HET GEHEIM VAPi Dl GENEESHEER. gelieele gevaarte ïust op 9, van geslagen ijzer vervaardigde, gedraaide pijlers, die tot op een diepte van 30 voeten in het zand ingelaten zijn. Acht derzelve sluiten in de hoeken van den achthoek, en de negende in het middenpunt. Hunne niet meer dan 3 voet boven het zand verheven uiteinden zijn door een sterk raam van bind- balken, uit gehard staal vervaardigd, met elkander verbonden. Van de acht buitenste en naar het middenpunt gebogen pijlers, verhellen zich weer acht andere van geslagen ijzer, die stevig met eikanker verbonden en door stevige koppelingen van getrokken staafijzer, hier en daar aan de midden-kolom bevestigd zijn. Een aantal span- balken, die diagonaal op de buitenzijden van den achthoek werken, en van de midden-zuil op de buitenste pijlers afloopen, voorkomen alle schranking van het gebouw. Om de werking van den wind op eene hoogte van nagenoeg 35 voeten uit den grond des te beter te voorkomen, is het verblijf der bewoners koepelvormig, gelijk mede eene bergplaats voor levensmiddelen, beneden dit verblijf, de gedaante van een omgekeerde kegel heeft. Uit het middenpunt van den koepel verheft zich de midden-schacht of cylinder van geslagen ijzer, waar een wenteltrap van O-j- voet diameter in aangebragt is, langs welken de bewoners naar den lantaarn klimmen. De lantaarn met zijn draailicht, wordt door de heeren Gebr. Chance Co. geleverd. Het licht zal op een afstand van 18 mijlen, met eene bij tusschenpoozing heldere flikkering van een minuut, zigtbaar zijn. De gansche zwaarte van den vuurtoren met zijn lan taarn bedraagt nagenoeg 170 ton, waarvan het grootste gedeelte door middel van de werking der boven vermelde spantbalken, door de acht buitenste kolommen gedragen wordt. De fundeer- pijlers die van stevig geslagen ijzer vervaardigd zijn, hebben 8 duim diameter; van ieder derzelve wordt berekend, dat zij eene zwaarte van 80 ton kunnen torschen. CORRESPONDENTIE. liet ingezonden artilcel, geteekend W. C., wordt niet geplaatst, omdat het op dit oogenblik niet kan bijdragen tot het doel dat de geachte Inzender zich voorstelt. De verkiezingen zijn thans bijna afgeloopen. Vervolg van N°. 59). Ondertusschen had de doctor genoeg gezien, om zich overtuigd te houden, dat hier spoedige hulp onvermijdelijk noodzakelijk was. Hij nam dus afscheid van den deurwaarder, heval hem teu ernstigste aan, om toch zijne rust te houden en beloofde, ter zake van de iu gesprek zijude huur, spoedig eeus terug te zulleu komen. „Wel vroeg Roosje, die hem tot aan de deur uitgeleide deed, vol angst. „De ziekte teekent ernstige verschijnselen," zeide Fournier. Ik zal u een recept voorschrijven, dat gij stiptelijk moet ingeven." „Moet hij medicijnen hebben?" vroeg het meisje, met eene soort van bezorgdheid. „Slechts weinige: 't zal voldoende zijn, als gij het recept bij den apotheker brengt, die u wel terstond zal helpen." Roosje scheen verlegen te worden; de doctor behoefde naar de rede niet lang te gissen. „Verontrust u nu maar niet over het geld liet hij er op volgen. „Alles zal u op mijn naam ter hand gesteld worden en later zal ik dat met vader Duret wel viuden." „O, ik dank u zeer, mijnheer!" hernam het jonge meisje, wier oogen van erkentelijkheid vonkeldenmaar mijn pleegvader zal toch wel begrijpen, dat die medicijnen eenmaal moeten betaald worden eu dau zal hij ze weigeren in te nemen, vrees ik. Als mijnheer de doctor mij vergunnen wilde, hem te zeggen, dat die hem gratis door hem bezorgd worden.... naderhand zal ik misschien wel middel weten te vinden, om door mijn handenarbeid alles te betalen „Zeer goed," gaf Fournier, die met den blos en de verlegenheid van liet goede kind te doen had, ten antwoord, „doe 't naar uw beste weten.... ik zal u helpen." Ten einde aan hetgeen hij gezegd had !in de oogen van den zieke nog meer schijn van waarheid te geven, wilde hij haar zelfs naar zijn bed terugsturen en inmiddels zelve de medicijnen gaan halen. Om den ouden deurwaarder te overreden de medicijnen te gebruiken, moest men herhaalde reizen verzekeren, dat 't een bloot geschenk van zijn buurman was. Toen hij dus eindelijk overtuigd was, dat, zijne genezing hem geen duit zou behoeven te kosten, nam hij de voorgeschrevene middelen gewillig in. De ziekte had echter reeds zoodanige hoogte bereikt, dat de wetenschap niet meer mogt baten. Door middel van de herhaalde felle koortsen en flaauwten, nam de oude man van dag tot dag af en zag Fournier al spoedig, dat hij alle hoop zou moeten opgeven. Dientengevolge begreep hij de buiten werking blijvende en langs dien weg overtollig gewordene medicijnen te laten staan, en den zieken Durct geheel en al vrij in zijn doen te laten. Door duizenderlei verlangens te uiten en even zoovele plannen te beramen, bediende zich onze deurwaarder daar dan ook van en als 't er op aan kwam, stelde zich zijne gierig heid altoos tusschen de uitvoering en zijne verlangens. Met een vlugtig gevoel van zijn toestand cn het besef, dat zijne levenssappen begonnen op te droogen, overdreef hij de zoo natuurlijke behoefte aan behoedzaamheid en voorzorg, ten einde zichzelven nog een lang leven te kunnen voorspiegelen. Veertien dagen verliepen er in dien toestand. Roosje bleef bij voortduring hetzelfde geduld en dezelfde verloochcniug bctoonen. Sedert tien jareu lang reeds onder het juk van vrijwillige armoede gebukt gaande, nam zij 't zonder morren of tegenkanting op hare schouders: zij beklaagde haar pleegvader, in plaats van hem te beschuldigen en had zijne schatten nooit begeerd, dau om er hem zelve van te laten genieten. Bij ieder bezoek outdekte de doctor een nieuwen schat in die edele ziel, die zoo geheel en al in haar doen en laten was afgedrukt en die van anderen niets anders vergde, dan het geluk om zich aan hen toe te wijden. De dagelijks toenemende belangstelling in het jonge meisje bragt hij op den ouden deurwaarder, den eeuigen vriend, die haar op de wereld overgebleven was, over. Mogt zijne bescherming al wat hard te noemen zijn geweest, zoo was zij hem toch het vertoon van familie-belangstelling verschuldigd en vader Duret, niets meer dan haar heer en meester willende zijn, eeu steun voor haar geworden. Maar wat moest er nu ua zijn overlijden van haar worden? Van het vermogen van haar pleegvader had zij niets te wachtenwant die had een neef, zekere Tricot, een zeer welgesteld landeigenaar iu die streken, met wien hij altoos op den besten voet gestaan had. Juist waren Tricot cn zijne vrouw, die hun neef van tijd tot tijd kwamen bezoeken, ten einde eens te polsen, hoe na zij aan het deelen der nalatenschap waren, in het hevigst der ziekte aange komen. 't Was een van die sluwe boeren, die zich lomp cn plomp voordoen, ten einde het voorkomen van rondborstigheid aan te nemen cn zeer luide spre ken, om hetgeen zij zeggen geloof te doen vinden. Bij het zien van den stervenden neef, barstte hij in luide klaagtooncn uit, waar Duret echter spoedig een ciude aan maakte, door te zeggen, dat 't niets beteekende en er binnen weinige dagen niets meer van te zien zou zijn. „Zoo?" vroeg Tricot, schijnbaar ongerust ter zijde ziende, „wel zoo, men zoi zeggen! dat doet mij groot pleizicr. Gij gevoelt u derhalve wat beter?" „Veel, zeer veel," stamelde Duret. „Best zoo...," hernam de landman, de zieke steeds met een twijfelaehtigeu blik aanziende, „brave lieden moeten ook niet ziek zijn.... Gij hebt toch im mers een doctor?...." „Die komt alle dagen," hernam de oude deurwaarder. „En wat heeft hij gezegd?" „Dat hij er niets aan te doen had cn 't wel gaan zou." „Aha, ziet gij wel?» hernam Tricot onthutst, „kortom, gij zijt op kalk en zand gebouwd, neef! cn hebt wat kou gevat :*hct klokhuis is evenwel altoos nog goed." „Ja, ja!" zeide Duret, er altoos op uit zijnde om anderen het weinig bctee- kenende van zijne ongesteldheid diets te maken; „alleen de krachten zijn 't nog maar, die mij ontbreken, maar dat zal wel weer terugkomen." „Tot dat einde komen wij u het een en auder brengen," viel Tricot hem in de rede cn haalde uit eene mand eene versch geplukte gans met drie volle iiesschen wijn te voorschijn. „Ziehier een beest, dat opzettelijk voor u gemest is, neef! met een proefje van ons gewas van dit jaar.... Gij moet er eens van proevendat zal uw maag goed doen." Duret vestigde een begeerigen blik op de gans en den wijn. Door de ge dachte aan een onthaal, dat hem niets behoefde te kosten, aangelokt, riep hij Roosje, liet haar den weelderigen voorraad zien en zeide haar, dat hij met den pachter en Perrinc, dieus vrouw, verlangde te souperen. Aan eene geheel lijdelijke onderwerping gewoon en bovendien gerugsteund door de door doctor Fournier onvoorwaardelijk gelaten vrijheid, gehoorzaamde het meisje haren pleeg vader zonder eenige bedenking. Weldra vervulde de geur van den gebraden gans het zieken-vertrek, terwijl de door lange ontberingen verarmde maag van den zieke door zulke krachtige geregten niet weiuig geprikkeld werd. In de verwachting van dit onkostelijke maal begon hij bijna op nieuw te leven, liet de tafel digt bij zijn bed dekken eu vond in het achterstallige van zijn zoo lang onbevredigden eetlust een overblijfsel van honger en dorst naar zulk een goeden en ouverwachten disch. Tricot vulde zijn glas, dat hij met eene bevende hand ledigde, om het al da delijk wcêr te doen inschenken. De wijn cn het voedsel, wel verre van zijne ongesteldheid reeds dadelijk te verergeren, schenen zijne gezoukene krachten integendeel te doen toenemen: hij rigtte zich met meer kracht omhoog; zijne oogen vonkelden als iemand, die eene halve roes heeftmet luider stem begon hij van zijne plannen te spreken en gaf, met de verzekering, dat zij zijne w are bloedverwanten waren, zijn neef en nicht de handen drukkende, huu allerlei raadgevingen, omtrent hetgeen zij met zijne armoedige nalatenschap te doen hadden. Tricot en zijne vrouw schreiden beiden van aandoening. Toen zij den ouden deurwaarder eindelijk verlieten, om eenige noodzakelijke bood schappen in de stad te gaan doen, geschiedde dit niet, zonder dat zij beloofden nog afscheid van hem te zullen komen nemen, voor en aleer zij voor goed gingen vertrekken. Op 't oogenblik, dat zij de woning verlieten, trad Fournier binnen en zag den zieke hen met een schclinschen blik tot buiten de deur achterna kijken, zijn glas leeg drinken en vervolgens met ecu spotachtigen lach met zijne toug snakken. „Wel, wel, buurman! 't schijut vrij wat beter met u?" zeide de geneesheer, hoogst verwonderd. „Beter,...." stamelde Duret, half dronken,.... „ja, ja, veel beter, dauk zij dat heerlijke maal!.... Ah, ah, ah! zij maken mij met hun gans cn nieuwen most het hof, ter zake van mijne nalatenschap.... Ik neem alles maar aan.... Men moet ook altoos maar aannemen,.... dat is beleefd...." „Dus houdt gij 't er voor, dat hunne edelmoedigheid eene kansrekening is," vroeg Fournier glimlagchende. „Eene plaatsing, buurman!.... eene plaatsing van 1 a 1000.... Zij gelooven, dat ik mij door hen zal laten in de luren leggen, omdat ik hun wijn drink cn hun gans verorber, die, zoo als de vrouw zeide, uitsluitend voor mij ge mest was.... Ah, ah, ah! 't zal blijken, wie het laatst zal lagchen...." „Hebt gij dan plan, om hunne verwachtingen te leur te stellen?" „Waarom zou ik dat niet?.... Ik kau toch, naar ik meen, over het wcinigje, dat mij in eigendom toebehoort, naar welgevallen beschikken cn, ingeval ik eens een jong meisje zou willen begunstigen...." „Mejufvrouw Roosje," viel de doctor hem, levendig, in de rede. „O, als gij dat deed, vader Duret! zoudt ge den lof van alle brave lieden inoogstcn." „Bah! alle brave lieden! stamelde de zieke deurwaarder, zijne schouders op halende, „wat geef ik daarom? Waar ik mij in verblijd, is.... dien dikkert en zijne vrouw te bedotten...." Dit zeggende, barstte Duret in een schaterend lagchen uit; maar dit kramp achtige lagchen verkeerde aldra in eene plotselinge uitputting, die hem achter over deed vallen. Fournier beijverde zich, om hem met al de iu dergelijke toevallen noodige middelen den vereischten bijstand te bieden. Hij bekwam weer, begon op nieuw te spreken en viel weldra op nieuw in eene ilaauwtc, die thans echter van meer onrustbarenden aard dan zoo straks was. De ovcr- prikkeling, waar hij zich aau had blootgesteld, had de laatste veerkracht van zijn' bestaan verlamd en de beslissende crisis dientengevolge verhaast. Met ontzetting zag de jonge geneesheer, hoe die al spoediger en spoediger terug- keerende flaauwten den zieke weldra tot zijn uiterste zouden brengenterwijl Duret zelve, door een geheimzinnig voorgevoel van zijn stervensuur, beangst begon te worden. „Och, mijnheer Fournier! wat ben ik.... ziek,.... wat.... ben ik.... ziek!...." liet hij zich met eene afgebrokene stem hooren.... Is er gevaar bijwaar schuw mij dan toch, als er gevaar bij is.... Voor en aleer ik sterf, heb ik u nog een geheim mede te deelen...." „Spreek dan op!" hernam de doctor. „Is 't dan toch waar?...." hernam Duret, verward. „Is er dan geen hoop..., in 't geheel geen hoop meer?.... mijn God!.... moet ik dan al wat ik zoo zuur bijeengeschraapt.... en met zooveel zorg bewaard heb, aan anderen achterlaten.... alles.... alles!...." Dit zeggende, wrong de zieke, in eene wanhopige woede vervallende, zijue handen. Fournier deed alle mogelijke moeite, om hem tot bedaren te brengen en begon van Roosje, die op dat oogenblik om eene boodschap was, maar terstond weèr te huis kwam, te spreken. „Ja, ik wil haar zien," mompelde Duret bijna onverstaanbaar, zich, even als al de op het uiterste liggende menschen, die zich aan de hun overlevenden hechten, alsof deze hen het alhier uitgedoofde leven wéér zouden kunnen doen verkrijgen, aan haar vasthoudende. „Zij zouden haar willen uitplunderen,.... maar ueen! ik heb haar aandeel goed bezorgd.... zij liceft 't slechts te zoeken en te halen." Hier zweeg hij stil. „Vaar dan?...." vroeg Fournier, over het bed heenbnkkende. „Aha!.... is er nog.... hoop snikte Durct. Zeg....'t is maar eene flaauwte,.,.. niet.... waar „Waar moet uw petekind zoeken?" herhaalde de doctor, bespeurende dat de oogen van den zieke reeds glazig begonnen te worden. „Doe.... het raam.... open!" stamelde dc deurwaarder. „Ik wil het daglicht.... het dag.... licht zien.... Ga in den tuin.... daar ginds.... achter den put.... die kolom...." Hier raakte hij zijn stem kwijt. Dc doctor zag zijne lippen nog een poosje bewegen, alsof zij nog onverstaanbare woorden poogdeu te uiten, daarop volg den eeue stuipachtige rilling cn een krampachtigen trek, die het gelaat misvormden en daarna bleef alles onbewegelijkmeester Durct had dcu laatsten adem uitgeblazen. Vervolg hierna)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1863 | | pagina 3