland
jaarlijks vrij belangrijke subsidiën tot ondersteuning van het lager
onderwijs. Het schijnt ook wel noodig, want op de medaille, die
dezer dagen den afgetreden voorzitter, baron van der Iieim van
Duijvendijke werd aangeboden, staat te lezen: „De Staten der Pro
vincie Zuidholland aan haren voormaligen voorzitter." Wij behoeveu
niet te vragen, of deze medaille in verloop van eeuwen tot de
merkwaardigheden zal worden gerekend."
Wij vernemen de volgende beschouwingen omtrent het voor
stel des heeren van Bosse, betreffende de partiële uitvoering dei-
doorgraving van Rolland op zijn Smalst:
„Dit voorstel heeft den schijn der voorzigtigheid voor zich, of
schoon het uit de pen van dezen staatsman wel eenigzins vreemd
klinkt, dat hij er aan denken kan eenige millioenen aan ijdele proef
nemingen in het water te werpen, en dat voor een zuiver lokaal
belang.
De natie is vaak in de gelegenheid geweest de veelzijdige talenten
van den voorsteller te leeren kennen, maar als waterbouwkundige
herinnert men zich niet den heer van Bosse immer te hebben hooren
noemen. En, indien hij in dit opzigt gelijk staat met zeer velen,
met den minister van Binnenl. Zaken zeiven, welk eene mate van
zelfvertrouwen moet men dan toch wel bezitten om do voorzigtigheid
van den heer minister en de kennis der raadslieden die hem ten
dienste staan en ligt gezond verstand van den concessionaris en van
al wat de beide eerste koopsteden des rijks aan achtbaarheid en
degelijkheid bezitten, in het lielagchelijke licht te durven stellen en
zich te wagen op ijs van éénen nacht!"
Bovenstaande opmerkingen zijn echter van de redactie van den
Nederlandschen Industrieeldie zich onder de warme voorstanders
schaart van het ontwerp van wet tot verbetering der amsterdamsche
en rotterdamsche waterwegen.
Bij de gisteren in het hoofdkiesdistrict Gorinchem gehouden
herstemming is mr. J. D. van der Poel, met 970 van de 1867
uitgebragte stemmen, verkozen tot lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal.
Uit Vlissingen, dd. 23 Nov., meldt men:
Aan den binnenloods M. van Boven is uitgereikt een brillaut
gouden cilinder-horologie met inscriptie, voor zijne kloeke daad op
1 Febr. jl., welke daarin bestond, dat hij het schip Susanna
Elisabeth, gevoerd door kapitein C. Ouwehand, uit eene moeijelijke
positie redde. Aan den loods A. Aarnoulse is eene geldelijke be
looning uitgereikt, voor de hulp daarbij bewezen.
Men schrijft uit Deventerdd. 21 Nov.: Nadat het gedurende
den geheelen nacht buitengewoon gesneeuwd had, hield dit ook ge
durende den geheelen dag aan, en zijn thans de wegen zoo hoog
met sneeuw bedekt, dat de aankomst der diligence en posterijen
zoodanig vertraagd is, dat wij heden noch brieven noch dagbladen
uit Holland ontvingen.
In Italië is thans een nieuwen strijd ophanden of reeds ontbrand,
maar thans niet zulk een, op een slagveld te voeren met vernielende
wapenen,feu toch laat het zich aanzien, dat de strijd zwaar zal zijn.
Hetparlement vertoont niets minder dan een hevigen kampstrijd
tusschen het ministerie en zijne tegenstanders. Gelukkig welligt voor
de ministers, dat hunne bestrijders het niet allen eens zijn met
elkander; er moeten zelfs, naar men verzekert, onderscheidene par
tijen bestaan. Dit zou dan ook oorzaak kunnen zijn, dat Ilatazzi de
zegepraal behaalde in den heftigen strijd, die hij door zijn zedelijk
overwigt voorzeker niet ter zijner gunste zal kunnen doen eindigen.
De grieksche koningszetel is nog altijd zonder bezitter. Wat de
kandidatuur van prins Alfred van Engeland betreft, die voor eenige
dagen sterk werd besproken, verzekert men thans, dat dit weinig
meer dan een gerucht is te achten. De alliantie tusschen Engeland
en Frankrijk, wier voortbestaan nu en dan sterk wordt betwijfeld,
wordt thans weder, op grond van eenige gebeurtenissen van den
dag, die daarvoor pleiten, als van goede gevolgen voor de toekomst
beschouwd.
Doch ofschoon de britsehe staatslieden verzekeren, dat Engeland
de verkiezingen geheel vrij wil laten, gelooft men toch vrij alge
meen, dat de kandidatuur van prins Alfred er meerdere kansen
door verkrijgt. Hield de Engelsche regering zich, alsof zij er groot
belang in stelde, welligt zou dit zoo gunstig niet zijn.
In een onzer vorige nommers wezen wij er reeds op, dat, naar
het schijnt, door den keizer van Oostenrijk tot eigen voordeel ge
bruik wordt gemaakt van de ervaring, die men uit de beschouwing
der gebeurtenissen in Pruissen kan opdoen. Plierbij zou het spreek
woord in toepassing komen: „wie uit de schade van anderen wijs
heid put, verkrijgt ze goedkoop." De keizerlijke regering doet toch
al het mogelijke om het budget voor Marine zooveel mogelijk te
bezuinigen. Deed de koning van Pruissen op gelijke wijze ten aan
zien van het budget van Oorlog, gewis zou hem de goedkeuring
der vertegenwoordiging ten deel vallen, omdat hij door dien maatregel
tot verligting der voor het volk zoo drukkende belasting zou bijdragen.
Op de Kapelleplaais, bezijden de groote kerkdeur te Brussel,
vindt men eene zerk, het volgende opschrift in het frarisch bevat
tende: „Hier rust Maarten Drouin, koopman en burger der stad
Brussel, geboortig uit de parochie van St. Maarten van Dorile,
beneden Normandie, diocese Coutances, overleden den 16 Maart 1764."
Daar onlangs een blad beweerde, dat de fransche minister, Drouyn
de Lliuys, de zoon van een rijk koopman was, acht men het wel
een onderzoek waard, of hij al dan niet eene afstammeling is van
den ouden parochiaan der Kapcllekerk alhier.
Te Brussel had dezer dagen het volgend trago-comiseh
voorval voor het paleis plaats. Een heer en dame wandelden zeer
bedaard, toen onverwachts eene andere dame met twee kinderen
aankwam; zij ging regt op den heer toe en, zonder eenige ophel
dering vooraf, gaf zij hem een tal van muilpeeren. Deze laatste
nam, uit schaamte en schande, dadelijk de vlugt en liet zijne dame
ter prooi aan de regtmatige aanvallen zijner vrouw, die hier ge
toond had, haar man behoorlijk te kunnen kastijden. Gelukkig, dat
de policie tusschenbeide kwam, anders hadden die twee dames
elkander hevig geplukhaard.
De kantonnale raad te Genève besliste eenigen tijd geleden
met eene overgroote meerderheid voor het behoud van de doodstraf.
Daar de minderheid echter in dit besluit niet wenscht te berusten
en voornemens is weldra een nieuw voorstel daaromtrent te doen,
welks motieven zij door het advies van eenige celebriteiten klem
wenschte bij te zetten, heeft de Eerw. heer Bostleeraar bij de vrije
kerk van Genève en lid der kantonnale vergadering, zich tot Yictor
Hu» o gewend om diens opinie ten aanzien van de doodstraf te vragen.
De beroemde dichter zond dezer dagen een breedvoerig en mees
terlijk gestyleerd schrijven aan den heer Bost, waarbij hij op krach
tige en overtuigende wijze niet alleen bewijst, dat de doodstraf niets
ten goede voor de maatschappij wrocht, maar tevens betoogt, dat
zij het beschaafde deel der bevolking onteert, zonder dat de weinig
ontwikkelde massa zich door hare toepassing, van misdaad laat
terughouden.
Yictor Hugo eindigt zijn schrijven aldus: „O! zonen van Genève,
uw prachtige stad is gebouwd aan de oevers van een meer, zóó
heerlijk en zóó schoon, dat men zich in Eden verplaatst waant;
gij leeft in een gezegend oord, te midden van den meest kwistigert
rijkdom der natuur; dagelijks rust uw blik op de wonderen der
schepping; herinnert u toch dat die zegen u gegund, ook pligten
oplegt: daar moet harmonie worden aangetroffen tusschen de natuur
waarin gij leeft, en uwe beschaving; luistert naar de stem dier
natuur, wordt goed, waar zooveel wonderen van goedheid en
Hoogere barmhartigheid u omgevenvestigt 't oog op den blaauwen
hemel boven uwe hoofdenvan daar ruischt de stem der Hemclsche
goedheid u tegenweest ook goed en breekt af dat schavotWeest
toch niet ondankbaar. Laat niemand het van u kunnen zeggen,
dat, waar zooveel zegen u ten deel viel, gij God hoondet, in stede
van Hem te danken, omdat, waar op de bekoorlijkste plek dei-
aarde het Hoogste Wezen u, zijn mensehenkind, 't heerlijk schouw
spel gunt van de sneeuwkruin van den Mont-Blanc en de reus
achtige Alpentop, schitterende in den gloed van 't zonnelicht, dat
zoo straks weêr de blaauwe golven van 't schilderachtige meer
Leman kust, gij op die gezegende plek Zijn neerblikkend oog nog
immer noodzaakt om te moeten staren op.... eene guillotine!"
De Japannesche gezanten hebben bij hun vertrek uit Parijs
te kennen gegeven, dat zij van plan waren aan hun souverein de
instelling eener ridderorde voor te stellen; zij hebben een model
daarvan doen vervaardigen.
-- Mw. Patti is bij de opera te Parijs geëngageerd voor 24
voorstellingen, tegen 2500 fr. per voorstelling en het regt op een
benefiet.
Men heeft in den jongsten tijd de bewering geopperd, dat
onder de heerschappij der crinoline meer vrouwen zijn verbrand dan
in vroegere eeuwen heksen op den brandstapel zijn omgebragt. Het
is waar, er zijn in de laatste jaren onderscheidene gevallen voorge
komen, waarbij dames niet slechts door de voetlichten op het too-
neel, maar ook in de huiskamer eene prooi der vlammen zijn ge
worden, tengevolge van hunne maar al te ligt ontvlambare kleeding.
Het kon dan ook, bij zooveel betreurenswaardige ongelukken, niet
uitblijven, of er moesten middelen worden aangewend om de dames
zooveel mogelijk tegen dat dreigend gevaar te behoeden. Reeds voor
eenige jaren deed eene berlijnsche uitvinding, welke de voortplanting
van het vuur onmiddelijk tegengaan en aan dit element de ver
nielende kracht zou ontnemen, veel over zich spreken. Te Parijs
en te Londen werden daarmede proeven genomen, de dagbladen daar
en in Duitschland waren opgevuld met den lof over deze belangrijke
nieuwe ontdekking, die zelfs in zeven staten gepatenteerd en gepri-
veligeerd werd. De aandacht is echter te spoedig van dit wonder
middel afgewend. Nieuws leverde dit middel, dat uit eene aluin-
oplossing bestond, volstrekt niet, want reeds voor 2000 jaren had
Archelaus, een veldheer van Mithridates, zich van zoodanige oplos
sing bediend om een houten toren, dien de Romeinen in brand
wilden steken, te beschutten.
Een grondig onderzoek heeft nu onlangs in Engeland plaats ge
had, omdat aldaar, wegens het algemeen gebruik van vuurhaarden,
het getal der slagtoffers in de laatste jaren zeer aanzienlijk is ge
weest. Uit de gedane proefnemingen van de heeren Oppcnhcim en
Yersmaim te Glasgow is gebleken, dat voor het gebruik in het groot,
waar het glanzen der stoffen zonder hulp van warmte geschiedt,
het zwavelzure ammoniak zich uitmuntend proefhoudend betoond,
terwijl voor het gebruik in de huishouding vooral het wolframzure
natron aan te bevelen is. Eene oplossing met 20 pCt. van laatst
genoemd zout maakt neteldoek volkomen onbrandbaar. Niets is
gemakkelijker dan weefsels van allerlei aard door middel van
wolframzure natron onbrandbaar te maken. Men doopt het gewas-
schen stuk in eene oplossing die 20 pCt. van dit zout en 3 pCt.
phosphorzure natron bevat en droogt het voor het strijken als ge-