HET GEHEIM VAN DEN GENEESHEER. INGEZONDEN. hunne aangenomen houding blijven volharden. Het valt dan ook niet te ontkennen, dat de brandbare stoffen, noodig om de vlam j des oorlogs te doen opgaan, in overvloed aanwezig zijn. Een der Eransche bladen, la Trance, betwijfelt het echter of de krijg in de gegeven omstandigheden wel zoo waarschijnlijk is. Genoemd blad gelooft daaraan alleen, in geval de westersche mogendheden eenparig zich tot den krijg met Rusland aangorden. Dat het eene zaak van Frankrijk zoude zijn, in dit geval oorlog met Rusland te voeren, wordt bestreden door de opmerking, dat een rijk alleen oorlog voert omdat zijne belangen of zijn eer het vorderen. Geen dezer beide gevallen hebben hier plaats en daarom, zoolang de andere mogend heden niet besluiten, om gezamentlijk met het zwaard in de vuist Folens onafhankelijkheid te eischen, gelooft het blad niet aan een vredebreuk met Rusland. Deze opmerkingen zijn voorzeker niet onjuist en temperen dan ook cenigermate de vrees voor een nade renden oorlog. Uit Pruissen verneemt men twee doodtijdingen. De eerste is die van het overlijden van Z. K. H. prins Erederik Wilhelm Lodewijk, neef des tegenwoordigen konings in den ouderdom van 69 jarende andere van het sterven der tot heden gevolgde buiten- landsche staatkunde in Pruissen, die al haar vertrouwen op Rusland stelde, maar nu, misschien te laat, inziet, dat wel Ruslands kracht daardoor won, maar niet Pruissens belang daardoor werd bevorderd. Uiteenloopende gebeurtenissen vermeldt de geschiedenis van den dag omtrent Noord-Amerika. Yan den eenen kant wordt gewezen op den grooten voortgang van de wapenen der Noordelijken, ten gevolge waarvan die van het Zuiden geheel en al in de engte zijn gedreven. Van de erkenning van het Zuiden is in de jongste dagen dan ook geen sprake meer. Van eene andere zijde wordt, nevens de vermelding van den voorspoed der Noordelijken, melding gemaakt van de verschrikkelijke tooueelen, van moord, plundering en brandstichting, die te New-York, tengevolge van eene nieuwe opschrijving voor de krijgsdienst, heb ben plaats gehad. Verscheidene straten werden met lijken van kleurlingen en blanken bedekt, de hospitalen met gewonden opge propt. Benden van opstandelingen liepen rond en zoo weinig vrees openbaarden zij voor de maatregelen der regering, dat zij op de monden der kanannen sprongen, om er zich van meester te maken. De militaire magt heeft alle moeite moeten aanwenden, om te voorkomen, dat onderscheidene openbare gebouwen eene prooi der vlammen werden. De Saint Public deelt het volgende mede Zaturdag jl. werd een lijk van een 70jarigen man utt de Khöne gehaald en in de Mor- gue tentoongesteld. Eene vrouw en haar echtgenoot herkenden het te zijn dat van hun vader, zekere Vatron. Na de gewone formalitei ten werd het lijk aan de familie teruggegeven en door haar Maan dag jl. begraven, Toen de dochter en de schoonzoon van het kerk hof terugkwamen, ontmoetten zij hun vader, die hen vraagde van waar zij. kwamen. In de uiterste verbazing verhaalden deze, dat zij hem zoo even hadden begraven. Alles helderde zich op; Vatron was voor eenige dagen op reis geweest en zoo even teruggekomen; het gevonden lijk moet dat van iemand anders zijn geweest en de kinderen hebben zich vergist. De acte van overlijden is vernietigd en Vatron in de registers van den burgerlijken stand weder onder de levenden opgenomen. Engeland heeft een zijner meest geachte staatslieden verloren. Lord Normanby is den 28 Julij 11. te Hamilton Lodge overleden. Hij was gezant te Parijs in 1848 en later onderkoning van Ierland. Hij was bekend wegens de openhartigheid, waarmede hij steeds zijne regering de waarheid zeide, en O'Connell getuigde eenmaal van hem„Hij is de beste Engelsehe man, dien Ierland gekend heeft." De overledene was den 15 Mei 1797 geboren. Gedurende de verloopene week hebben te Londen 1452 sterf gevallen en 1892 geboorten plaats gehad. Het Duitsche Bondsleger heeft thans werkelijk onder de wa penen 526,300 man infanterie, 76,471 kavallerie en 60,309 artillerie met 470 batterijen (1226 stukken veld- en 267 vesting-geschut). Aan de Ostpreuss. Zeitung wordt het volgende ontleend over de levenswijze van Murawieff: Murawieff weet zeer goed, dat de verborgen dolken der geheime nationale regering op hem gerigt zijn. doch hij heeft zijn voorzorgen genomen, dat zij hem niet kunnen treffen. Van aangezigt tot aangezigt kent niemand hem te Wilna. Nog niemand heeft hem zijn paleis zien verlaten. Wanneer iemand hem eene audiëntie vraagt, wordt hij het eerst tot op het hemd gevisiteerd, of hij ook wapenen bij zich draagt en eerst daarna wordt hij in de gehoorzaal gevoerd. Hier zitten drie in het zwart vermomde personen. Een hunner is zonder twijfel de generaal, doch wie? Daaromtrent blijft de aangekomene in volkomene onzekerheid; zelfs geen vermoeden kan hem licht verschaffen, want op zijne voor stellen of vragen antwoorden alle drie hem te gelijk. Niemand te Wilna mag met eene rotting op straat gaan, want daarin kan een stilet verborgen zijn. Wie zich met een stok vertoont, moet dien terstond afgeven. Te Napels ziet een Protestantsch dagblad, getiteld het Gewe ten, het licht. Erkende dronkaards worden in Noord-Amerika onder eene soort van curatele geplaatst en het is aan iederen tapper verboden hun sterke dranken te geven. In de staat Ohio is een tapper, die dit gebod had overtreden, tot eene schadevergoeding van 5000 dol lars veroordeeld. Hij had namelijk aan een dronken man drank geschonken en deze kreeg zoodanige twist met zijne vrouw, dat hij een bijl opnam en haar den voet afhieuw. De vrouw diende eene aanklagt in, die ten gevolge had, dat haar man tot gevangenisstraf en de tapper tot genoemde schadevergoeding werden veroordeeld. De kosten van den Noord-Amerikaanschen oorlog beloopen thans reeds de som van 2300 millioen doll. Hoe groot deze som is kan men bij voorbeeld daaruit opmaken, dat wanneer iemand dagelijks duizend dollars telde en daaraan tien uren besteedde, hij 640 jaren daarmede zoude bezig zijn. Het volgende kan een denkbeeld geven van de oudheid der Chinesche beschaving, liet oudste dagblad der wereld komt te Peking uit. Het wordt gedrukt op een grooten lap gele zijde, met dezelfde letters, in denzelfden vorm, op dezelfde stof als duizend jaar geleden. Alleen de redacteurs zijn veranderd en dit zoo zegt de mededeeler van dit feit is misschien nog niet eens zoo zeker. Burgemeester en Wethouders liebben den kerkeraad der Hersteld Evangelisch Lutlicrsehe gemeente alhier toegestaan, om, ter delging van schuld, veroorzaakt door de verwisseling van het orgel in zijne kerk, gedurende drie jaren, twee maal iu elk jaar, eene algemeeue kollecte aan de huizen der ingezetenen te doen. De eerste zal plaats hebben tusschen 49 Augustus e. k. Openlijk brengt de kerkeraad aan B. en W. zijnen dank voor deze vergunning, en hij vertrouwt, op grond van de onderlinge goede verstandhouding, die hier heerscht, dat de inzameling zijne goede verwachting niet zal beschamen, gelijk andere gemeenten, die tot de algemeeue broederliefde hebben toevlugt genomen, zich de blijken daarvan met dankgevoel herinneren. Vervolg en slot van N°. 61). Zijns ondanks en in weerwil van al zijne teleurstelling, bleef er toch nog altoos eene onwillekeurige twijfeling in zijne ziel over; zoodat hij, nagenoeg aan het einde van den tuin gekomen en op het punt van dien te verlaten, op zijne schreden terugkeerde en op nieuw den put, den muur en de kolom bereikte. „Dat is toch wel de door vader Duret aangeduide plek," zeide hij in zich- zelven„maar bij den muur is niets: de steen van den mond ligt ook op zijne plaats." „Maar," dacht hij en bleef eensklaps stilstaan, „waarom is die randstecn alleen stevig digtgemetSQld." Die eenvoudige opmerking deed hem terugkeeren'. Met meer naauwlettend- heid dan voorheen, onderzocht hij het metselwerk van nieuws af aan en ont waarde toen, dat dit niet lang geleden door eene hechtere soort van steen bevestigd en al de tusschenruimte met aarde opgevuld was geworden. Au spande hij al zijne krachten in, om dat versche en ligtere werk tot wijken te brengen en van zijn steun te ontdoen, en mogt 't hem eindelijk gelukken, er eene opening in en den randsteen van zijne plaats te krijgen. Daar vertoonde zich iu het metselwerk een gespaard open vak, waar hij met de uiterst moge lijke inspanning een met ijzeren handen beslagen koffertje uithaalde. Toen hij het los had en naar zich toe trok, viel 't op den grond en liet daarbij een klank hooren, die zijn inhoud genoegzaam verried, 't Begon hem te duizelen voor zijne oogeu; maar toch bleef hij bedaard genoeg, om de ope ning, die den schat tot bergplaats had gediend, zorgvuldig met aarde en puin te digten, de randsteen zoo goed mogelijk weêr op den rand te leggen en al zijue krachten bijeenrapende, het kostbare koffertje naar zijne woning te brengen. In zijne kamer gekomen zijnde, zette hij 't op den grond en poogde 't te openenmaar 't was met een stevig slot gesloten en hij had er geen sleutel van. Na vele en langdurige vruchtelooze pogingen, wierp hij zich op een stoel en begon, zijne oogen onbewegelijk op het koffertje gevestigd houdende, eens bedaard na te denken. Wat met dien bij toeval in zijne handen gevallen schat te doen? Zich dien zelve toe te eigenen, kwam niet eens in zijne gedachte op. Maar aan wien dien dan te overhandigen Dc wet kende hem aan de Tricot's toe, terwijl de natuurlijke regtvaardighcid hem aan Koosje toewees. Kennelijk was dit het door haar pleegvader, volgens de door hem op zijn sterfbed gedane verklaring, aan haar gemaakte deel. Zijn uiterste wil, zoo onberekenbaar duidelijk uitge sproken, was geen andere geweest, dan zijue nalatenschap aan de hebzucht van zijn neef te ontrukken, ten einde er haar, die bij hem de plaats van zijne dochter zoo eervol bekleed had, mede te begiftigen. Alleen had hem er de tijd slechts toe ontbroken, om aan dat verlangen een authentieken vorm te geven. Misschien had hij dit nog wel gedaan; want wie weet wat er bij die voorbarige in bezitneming van den neef gebeurd kon zijn? Het door vader Duret gemaakte testament kon door Leblanc ontdekt en vernietigd zijn gewor den. En zou nu zoodanige wel niet dadelijk bewezen, maar toch hoogst waarschijnlijke gewelddadige verkrachting van regten, alle eigen regt verschaffing (représaille) ten volle kunnen regtvaardigen Daar men dat regt verkracht had, om .Roosje te berooven, mogt zij dan niet haar vijand met dezelfde wape nen gaan bestrijden De gewaande erfgenamen hadden de wettige verdeeling door eene soort van roof of plundering, waarbij ieder aan hetgeen hij maar grijpen of vangen kon, zoo als men dat noemt, de handen sloeg, willen ver vangen derhalve had men het volste regt, om het door hen gegeven voorbeeld te volgen en zich even zoo te gedragen, als zij gedaan hadden. Hoe overredend cn ontegensprekelijk al die overleggingen en redevoeringen onzen doctor ook voorkwamen, besloot hij evenwel, tot den volgeuden dag te wachten, voor en aleer dienaangaande een bepaald besluit te nemen. Wat hij zichzelven ook diets mogt willen maken, er was toch iets in zijn binnenste, dat hem plaagde en een verward gevoel, dat hem verweet, zijn eigen regt in de plaats van dat der maatschappij te stellen en het gebied der wet verlatende, de gevaarvolle deur der deelnemeudheid en voorkeur uit te gaan. Zijns ondanks riep zijn gezond verstand hem luide toe, dat niet ieder mensch het regt toe kwam, om zijn pligt, naar hetgeen hem het beste voegde, te regelen, de ge breken en misslagen van anderen door zijne eigene te vergoeden en van de groote voorschriften, die aan allen gelijkelijk gegeven zijn, eene soort van provisoire verordening te maken, waarvan men naar willckem- de artikelen kon wijzigen of vernietigen. Zoo verliep de nacht in allerlei overleggingen en overpeinzingen, die hem het slapen ten eenenmale beletten. Reeds begon de dag aan den hemel te lichten en nog was Fournier bezig met in zichzelven te beraadslagen, toen er zachtjes aan zijne kamer geklopt werd. Hij deed de deur open en zag zich tegenover het jonge meisje. Aan al hare leden bevende en met nedergeslagen oogen bragt zij allerlei verschooningen in, dat zij hem reeds zoo vroeg kwam verontrusten. Fournier liet haar binnen en noodigde haar uit, om te gaan zitten. „Verschoon mij, mijnheer!" zeide zij, bij de deur blijvende staan, „ik kwam alleen maar, om afscheid van u te nemen." „Gaat gij dan vertrekken?" viel Fournier haar in de lede. „Naar Parijs beu ik voornemens mij te begeven; daar heeft men mij eene dienst beloofd." „Gij?" „Ik moet immers wel. Langs dien weg zal ik ten minste niemand tot last zijn en door ijver en trouw mijne meesters misschien tevreden weten te stellen Maar ik wou toch niet heengaan, zonder mijnheer den doctor te bedanken en hem een verzoek te doen." „Welk verzoek?" „De erfgenamen van mijn pleegvader hebben u geweigerd hetgeen u toekomt Dat spijt mij zeer, omdat ik u zelve gevraagd heb, al wat gij voor den zieke hebt willen doen;.... en als ik mij ook nog ten eenigen tijde, volgens mijne verpligting, van mijne schuld kan kwijten...." „O, spreek daar niet over!" viel Fournier haar, levendig, in de rede. „Neen!" zeide Roosje, „want met mijn besten wil hen ik er thans buiten magte toe; maar.... voor dat ik heenga.... wenschte iken hoop, dat mijnheer

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1863 | | pagina 2