BUITENLAND. liet zijne vrouw beloven dut men hem niet zoude ontkleeden, maar gelijk hij daar lag in de kist zoude leggen. Aan den laatsten wensch haars mans gehoor gevende, zorgde zij, dat hij zooveel mogelijk onaangeroerd ter aarde werd besteld. Toen men eindelijk tot de rege ling van erfenis, enz. overging was er van de ƒ15,000 niets te vinden. Onder de algemeene ontsteltenis werd de raad gegeven, om de auto riteit hierin te hulp te roepen; deze besloot het lijk te doen opgra ven, en op het hart van den pedagoog werd de eene helft der ver miste som, de andere onder zijn regter arm gevonden, 's Mans zekerlijk bizarre denkbeelden omtrent het gebruik van dit geld na zijn afsterven blijven echter een raadsel. Men schrijft uit Arnhem, dd. 24 Dec.Gisteren had op het station Wesel het volgende ongeluk plaats. De trein van Emmerik naar Oherltausen, aldaar stilstaande, moest de stoker iets onder de locomotief nazien. De machinist, meencnde dat de stoker reeds onder de machine weg was, zette, toen de bel zich liet liooren, de locomotief in beweging en reed den ongelukkige op de ploats dood. Men schrijft uit Foudgum c. a. (classis Bokkum) aan de Kerkelijke Courant van 20 Dec. jl.: „Onze geachte en veelgeliefde leeraar, de weleerwaarde heer F. Haverschmidt, beroepen naar den Helder, nam den 7 dezer een ernstig en liefderijk afscheid van ons, naar aanleiding van de woorden, voorkomende in 1 Joh. II 184. Daarna werd bij door den consulent, van zijne betrekking op kerkeraad en gemeente en van die op de classis, door den gecommitteerde van het classicaal bestuur, den weleerw. heer J. Sibinga, predikant te Blija e. a., eervol ontslagen. De Hemelsche Vader doe hem, in zijne nieuwe gemeente, dezelfde achting en innige toegenegenheid verwerven, die hier in ruime mate zijn deel waren en hem daar ook de niet gewone gaven van zijnen geest besteden, tot opbouwing der gemeente in haar aller heiligst geloof." Zaturdag jl. begaven zich te Sneek in het onstuimige weder twee jongelingen, van 18 en 14 jaren, in eene opene boot zeilende naar Oudega, met het noodlottig gevolg, dat zij op de terugreis, bij het Hessemeer, beiden zijn verongelukt. De loods, welke in den middag van 23 dezer met de engel- sche stoomboot Colocotrine te Vlieringen binnenkwam, rapporteerde, dat hij op de hoogte van Westkapelle in peiling zuiden, op 10 mijlen afstand van de kust, een driemast schip of bark had zien drijven, met bemanning aan boord, welke slechts een mast, zijnde de fokke- mast, had, met verlies zijner twee andere masten, tuig en boegspriet; hij had tevens zien drijven eene visschersloep van Ostende, waarbij was, om assistentie te verleenen, de Belgische loodsschroefschooner No, 5, schipper E. Stocker, welke te Vlissingen in de haven lag deze„ had onmiddellijk stoom gemaakt en was te 2 ure vertrokken om genoemd vaartuig hulp te verleenen. De Nederl. loodskotter No. 3, schipper G. Ketting, rapporteert, dat den 22 dezer door eene oorlogsstoomboot (denkelijk de jamhi), een schooner, zonder masten, benoorden het lichtschip Noord-Hinder, op sleeptouw is genomen en daarmede West is uitgestoomd. Met leedwezen verneemt men, dat zoowel te Venlo als te Roermond, onder de paarden der cavallerie buitengewoon groote ziekte en sterfte heerscht, hetgeen velen aan de minder goede four- rage toeschrijven. Te Roermond zijn reeds drie stallen voor de zieke paarden van het daar in garnizoen liggenn regiment dragonders ingerigt. - Op den 27 September jl. zwollen, des morgens omstreeks half zeven ure, de uit den vuurberg Merapi Sumatra's Westkust ontspringende en door de afdeeling Tanah Datar stroomende rivie ren Nalano, Batang-Ingo en Bandar Gedang eensklaps zeer sterk. Eene vreesselijke overstrooming vond hierdoor plaats, die 1-J uur aanhield. De stroom was zoo hevig, dat alle zich langs de oevers bevindende sawahs werden overdekt met modder en zwaar geboomte en steenen vooreerst onbruikbaar zijn geworden. Negentien personen, benevens eene karbouwen kraal en 12 soe- roes (Mahomedaansche bedehuizen) zijn door den stroom medege voerd van de omgekomen personen zijn slechts tien lijken terug gevonden. De oorzaak van deze ramp wordt toegeschreven aan zware aardstortingen, die in den nacht te voren aan den berg Merapi hadden plaats gevonden en waardoor de bovengenoemde rivieren vermoedelijk voor korten tijd zijn verstopt geraakt; met medevoering van aardmassa's, steenen, bamboesstruiken en boomen hebben zij zich eindelijk eenen uitweg gebaand. Een nader onderzoek ter dezer zake wordt nog ingesteld. Dat het italiaansche ministerie niet bijzonder vast in den zadel zit, wordt vrij duidelijk, als men aan de geruchten, die van daar komen, ook maar eenige waarde toekent. Zwaar moet vooral den president-minister, den heer Earini, de taak vallen, hem door 's konings vertrouwen en gunst op de schouderen gelegd. Is de alliantie met Frankrijk reeds een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering, geeft dc verhouding tot het buitenland in het algemeen stof tot aanhoudende bezorgdheidde binnenlandsche aangelegenheden vermeerderen nog in klimmende mate de moeite en bezwaren, aan het regeren verknocht. Het volk ziet de vervul ling van zijn wensch„de eenheid van Italië" geen voetstap nade ren, de ster der hope is zoo goed als gebluscht, wat door de natie het vurigst wordt verlangd, wordt door de regering 't minst nage jaagd. Geen wonder, dat de bevolking op die wijee zelve plannen beraamt en de uitvoering er van voorbereidt. Generaal Lamarmora, die het zuiden des lands, in naam des konings bestuurt, moet vandaar onrustbarende tijdingen aan zijne regering hebben gezonden. Volgens die berigten, is de ontevredenheid onder de bevolking daar vrij algemeen. De nationale garde moet zelfs weigeren, om buiten de hoofdstad dienst te doen. De generaal twijfelt er zelfs aan, of het mogelijk zal zijn, deze belangrijke provincie voor de kroon van Vietor Einmanuel te behouden. Men verwacht dan ook, dat, als Garibaldi daar zijn bezoek komt brengen, hij er alles gereed zal vinden, om de Napolitaansche republiek uit te roepen. Iloe de keizer van Frankrijk er over denken zal, als zulke tijdingen hem komen verontrusten, is gemakkelijk te raden. Wenschelijk zou het echter zijn, als zijne fransche majesteit zich daardoor mogt aange spoord gevoelen, om, ter bevrediging der gemoederen in Italië, de noodige stappen te doen. Dat overigens de italiaansche regering, na het aftreden van den heer ltatazzi, naamver zich aansluit bij de staatkunde van Enge land; dat de zaken tusschen Turkije en Montenegro nog niet in het reine zijn gekomen; dat Polen nog steeds wachtende is op altijd nog meer concessiën van de russische opperheerschappij dat grootvorst Michaël den veldmaarschalksstaf van den Kaukasu* heeft aanvaard; dat de president Lincoln in Koord-Amerika geduriglijk vreest, dat anderen dan zijne vrienden voor hem het laatste uur zijns levens zullen doen slaan; dit zijn zoo al de, voornaamste laatste staatkundige berigten en geruchten, die het buitenland van zich liooren laat. Tusschen de bondstroepen en de Zuidelijken in Koord-Amerika heeft voor eenige dagen weder eene bloedige veldslag plaats gehad, met een niet gering verlies aan beide zijden. Naar men verzekert, hebben twee generaals en vele officieren van het Noorden daarbij het leven verloren. Het resultaat van den slag is echter nog niet bekend. In de kerk te Meuleke, bij Thielt, vindt men de volgende aanteekening op eene grafzerk „Joaunès Cosman tilius Adriaen, overleden op den 17den mey 1749 oud wesende 109 jaren sonder grys hayren op syn hooft, tanden noch sinnen verloren nochte oyt bloede getrocken geweest, hebbende geprocreert in syn 90ste jaar syn 28ste kindt vader synde van 28 kinders, onder welcke twee pastors onderpastor en ander geestelycke, oom synde tot in den vyfden grade, enz. It. I. P." In het departement des Hauter-Pyrenées heeft een neef zijnen oom vermoord, terwijl hij hem bij eene ernstige ongesteldheid op paste. De lijder gebruikte een voetbad, voor den haard gezeten. De moordenaar bragt hem eerst een hevigen slag met een ijzeren staaf op het hoofd toe en wierp hem daarop voorover in het vuur, om zoodoende alle spoor van geweld te vernietigen en den schijn van een ongeluk te geven. Na den moord bestal hij zijn slagtoffer en maakte, toen hij zich van zijnen buit verzekerd had, een hevig mis baar, waarop de buren toeschoten. Zijne list gelukte; niemand ver dacht hem aanvankelijk, maar allen geloofden werkelijk, dat de zieke door eene zeer verklaarbare bedwelming in het vuur gevallen was. Het ontdekken van het gemis der effecten en andere stukken van waarde wekte later echter vermoeden. Het lijk werd opgegraven en uien kon aan de half verkoolde hersenpan nog duidelijk en over tuigend genoeg de teekenen van het gepleegde geweld bespeuren. De beschuldigde blijft echter hardnekkig ontkennen en toonde niet de minste gemoedsaandoening, toen men hem bij het lijk van zijn slagtoffer bragt. Dat te Parijs de houders van groote schoolinrigtingen eigen omnibussen hebben, tot vervoer der jeugd van huis naar school en terug, is welligt bekend. Ook te Weenen heeft men iets dergelijks op touw gezet. De directie van den Zuider spoorweg heeft namelijk aan de in den omtrek van Weenen wonende familicn de vergun ning verleend, om hunne kinderen, die de school in Weenen bezoe ken, maandelijks, voor den geringen prijs van 1 flor., ter afstand van eene mijl en 50 kr. voor iedere volgende, dagelijks met de derde klasse te vervoeren. In den officiëlen Franschen Moniteur wordt het volgende medegedeeld: „Z. Exc. de apostolische nuntius heeft den 24 dezer, uit naam van den H. vader, aan den franschen minister van Buitenl. Zaken eene som van tien duizend francs overhandigd, als bijdrage voor de inzameling van giften, tot ondersteuning van de gebreklijdende arbeiders der katoenfabrieken, in het departement van de Beneden- Seine. „Zijne Heiligheid," heeft Z. Exc. de nuntius gezegd, „be treurt het, dat de staat zijner linantiën hem niet veroorlooft, eene offerande van meer aanmerkelijk bedrag te zenden; maar hij heeft, bij deze gelegenheid, een blijk willen geven van zijne toegenegen heid voor het Fransche volk en van zijne dankbaarheid voor de blijken van verknochtheid, die hij van dat land ontvangt." Gedurende de verloopene week hebben te Londen 1419 sterf gevallen en 1923 geboorten plaats gehad. Onder de ofliciëele opgaven der sterfgevallen te Londen, gedu rende de laatste week, komen er vier voor, die door den honger werden veroorzaakt. Dit geeft den Dailg-Kews aanleiding tot eene bittere beschouwing „In weerwil van onze hooggeroemde armverzorging" zegt dit blad „en in weerwil van de groote bijzondere weldadigheid, ster ven te Londen meer meuschen letterlijk van honger, dan in eenige andere stad ter wereld. Dit zijn de beschaamde armen. Terwijl de nood in Lancashire ten toppunt was, telden wij te Londen 15 zoodanige gevallen, waarvan de dagbladen gewaagden. Van hoevelen echter wordt niet eens melding gemaakt Hoevelen worden begraven, waarbij de geneesheer op het overlijdens-aitest het leelijk woord van honger doöï den een of anderen fijnen kunstterm uit zijn geneeskundig woordenboek heeft vervangen.!!^ Terwijl stoutmoedige natuuronderzoekers den Nijl opvaren, met het doel om de geheimzinnige bronnen van deze rivier te ont dekken, hebben andere reizigers, niet minder bereid om hun leven te wagen, een togt ondernomen, om dit vraagstuk op te lossen, door zich naar het binnenland van Oostelijk Afrika te begeven,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1862 | | pagina 3