BUITENLAND.
Diemont van Langerak, J. L. M. van Gorkum, 1'. Heyuing en
J. H. Cremer; off. van gez. 2de kl. J. G. Arend; off. van gez.
3de kl. M. C. Pannevis; off. van adm. 2de kl. M. G. J. A. Huis
man van Dueren; scheepsklerk D. J. van Oosterzee.
Naar wij vernemen, wordt Zr. Ms. schroet'stoomschip 1ste
kl. Metalen Kruis mede met 1 November a. s. in dienst gesteld.
11e machinist K., die met Kr. Ms. kolter de Vlinder den
overtogt maakte van Vlissingen naar hier, om op 's Hijks werf
alhier werkzaam te zijn, is, gedurende deze reis, op noodlottige
wijze om het leven gekomen. Over boord geslagen, heeft hij zijn
dood in de golven gevonden.
Naar men verneemt, heeft Z. M. de Koning zich op een
tot HDn. gerigt verzoek, goedgunstig bereid verklaard, den eersten
steen te leggen aan het in het Willemspark te 's Gravenhacje te
stichten monument voor 1813.
Z. Exc. de Minister van Binnenlandsche Zaken heeft de heeren
D. Storm en P. van Stralen, onderbazen bij den heer G. Boef, be
noemd tot buitengewone opzigters bij de werken der Staatsspoor
wegen alhier.
De rijksveldwachter 3de kl. K. Yisser. gestationeerd te Sc/taffen,
is door den minister van Justitie uit zijne betrekking ontslagen.
Uit het bij het Departement van Marine ontvangen rapport
van het gevecht van Zijner Majesteits korvet met stoomvermogen
Medusa tegen Japansche batterijen op den 11 den Julij jl. blijkt, dat
gesneuveld zijnde matroos der 1ste klasse A. Cornelis, en de
matrozen der 3de klasse II. van Eeuwen, T. A. de Koning en J.
Kevzer; en dat zwaar gekwetst zijn aan het hoofd, de matroos der
2de klasse C. van Beek en de inlandsche matroos Kerto-troeno
doch dat zij volgens het laatste rapport in minder gevaarlijken
toestand verkeeren.
Door den minister van Marine zal op den 14 dezer aan het
Departement van Marine te Gravenhacje worden aanbesteedhet
maken van eeue fundering voor eenen ijzeren lichtopstand, op het
duin ten zuiden van Kijkduin en het bouwen van twee woningen
voor liehtwachters aldaar; alles met den aankleve van dien.
Zoo als men weet, is de advokaat van Baerle, bij arrest van
het Hof in Zeelandter zake van mishandeling zijner wettige
moeder, tot 6 maanden eenzame opsluiting veroordeeld, tegen
welk arrest hij zich in cassatie had voorzien. Deu 14 dezer zou
deze zaak voor den Iloogen Raad worden behandeld, doch uit
een deunvaarders-exploit, te Breda beteekend, waarbij hem kennis
werd gegeven van den dag. waarop de behandeling der zaak was
bepaald, is gebleken, dat hij van daar naar het buitenland is ver
trokken, alwaar hij zich met der wroon schijnt gevestigd te he'bben.
De beslissing van de regering in de bekende Ellekornsche
zaak en het geschil daarover tusschen den heer van Middagten en
kerkvoogden is ingeroepen, Naar wij vernemen, is de zaak thans
aanhangig bij den Raad van State.
(lelijk bekend is, werd op de Algemeene Vergadering van het
Neder'landsch Ouderwijzers-*Genootschap, in de maand Julij dezes
jaars te Amersfoort gehouden, besloten, om de Nederlandsche school
jeugd zoo algemeen mogelijk op te wekken tot en te doen blijken
geven van ingenomenheid en belangstelling voor de zegenrijke ge
beurtenis, die het Nederlandsche volk in November aanstaande her
denken zal. Het hoofdbestuur van dat genootschap heeft, tengevolge
van dit besluit, het plan opgevat om daartoe mede te werken, door
de vervaardiging en uitgave van een plaat, voorstellende de hoofd
gebeurtenissen van de beide laatste maanden des jaars 1813, en van
toepasselijke volksliedjes, ten dienste der lagere scholen.
De plaat zal voorstellen de verschijning van den soevereinen
vorst op het stadhuis te Amsterdam2 December 1813, terwijl de
voorstelling van -deze gebeurtenis zal zijn omgeven door afbeeldingen
van onderscheidene andere gebeurtenissen uit die roemrijke dagen.
Sedert eenige dagen instrueert de .regter commissaris in de
gemeente Schijndel eene zaak, die op het volgende nederkomtEen
gehuwd welgesteld landbouwer had eene al te intieme vriendschap
met zijne jeugdige dienstmeid aangeknoopt. Het meisje werd de
deur uitgezet en schonk weldra in het ouderlijke huis het leven
aan eenen nieuwen wereldburger. De pasgeborene was bij hare
onbemiddelde grootouders wel niet te veel, maar schoot er toch
op over en werd kort daarop gepakt en gezakt bij haren natuurlijken
vader bezorgd. Het kind was eenige dagen later spoorloos ver
dwenen; de natuurlijke vader ontkende, dat het bij hem bezorgd
was en van daar het thans gevoerd wordend regterlijk onderzoek.
Dit onderzoek heeft de zaak tot klaarheid gebragt. De knecht
van den landbouwer toch heeft verklaard, dat hij door zijn meester
door beloften was overgehaald, om het kind van kant te maken.
Ten dien einde hebben zoowel de boer als zijn knecht het meer
bedoelde kind des nachts in een voorschoot der vrouw gewikkeld en
het op het kerkhof te Sclüjndel in alle stilte begraven. De knecht
verklaarde wijders, dat, toen men het naar *t kerkhof bragt, het
nog leefde en dat hij het toen onderweg gedoopt heeft. Zoowel de
boer als zijn knecht zijn te 's Hertogenbosch gevankelijk binnengebragt.
Omtrent het voorgevallene te Zwolle, waarvan wij in ons
vorig nommer melding maakten, leest ineu in de Fr. Ov.en Zic.Ct.,
ter wederlegging van verkeerde berigten in onderscheidene dagbla
den opgenomen, nog het volgende:
„De hoofdpersonen, die in deze genoemd worden, zijn de heer
N. 1'., hoofd van een zeer geacht handelshuis aldaar; zijne schoon
dochter, mevr. de wed. P., geboren barones v. D. en de bij een
groot deel der Herv. gemeente zeer geachten predikant, de heer J. G.v.R.
Bekend is het, dat, sedert het overlijden van den zoon van den
heer P., diens weduwe, door overeenstemming in godsdienstige
denkwijze, zieh naauwer nog dan vroeger verbonden gevoelde aan
voormelden predikant. Hunne verhouding jegens elkander trok ech
ter later de algemeene aandacht. Had hun gelijktijdig vertoeven te
Zandooort bij enkelen ergernis verwekt, die ergernis nam toe, toen
gemelde dame, in het najaar van 1862 naar het zuiden vFrank
rijk vertrokken, in dit vooriaar door den heer v. R. werd teruggehaald.
De geruchten, die toen algemeen verspreid werden, noopten den
heer P. een onderzoek in te stellen en dit had ten gevolge, dat de
heer officier van Justitie bij de Arroudissements-Regtbank te Zwolle
ambtshalve de ontzetting van mevr. de wed. P. uit de voogdij
over haar minderjarig kind vorderde. De regtbank heeft daarop,
bij voorloopig vonnis, de voogdes in de uitoefening van hare voogdij
geschorst en, hangende het geding tot ontzetting, den heer P. tot
provisionelen voogd over dat minderjarig kind aangesteld. De heer
P. vorderde toen, dat zijn kleindochtertje aan hem werd overgege
ven, waarop mevr. P., die met haar kind bij den heer v. R. en
diens echtgenoote haren intrek had genomen, het kind buiten be
reik harer schoonvader liet brengen. De heer v. R. wordt thans
besehuldigd haar hierin behulpzaam te zijn geweest."
Mexico heeft nog altijd een ledigen troon. Niet zoo als voor de
Grieksche verdringen zich voor dien zetel in de Nieuwe Wereld tal
van kandidaten. Aartshertog Ferdinand Max is bijna de eenige, die het
geluk raag smaken, om daarvoor in aanmerking te komen. Thans
is eene Mexicaansche deputatie te Triest bij Z. K. II. toegelaten
om de keizerskroon aan te bieden. Steeds meer wint het geloof
veld, dat de aartshertog ten laatste wel den openstaanden zetel in
nemen zal, ofschoon hij thans nog belangrijke voorwaarden stelt.
De Poolsche qusestie levert voortdurend veel nieuws, maar geene
zoodanige bijzonderheden, die eenigen invloed uitoefenen op een
gewenschten afloop dezer hangende zaak. Ofschoon er verschijnselen
in de staatkundige wereld zich voordoen, die van vrede spreken,
gaan er tevens stemmen op, die den oorlog aankondigen. Opmer
kelijk zijn de verzekeringen omtrent Frankrijke voortdurende sym
pathie voor de ongelukkige Polen. Opmerkelijk is het te vernemen,
hoe Frankrijk, geheel deze eeuw door, ten gunste van Polen is ge
stemd geweestonder Napoleon I, onder de Bourbons en onder de
regering van Lodewijk Filips, steeds was Frankrijk de eenige of de
voornaamste, die aandrong op de handhaving der regten van de
Poolsche onderdanen des Russischen rijks. Daarom kan Frankrijk
dan ook, getrouw aan zijne aloude gezindheid ten gunste der ver
drukte natie, met volle regt vooraan treden in de rei van hen, die
een schoone dageraad wenschen te zien opgaan over het land, waar
thans de woede van den oorlog heerscht.
Onlangs werd uit België berigt, dat een persoon vergiftigd
was, doordien hij, een hoop banknoten aftellende, die van een aan
pokken lijdend persoon afkwamen, herhaaldelijk de vingers met de
tong bevochtigd had. Naar aanleiding daarvan waarschuwt een
der bladen de verzamelaars van postzegels, om ze niet in den mond
te steken, daar men niet kan weten, of een ongezond persoon ze
reeds in den mond heeft gehad. Het beste middel, om het ge
vaar van besmetting daardoor te voorkomen, is, de postzegels door
water te doen weeken.
De heer Genard, archivaris te Antwerpen, heeft in het archief
dier stad het origineel testament van den schilder Rubbens ontdekt.
Dit belangrijk doktunent zal met nog andere stukken, daarbij be-
'hoorende, eerstdaags in eene brochure worden uitgegeven.
In een der laatste zittingen van de Fransche Akademie van
Wetenschappen, zijn er door den heer Bouley, hoogleeraar aan de
vee-artsenijschool te Alfort, mededeelingen gedaan, welke de strek
king hebben om het publiek beter in te lichten, aangaande de ziekte,
bekend onder den naam van hondsdolheid, waaromtrent men zich
algemeen een zeer verkeerd begrip vormt. In de eerste plaats wordt
het publiek door den naam reeds op het dwaalspoor gebragt, ver
mits geenszins dolheid en woede de noodwendige verschijnselen zijn
van het bestaan der ziekte. Zelfs In de laatste periode bespeurt men
bij den hond nog oogenblikken van betrekkelijke kalmte en rust.
Evenmin is het schuim in den mond van den hond, een onfeilbaar
verschijnsel. In vele gevallen toch is waargenomen, dat het speeksel
■op de natuurlijke wijze wordt afgescheiden.
Nog ontstaat omtrent de ziekte een geheel verkeerd denkbeeld
door het woord watervreesde zoogenaamde dolle hond toch vreest
evenmin het water, als het licht of blinkende voorwerpen. De over
heid van haren kant geeft mede aanleiding tot de verbreiding van
ongegronde denkbeelden, vermits zij elk jaar in de heetste maanden,
reglementen voorschrijft tegen de dolle honden, terwijl uit de officiële
statistieke opgaven blijkt, dat hondsdolheid het geheele jaar door
voorkomt en welligt in regenachtige tijden meer nog dan anders.
Wat het publiek beschouwt als blijken, dat de hond niet dol zou
zijn, bewijst alzoo volstrekt niets.
Daarentegen zijn er zeer stellige kenteekenen, die de zekerheid
geven, dat de hond door de ziekte is aangetast. In de eerste periode
is de hond somber; kruipt hij in hoeken en beantwoordt hij met
weerzin aan de stem zijns meesters. Dit gaat somwijlen gepaard
met een ongewonen angst, zonder dat echter bij het dier blijken
voorkomen van woede of toorn. Bij het toenemen der ziekte ver
beeldt zich de hond dingen te zien, die niet bestaan, en valt hij aan
op denkbeeldige voorwerpen. Volgens den heer Bouley, kunnen deze
kenteekens niet te zorgvuldig worden gadegeslagen, vermits zij een
zeker bewijs van het bestaan der ziekte opleveren.
Van lieverlede bespeurt men daarop bij het dier begeerte om te
bijten, en wel in de eerste plaats levenlooze voorwerpen, die voor
de voeding ongeschikt zijn, en die met de tanden worden verbroken
en ingeslikt, waarvan somwijlen bloedbraking het gevolg is.
Alvorens de hond den mensch bijt, keert hij gewoonlijk eerst zijne
woede tegen zich zeiven, maar reeds lang te voren is de hond ge
vaarlijk geweest en kan zijn beet, ontstaan door ondervonden tegen
stand of ondergane tuchtiging, de noodlottigste gevolgen hebben.
De dolle hond is schijnbaar gevoelloos, en laat, hoe zwaar ook
mishandeld, geene kreten van smart hooren. Een zeer belangrijk
kenmerk der dolheid is. dat de zachtaardigste hond, onder den in
vloed dpr ziekte, woedend wordt op het gezigt van een gezonden