~C A R G A L IJ S T.
jongman; onder eenige zakken te verbergen, die toevallig iu de
keuken zich bevonden, om den volgenden dag naar den winkel te
worden overgebragt. Het gesprek tusschen de dame en de meid
duurde ongeveer een kwartier en zonder van den gast iets bemerkt
te hebben, ging de vrouw des huizes naar de woonkamer terug.
Of het meisje zich haastte om haar vrijer uit diens lastige positie
te bevrijden! Toen zij hem echter toesprak, bleef deze haar 't ant
woord schuldig. Bewegingloos lag hij op den grond. Hij was
gestikt. He geneesheer, die onmiddellijk gehaald werd, schreef den
plotselingen dood van den ongelukkige aan de volgende omstandig
heid toe. De zakken waren met eene met zwavel bezwangerde sub
stantie gevuldzoodra de jonge man die op het ligchaam kreeg,
vloog daaruit stof op, dat hem, op de borst slaande, aan 't hoesten
moest brengen. Om zijne tegenwoordigheid echter niet te verraden,
bedwong hij dien hoest zoolang, tot hij stikte.
Sedert ongeveer veertien dagen is er eene menagerie, ouder
directie van Mw. Chevrier en den heer Paimali, op het groote
plein van Bethune te Parijs geplaatst. De heer Paimali begeeft
zich in alle hokken en speelt of veeht met de wilde dieren. In een
hok kwam hij echter nooit; daarin was een koningstijger van
Bengalen, die sleehts sedert korten tijd was aangekocht en wiens
karakter nog door den dierentemmer werd nagegaan. Dezer dagen
stond echter op het programma aangeplakt dat Paimali zich in dat
hok zou begeven. Er was eene groote menigte nieuwsgierigen bij
de aangekondigde voorstelling aanwezig. Toen Paimali het hok
binnentrad, beefden de stoutmoedigsten, doch spoedig koesterde nie
mand meer eenige vrees, want voor den vurigen blik des dieren
temmers was het dier brullende en knorrende op den grond gaan
liggen. Het publiek juichte Paimali toe en verlangde, dat hij het
bij deze eerste proef zou laten, doch zijn naijver was opgewekt en
hij begon zijne kunsten met het dier. De tijger liet zich die iu
den beginne welgevallen, doch eensklaps sprong hij op en plaatste
zich voor den uitgang van het hok. Paimali gaf hein eenige kar
watsslagen om hem naar de traliën te drijven, de tijger viel op
hem aan en wierp hem op den grond. Het was een vreeselijk
oogenblik. De toeschouwers sehreeuvvden en vlugtten, het geen den
tijger nog woedender maakte. Eindelijk gelukte het Paimali het
dier een stomp op de borst te geven, zoodat het hijgende zijne
prooi losliet. Faimali maakte daarvan gebruik om op te staan,
gaf het dier eenige hevige vuistslagen op den kop, zoodat het bijna
bewusteloos was, en verwijderde zich hevig bloedende.
-De Nouvelliste de Marseille deelt op gezag van een ooggetuige,
den burggraaf D., den volgenden trek van liefdadigheid mede:
Bij de aankomst van den spoortrein van Marseille, aan het station
de Bette, op den 27 Maart 11., omstreeks middernacht, klom eene
arme vrouw, die weduwe en moeder van zeven allen nog zeer jeug
dige kinderen was, met dit haar gezin uit de derde klasse. Hare
reis tot Marseille willende voortzetten, vroeg zij een plaatsbiljetje
doch hoe groot was hare ontsteltenis en verlegenheid, toen zij be
speurde, dat zij geen geld genoeg bezat om het reisgeld te betalen.
Zij wendde zich tot den heer X, ambtenaar bij het station, en deelde
hem haar onvermogen mede, hem sineekende haar te hulp te komen.
Deze edelmoedige en meewarige man, niet bij magte alleen de
arme vrouw het noodige geld te verschaffen, had het gelukkige denk
beeld een beroep te doen op den liefdadigen zin der reizigers, die
zich in de wachtkamer der eerste klasse bevonden. Zich er onmid
dellijk heen begevende, deelde hij aan eenigen de wederwaardigheid
der arme vrouw mede, met verzoek om haar met hem te hulp te
komen. Het werd met het beste gevolg bekroond, zoodat hij niet
alleen voor het sehamele gezin de geheele reis naar Marseille kon
betalen, maar ook nog eenig geld, dat hij over had, aan de weduwe
kon ter hand stellen, om in de eerste behoeften bij hare aankomst
te Marseille te kunnen voorzien. Het hart van den heer X. klopte
van vreugde, toen hij zijne beschermelingen uit den nood had ge
holpen. Doch eenmaal een goed werk hebbende begonnen, wilde hij
niet halverwege blijven staan. Hij wendde zich mitsdien tot een
jong reiziger, die tot hiertoe lijdelijk aanschouwer van zijne inzame
lingen ten behoeve der arme reizigers was gebleven. Naauwelijks
echter had hij het lot dezer vernomen, of hij verlangde hen te zien.
De heer X. bragt hem terstond bij haar.
Op eenige vragen van den jeugdigen onbekende, antwoordde deze
hulpelooze moeder door hem mede te deelen, dat zij des morgens van
Bordeaux was vertrokken, dat zij en hare zeven kinderen den geheelen
dag nog niets gegeten hadden en dat zij tot overmaat van ramp
geen geld genoeg bezat om hare reis te volbrengen. De jeugdige
reiziger werd door dit droevige verhaal zoo bewogen, dat hij, aan
de inspraak van zijn edelmoedig hart gehoor gevende, zijne porte
feuille uit den zak haalde en daaruit een bankbiljet van duizend
francs nam, dat hij aan de weduwe schonk er bij voegende, dat zij
dit voor haar zelve moest bewaren, omdat hare reis reeds betaald
was. Na vervolgens nog aan ieder kind een bankbiljet van honderd
francs in de hand te hebben gestopt, verliet hij ijlings de arme
vrouw, zonder haar den tijd te laten hem zelf voor zijne milddadig
heid te bedanken.
De inwoners van Lcsquin (Noorden van Frankrijk), zijn sedert
een paar dagen getuigen van een zeer vreemd tooneel, dat plaats
heeft aan den mond van een ouden put, eertijds gegraven tot het
zoeken van steenkolen. De grond splitst zich in dezen put open
en de aarde wordt bewerkt, alsof zij door een legioen mollen
ondermijnd wordt en uit de opening stijgen wolken van rook en
asch. Elke wolk wordt voorafgegaan door eene doffe ontploffing.
Dit versehijusel vermeerdert van uur tot uur en veroorzaakt eene
schrikwekkende beweging in dc omliggende dorpen. Des avonds is
het vooral zigthaar door het phosphorieke licht, dat de kolommen
van rook en asch buiten den kuil verspreiden.
Dezer dagen overleed te Glasgow een heer, die zich zeer be
rucht heeft gemaakt door zijne excentriciteiten. Bij zijn testament,
dat, nog origineler is dan al de dwaasheden, die hij in zijn leven
verrigtte, heeft hij zijn vrij aanzienlijk vermogen vermaakt aan een
Newfoundlandschen hond, dien hij tot zijn eenigen erfgenaam heeft
benoemd. Een gedeelte van dat zonderling testament luidt als volgt:
„Ik veracht de menschen; ik hield op deze wereld alleen van
mijn hond. De menschen hebben mij heel veel kwaad gedaan, ter
wijl mijn houd mij tweemalen het leven gered en mij eene stand
vastige vriendschap betoond heeft. Ik begeer dus, dat mijn huis in
de stad, mijn landhuis, mijn geld en mijne banknoten, na mijn
dood het eigendom van Jack zullen zijn. Ik draag aan de uit
voerders van mijn uitersten wil op, mijn trouwen medgezel te
verzorgen, even alsof bij zitting had in liet lloogerliuis. Ik begeer
bovendien, dat men hem drie malen daags een zeker lekker maal
zal toedienen, dat men hem niets in den weg legge en hem, als
1 i -
hij dood is, in mijn graf begrave.
De erfgenamen bij versterf van den zonderlingen Schot zullen,
wel denkelijk, het testament aantasten en Jack, de hond, een proces
aandoen, om het beest te berooven van de schoone erfenis.
-- Door den lieer Uhlenhuth, ouderwijzer aan een der stads-
industriescholen te Berlijn, die zich als schrijver en beeldhouwer
reeds een naam heeft verworven, is een klein toestel uitgevonden,
een zoogenaamd Tellurium, hetwelk zich door eenvoudigheid en
goedkoopheid onderscheidt, en aan ouders en onderwijzers als ecu
zeer geschikt leermiddel voor de jeugd is aan te bevelen. liet
bestaat uit een koperen arm met licht, waarop een, de zon voor
stellende glaskogel, een draaimechanisme, aardglobe en maankogeltje.
Voor den geringen prijs van 2 thaler is het toestel verkrijgbaar,
met een zeer populair geschreven verklaring er bij.
De koninklijke regering te Bromberg en het schoolblad der pro
vincie Brandenburg bevelen deze uitvinding zeer aan.
In het tijdschrift „de Nieuwe Bijdragenvoor de maand Maart
dezes jaars, komt in het Mengelwerk een stuk voor, getiteld„Een
blik op het Schoolwezen in Amerika." De schrijver van dat stuk
doet daarin kennen den gebrekkigen toestand, waarin het onderwijs
verkeert, ook als een gevolg van de verkeerde voorstelling, die men
zich vormt van de inrigting der maatschappij, als waarin niet de
geestelijke meerderheid, maar de kleur der huid aanspraak geeft op
verheffing of doemt tot vernedering en slavernij.
De schrijver eindigt zijne belangrijke beschouwingen Yolgenderwijze:
„Aau dezen lagen trap van ware beschaving is het toe te schrijven,
dat het Zuiden zich voor zijn zedelijk en nationaal oeconomisch
verderf, de slavernij, laat doodslaan; dat er in het Noorden een
talrijke partij bestaat, die zich de democratische noemthet niet het
Zuiden houdt en verraad pleegt aan dc zaak der Unie; dat de
republikeinsche partij zwak van karakter en bekrompen van geest,
en de constitutie dc daarin niet te vinden wettiging van de slavernij
erkent, ze aan het Zuiden toestaat en zich alleen tegen hare uit
breiding verzet; dat de Unie-partij alleen voor de onmogelijke her
stelling der Unie strijdt, gelijk dan ook de proclamatie van den
president alleen de oproerige staten met slaven-emancipatie dreigt,
maar over het regt van eigendom in menschenvleesch stilletjes heen-
loopen; dat deze partij in den grond voor het zwarte ras strijdt,
maar dit ras zelf van den kamp uitsluit; dat men niet inzien wil,
waarom de aanvankelijke sympathie der Europesche natiën is ver
koeld omdat deze iu den waan verkeerden, dat de strijd den
vloek gold der 19de eeuw: de slavernij op den bodem, waarop de
Engelsehe kolonisten de vrijheid met hun bloed hebben gekocht."
Waarlijk! een volk, dat alleen uiterlijke beschaving bezit en niet
voor de innerlijke, de hoogere beschaving eerbiedigt, kan niet vrij
zijn, kan niet vrij blijven."
De Presse Scientijique geeft het volgende treurige overzigt van
den broedermoordenden oorlog in Amerika.
Federalen. Geconfeiler. Totaal.
Gesneuveld44,000 21,000 65,000
Gekwetst97,000 60,000 157,000
Overleden aan ziekte en aan wonden 250,000 120,000 370,000
391,000 201,000 592,000
M ARKTBERIGTEN.
ALKMAAR, 13 April.
Aangevoerd: 121 Kalveren f 41 a 95. 40 Varkens 41 a 4S c per X p
PURMEltENDE, 14 April.
Aangevoerd: 208 Runderen, handel ving. 14 Paarden. 1 IS vette Kalveren,
handel vlug, 65 a 85 c. per N. p. 145 nucht. Kalveren, f 2,50 a 7, handel
minder vlug. 29 vette Varkens, 36 a 47 c. per X. p., handel traag. 44 mag.
dito, f 11 a 18 en 256 Biggen, f 4 a 7 per stuk, handel iets vlugger. 642
Schapen en Lamineren, handel vlug. Boter 85 a 95 e. per X". p. Kaas, 6]
stapels Kleine en 1 Middelb., hoogste markt Kleine Hooikaas f 27,25, Middelb.
f 28.50 per X'. p. Kip-Eijeren I" 2,40, Kcnd-Eijcren f 2,65 per 100 stnks.
Kievits-Eijercn 5 a 6 c. per stuk.
ROTTERDAM, 13 April.
Witte Tarw e 20 e. hooger, beste f9,80 a 10, mind. f 8,50 a 9,50, gcm. f7,50
a fS,25. Rogge als voren f6 a 6,70. Inl. Haver onv., lange f 2,*50 a 3,23,
korte f3,40 a 3,80. Inl. Paardenboonen als voren f5,75 a 6,25 X'. hlaauwe
Erwten prijsh., kleine f6 a 7, groote en Schokk. f7,75 a 11. Bruine Boonen
f 6 a 8, witte f 6 a 8. Kanariezaad onv. f 8 a 9,50. Noordbr. Boekweit als
voren f 1S5 a 190, grove Frans, f156 a 160. Koolzaad zonder handel. Meekrap
met, geringen omzet tot vorige prijzen.
SCHIEDAM, 14 April,
Jexevf.r f 17,75; Anist. proef f 19.Moutwijn f 12 25
LONDEN, 13 April.
Heden waren ter Vet:-markt aangevoerd: 4090 Runderen, 21710 Schapen.
154 Kalveren en 240 Varkens. De prijs der Runderen was 4 sh. 10 d., van
Schapen 4 sh. 10 d., van Kalveren 5 sh. 8 d. en van Varkens 4 sh. 10 d.
De prijzen der laatste markt waren.
Runderen 5 sh. 0 d., Schapen 5 sh. 6 d., Kalveren 5 sh. 10 d. en
Varkens 4 sh. 10 d.
Aangekomen van 1115 April ter losplaats HELDER om aldaar te lossen
de volgende schepen, gekomen van:
ST'NDERLAND. Catharine, L.Dajer. 133 ch. Steenkolen. Wurfbain&C.,teAmst.
OUDSOER. GeorgeWashington, J.lvendsen. Lading Hout. Gcbr. Hooglar.t, teAmst.
CIIRTST1ANÏA. Mercnr, N. Hellesen. Lading Hout. \V. Pnnt. teEdaiu.