was nimmer verstoord eu zij stierven te gelijk up 7Üjarig'en
leeftijd."
Gedurende de verloopene week hebben te Londen 1553 sterf
gevallen en 2147 geboorten plaats gehad.
Volgens de Army and Navy Gazette zijn de voorwaarden,
waaronder de Engelsche matrozen voor de dienst van de Chinesche
regering, onder kapitein Osborne worden geworven, zeer verlokkend.
De vergoeding voor bekomen wonden is even hoog als bij de
Britsche oorlogsmarine, doch wat aangaat de ondersteuning der
nagelaten betrekkingen der gesneuvelden, deze is veel aanzienlijker,
daar de weduwen, moeders en kinderen der zoodanigen een pensioen
zullen ontvangen. De prijsgelden zijn ook even hoog als in Enge
land, doch worden eerst na de afdanking en na de terugkomst
aldaar uitbetaald. Zieke matrozen ontvangen drie maanden volle
soldij, benevens vrijen overtogt naar Engeland. De weduwen, de
kinderen of de moeder eens gesneuvelden ontvangt 500voor
het verlies van twee leden wordt eveneens 500; voor het verlies
van een arm of been 300 betaald en voor andere verminkingen
naar evenredigheid. De ligehamelijke straf wordt vervangen door
eenvoudig ontslag uit de dienst. Wat de kleeding betreft, deze
moeten de matrozen zich zeiven aanschaffen.
De Engelsche bladen houden zich nog steeds bezig met be
schouwingen, omtrent de waarschijnlijke resultaten van den veldslag
bij Fredericlcsburg. Sommigen geven de hoop te kennen, dat die
gebeurtenis binnen een niet ver verwijderd tijdstip den vrede zal
ten gevolge hebben eu daaronder bevindt zich de Shipping Gazette,
die zich in een harer nommers aldus uitlaat: „Het is moeijelijk
te zeggen, in hoeverre de Zuidelijken in den jongsten veldtogt
hebben geleden en even moeijelijk, om de uitgestrektheid hunner
hulpbronnen na te gaan; doch zoo wij afgaan op de bijzonderheden,
die ons uit Amerika worden gemeld en waarop wij kunnen ver
trouwen, dan zou de pas geëindigde veldtogt de Zuidelijken in eene
sterkere positie laten, dan vóór den aanvang daarvan. Het zal
derhalve geene verwondering baren, dat de minst opgewonden
mannen in de Noordelijke staten niet tevreden zijn over het kabinet
te Washington en het einde wenschen te zien van de vijandelijkheden,
die tot nu toe geen ander gevolg hebben gehad dan den ondergang
der industrie en de nuttelooze opoffering van zoovele menschen-
levens. Het is welligt gelukkig, dat beide partijen door geene
vreemde interventie werden belet, dien oorlog voort te zetten, welks
resultaten derhalve door vreemden invloed noch vertraagd, noch
bespoedigd werden. Het is mogelijk, dat zij, die de openbare mee
ning in het Noorden leiden, spoedig hunne positie in het belang
van den vrede zullen onderzoeken. Wij houden ons ten stelligste
verzekerd, dat allen, wien het welzijn van beide partijen in Amerika
ter harte gaat, zoodanige gedragslijn ten zeerste zouden toejuichen."
Dezer dagen bevond zich een Italiaansch matroos op den
spoortrein van Passage naar Cork. In de nabijheid van Bochetoicn,
terwijl de trein, ofschoon met verminderden spoed, nog voort ging,
stak hij zijn hoofd naar buiten, tengevolge waarvan zijn pet door
een rukwind wegwaaide. Zonder zich een oogenblik te bedenken,
sprong hij uit den waggon de pet achterna, tot groote ontsteltenis
zijner mede-passagiers. Gelukkig heeft deze roekelooze daad geene
nadeelige gevolgen gehad, daar hij in- noch uitwendig eenig letsel
had bekomen.
-Aan de Breslauer Zeitimg wordt uit Beuthen (Posen) van 4
dezer letterlijk het volgende geschreven: „De brand in de nabijgelegen
steenkolenmijnen, die steeds groote vorderingen maakt, begint ook
voor het verkeer langs die streken gevaarlijker te worden. Den
24 der vorige maand werd op een veld, waaronder zich zulke
mijnen bevinden, een met twee paarden bespannen rijtuig met den
koetsier plotseling door de aarde verzwolgen. Door het voortwoe
den van den kolenbrand was de bodem reeds dermate ondermijnd,
dat hij, bij het passeren van het rijtuig, openspleet en de argeloos
voorbijrijdenden in den afgrond deed zinken." Dit vreemd klinkend
berigt moet geheel ter verantwoording van genoemd blad gelaten
worden.
- Een reiziger, die de koude luchtstreek bezocht en ook een
bezoek aan Ysland gebragt heeft, verhaalt daarvan o. a. de volgende
bijzonderheid
„Ik zag daar eene zeer bijzondere manier om borden te reinigen.
De dames laten dat werk eenvoudig maar door de honden verrigten.
De honden, waarvan men er in elke hut verscheidene houdt,
worden over 't algemeen als leden der familie behandeld. Toen
ik mij, na een langen vermoeijenden togt, een nachtkwartier zag
aangewezen en sterk begon te verlangen naar mijn avondmaal,
trok een tooneel, dat vóór den ingang der woning zieh opdeed,
sterk mijne aandacht. Er kwam een meisje, door een hond verge
zeld, naar buiten en plaatste twee borden op den grond, die het
dier dadelijk met zijn tong begon te lekken. Spoedig begreep ik,
dat ze op die vreemdsoortige wijze gespoeld werden, om bij mijn
maaltijd te dienen. Na eenigen tijd haalde het meisje dan ook de
borden terug en werd het maal op tafel gezet. Natuurlijk viel
mijn eerste blik op de borden. Ik herkende ze terstond voor de
zelfde, die men den hond had voorgezet, en dit bleek ook uit de
streken van de tong, die over de borden was heengegaan. Nu
kampten twee tegenstrijdige gevoelens in mijhonger en weerzin
streden geweldig tegen elkander. Toen ik echter bezon, dat dit
den volgenden dag weêr hetzelfde zou zijn, besloot ik het aangeboden
geregt te nuttigen, met vermijding evenwel van de door den honden
tong geteekende plaatsen.
Tot geruststelling van hen, die soms genegen mogten zijn hunne
reisroute derwaarts te rigten, kan dienen, dat deze gewoonte voor
de beschaving van den tegenwoordigen tijd meer en meer begint
te wijken."
Yoor het centrale gebouw van het kapitool te Washington
heeft men eene prachtige, geheel uit brons vervaardigde poort aan-
gebragt, die 20,000 ponden weegt. Zij heeft vleugeldeuren met I
vier velden op eiken vleugel en een half circelvormig veld boven
den dwarsbalk. Het eerste veld stelt voor: Columbus voor den
raad te Salamancu, het tweede zijn afscheid van het klooster La
Enbida, het derde zijne audiëntie bij Eerdinaud en Isabella, het
vierde zijn vertrek van Palos, het halfcirkelvormige zijne eerste
landing in San Salvador, het vijfde zijne eerste botsing met de
Indianen op Hispanvola, het zesde zijn zegevierenden intogt te
Barcelona, het zevende schildert hem als gevangene in kettingen en
het achtste zijn dood. In 16 kleine nissen ziet men even zoovele
statuetten van beroemde tijdgenooten van Columbus en tusschen de
velden de hoofden der geschiedschrijvers, die zijne reizen hebben
geschilderd; de laatsten zijn Irving en Prescott. Het geheel kroont
een borstbeeld van Columbus.
De groote Duitsche humorist Ernst van Bibra, eindigt de
beschrijving van een leeuwenjagf, die hij in Cliili had bijge
woond, volgendenvijze.-
„Het overige jagtgezelschap verwijderde zich insgelijks, terwijl
men alleen of in troepen van de plaats reed, en ook ik wilde
eveneens naar huis rijden, toen de kreet: „a la ionda! a la fonda!"
mijn oor trof.
Als men milicien, schutter of iets anders is, cn na het exerceren
inrukt, dan gaat men a la fonda!
Heeft men eenige vervelende uren doorgebragt aan eene groene
met acten bedekte tafel, omdat men medelid is van eene of andere
commissie, dan gaat men a la fonda!
Eene comité's-zitting is ten einde, en welk Duitscher is ten
minste jaarlijks niet eenmaal lid van een comité geweestmen gaat
steeds a la fonda!
"Woonde men eene parade bij, was men als getuige voor den
regter geroepen, of komt men met eenige vrienden uit het paarden
spel, of keert men met andere vrienden van eene begrafenis terug;
in één woord: komen eenige mannen ergens van een gemeenschap
pelijk werk, waarmede zij niet dagelijks bezig zijn: altijd gaat men:
a la fondaa la fonda
Iedereen weet sedert lang, dat a la fonda beteekent „naar het
koffijhuis," en ook de schooue lezeres weet dit sedert lang, daar zij
reeds te dikwijls, bij zulke gelegenheden, met het eten op den
armen huisvader heeft moeten wachten, die niet naar huis kon
komen, omdat zijne „collega's" ook zoo lang bleven!"
Men leest het volgende in den Englishman van 3 Dec., een
blad, dat te Calcutta het licht ziet
„De passagiers, die van Sitez te Point te Galles zijn aangekomen
met het fransehe stoomschip V Impératrice, van de Messageries Im
periales, hebben zich ten hoogsten tevreden betoond over de uit
muntende inrigting aan boord van genoemd vaartuig, en spreken
met den meesten lof over de beleefdheden en de goede zorg, welke
hun betoond zijn, over de tafel en over alle verdere inrigtingen.
Zij hebben aan den kapitein en aan de overige officieren der be
manning brieven van dankbetuiging geschreven, waarin zij hunne
bijzondere tevredenheid betuigen en hun de hartelijkste gelukwen-
schen toebrengen, uit dankbaarheid voor de kiesche beleefdheden en
de verpligtende voorkomendheden, welke zij gedurende de reis heb
ben ondervonden. Meer dan een van hen heeft ons verzekerd, dat
er geene vergelijking kan gemaakt worden tnsschen de comfort en
de goede behandeling, die zij aan boord van den Franschen steamer
gevonden hebben, en die welke men gewoonlijk ondervindt aan
boord van de andere mailbooten. Even als die passagiers, zullen
wij dan ook niet in eene vergelijking treden, maar aan het publiek
de zorg overlaten, om, in hun eigen belang, te informeren waar
men op de beste behandeling kan rekenen. Wij hopen dat de
fransehe maatschappij moge voortgaan zoo als zij begonnen is; is
dit het geval, dan zal deze concurrentie een zeer groot voordeel
kunnen opleveren voor onze streken zoowel als voer Europa."
HET
De manier om het haar te dragen heeft allerwege, maar vooral in
Frankrijk, tallooze veranderingen ondergaan. Onder de eerste fransehe
dynastie droeg men het lang, vooral in het Merovingische geslacht
het over de sehouders golvende haar was zelfs het karakteristieke
teeken der krijgslieden van koninklijk bloed. De overige Franken
streken het haar op de kruin omhoog, en bonden het in den vorm
van eene bos op. De lijfeigenen waren geheel glad geschoren. Onder
Pepijn den Korte en de Carolingiërs geraakte het dragen van lang
haar in onbruik, doch kwam onder Ilugo Capet weêr in zwang, eu
duurde tot de Xllde eeuw voort. In dit tijdperk begonnen de bis
schoppen zich tegen die mode te weer te stellen, en werden zelfs
een aantal heeren, die haar bleven volgen, in den ban gedaau.
Lodewijk de Jonge liet zijn haar door de heeren van zijn hof knip
pen, ten einde den banvloek tc ontgaan. Sommige schrijvers hebben
beweerd, dat het gebruik, om kort haar te dragen, van Frans I
dagteekent, die, eene wonde aan het hoofd gekregen hebbende, zijn
haar liet afscheren, en door zijne hovelingen daarin werd nagevolgd.
Doch die mode klimt, zoo als blijkt, veel liooger op, en hield zich
staande tot op de regering van Lodewijk XIII, die zijn haar liet
groeijen en golvend droeg. Om zich naar den wenscli van hun sou-
verein te voegen, of om hem te believen cn te vleijen, droegen zijne
hovelingen lang haar, of groote paruiken. Ouder de regering van
Lodewijk XIV, werden de laatstgemelde nog veel grooter en om
vangrijker, en moest men een groot aantal plebeïsche hoofden plun
deren, om één enkel hoofd van een heer van het hof op te sieren.
Die paruiken kostten dikwijls eene hand vol gelds. De XYIIIde eeuw
deed ze door kleine gepoederde paruiken vervangen. Eindelijk ver
bande de revolutie zoowel de poeder als de paruiken, maar het
hoofdhaar bleef de wisselingen der mode, die met de politieke denk
beelden niet zelden op en neer gingen, niet minder volgen. Zoo
verkoos men b. v. onder het directoire haar d la victime, d. i. in
I den nek weggeschoren, te dragen, even als de slagtoffere, die ier