BUITENLAND.
een optogt te paard vau minstens 60 lieeren, allen deftig in liet
zwart gekleed, met Oranje-bandeliers omhangen, voorafgegaan door
muziek met het spelen van volksliederen, onder aanvoering van den
heer van Dunne, het dorp den Burg doortrokken. Het dorp zelve
had een feestelijk aanzien; overal en van elk huis wapperde de
vadeilandsche kleur, hier en daar afgewisseld met die van Oranje;
ieder levend wezen, zelfs de paarden, waren versierd met de gelief
koosde kleur groen en bloemen waren aan de huizen hier en daar
met kwistige hand aangebragt, en reeds zag men alle toebereidselen
maken voor eene schitterende illuminatie. Nadat de optogt de ronde
ie liet stedeke den Burg had volbragt, hield men halt op eene dei-
grootste pleinen, en 11a het formeren van een carré, werd door den
heer vau Dnnué^eene gepaste toespraak gehouden, waaraan de grootste
bijval en daverende toejuiching mogt ten deel vallen; en nu dit
plein, bezet als het was met een opgepropte massa volk, zoo zelfs,
dat van de huizen de pannen der daken waren weggenomen, om
des te meer toeschouwers te kunnen bevatten, wat was aldaar nu
te zien en te verrigten? Welnu, een muziektempel, een mast, boeg
spriet, een stellagie voor tobbcnspel, en meer andere volksvermake-
lijkheden, die al dadelijk een aanvang namen. Dit plein en die
mensckenmassa leverde een vermakelijk schouwspel op, rondom met
vlaggen en groen versierd. In een woord, het plein was herschapen
in een lustwarande, waarin de overspannen menigte de lucht deden
weergalmen van het Wilhelmus van Nassovwen, het TFien Neerlandsch
bloed, de Koning leedenz., enz. Onder al die beweging werd er
mast geklommen, boegspriet geloopen, tobbenspel cn meer anders
gespeeld, |tot den avond van dien dag, als wanneer op nieuw de
optogt te paard, bij fakkellicht, plaats vond. Inmiddels waren alle
lichten ontstoken, bij den een al schooner dan bij den andere, hetwelk een
heerlijk effect teweegbragt. Voorts was het gemeentehuis met meer
dan 300 lampions verlicht. In een woord, alle mogelijke blijken
van gehechtheid en trouw aan vaderland en het liuis van Oranje
werden op eene ondubbelzinnige wijze aan den dag gelegd, en nu,
na dien optogt, stroomde de gansêhe bevolking naar buiten, want
daar, even buiten het stedeke, wacht hen op nieuw een schouwspel,
nooit vertoond, nimmer gezien en met spanning verbeidt men een
vuurwerk; en inderdaad, dat vuurwerk was prachtig; meer dan lf
uur lang wisselden keurige stukken elkander af, en bij het laatste
groote stuk, waarin eene schitterende W. prijkte, daverde het lucht
ruim van het „Leve de Koning," en bewoog de groote massa zich
op nieuw, om stadwaarts verder te genieten, en velen daarvan be
zochten de vergadering der rederijkers, alwaar het stuk, getiteld
Duisternis en licld" werd ten tooneele gevoerd. Een zeer aardig
stuk, geheel toepasselijk op de tijdsomstandigheden van het jaar
1813, waarin de handelende personen zich uitmuntend van hunne
taak hebben gekweten.
Zoo werd op den dag van den 17 November op Texel, aan den
Burg, het feest van onze verlossing gevierd. Op de andere dorpen,
het Oude Schild, Oosterend en elders, was de feestvreugde algemeen.
Alles liep rustig af, in ongestoord genot, en lang zal deze dag in
aangename herinnering blijven bij alle ingezetenen van dat eiland,
die, men mag het gerustelijk aannemen, met regt de naam dragen
van Oranje-klanten.
Eere zij overigens toegebragt aan de leden der feestcommissie, die zich bij
uitnemendheid van hunne taak hebben gekweten, aan de rederijkers en
allen die met eenig openbaar gezag zijn bekleed, want zij allen waren
eenstemmig bezield met de liooge beteekenis, die het hier goldt
Een gedenkdag van Neerlandsch onaf hanJcelijkheid, onder het bestuur
van het huis van Oranje."
- De rederijkerskamer Tollens, te Alkmaar, heeft jl. Zondag
avond de eerste groote wintervergadering gehouden en opgevoerd
het historisch-dramatisch gedicht Be dood van Willem I, door Iv,
Boon. Door de algemeene feestviering van Neêrlands onafhankelijk
heid heeft de kamer ditmaal de opvoering gecostumeerd doen plaats
hebben en hebben de leden zich dermate van hunne taak gekweten,
dat zij bij herhaling werden toegejuicht.
Eeti particulier schrijven uit Hoorn meldt het volgende:
„Reeds Vrijdag voor den bepaalden feestdag wapperden van alle
huizen, zelfs van die der armsten, de Nationale- of de Oranje-vlag,
welke laatste bij velen niet anders was dan een zakdoek of lakens
door kaaskleursel zoodanige kleur gegeven. Zaturdag en Zondag
was er niet weinig drukte, vooral op eerstgenoemden, denmarktdag.
Op den dag der feestviering zelve begaven zich de leden van
onderscheidene gezindten naar de kerk. Na het eindigen dei-
godsdienstoefeningen werd er door een tal van bijna 400 leerlingen
der hoofd- en hulparmensehool een omgang door de stad gedaan
en toepasselijke liederen voor het huis van den burgemeester en van
andere raadsleden gezongen, waarna zij in den Doelen op chocolade
en koek onthaald werden. Des middags tot 4 ure mogten zij zicli
met verschillende spelen, aardig vermaken.
Om 12 ure had er parade van het garnizoen en de schutterij
plaats, waarbij een muziekkorps van tijd tot tijd vaderlandsche lie
deren uitvoerden. Achter die beide troepen had zich ook een
gezelschap kaasdragers, allen in 't wit en met oranjesjerpen enz.,
gevoegd en defileerden mede.
Op den Roosteen was door eene vereeniging tuinlieden, allen toe
passelijk gekleed, met sneeuwwitte klompen en verschillende keurig
blinkende gereedschappen op den sehonder, een ronde gedaan en
een oranje-vrijheidsboom geplant, rondom welken zij zongen, spron
gen, enz., onder het oorvtrdoovecd gejuich eener groote menigte,
's Avonds werd do stad bijna algemeen geïllumineerd. Yelc inwo
ners hadden hieraan groote sommen besteed.
Den volgenden dag had er door ruim 250 boeren en boerinnen
uit de omliggende dorpen Avenhorn en Berkhout een optogt door
de stad plaats. Naar men zegt moest deze optogt een voorstelling
geven van Lei. aftrekken der Franschen uit het Noorderkwartier.
Deze en onderscheidene andere optogten van verschillende klassen
van werklieden, allen door vaandels voorafgegaan, droegen er onge
meen toe bij om de genoegens van den dag te verhoogen en den
indruk van dezen feestdag zal dan ook naar wij vertrouwen, nog
lang bij rijk cn arm, oud, en jong, voortduren."
De heer C. de Groot is erkend als consulair agent van
Frankrijk te Eginond aan Zee.
De volgende (Al Ivcrteniie komt in liet Algemeen Handelsblad
van gisteren voor:
„4 Aandeelen Yennootschap de Adelaar, 1ste Serie, ieder 100,
hebben in de Eft'ectenveiling van Donderdag jl. opgebragt 11 pCt.
ZEGGE ELF PERCENT!!!"
- Men schrijft uit 's Gravenhage: „Met leedwezen verneemt
men, dat II. M. de koningin Zaturdag avond jl. plotseling door
een hevig asthma werd aangetast. Ofschoon deze ongesteldheid in
den beginne onrustbarend was, bevindt H. M. zich sedert de laatste
dagen weder redelijk wel, zoodat men mag hopen, dat H. M. weldra
weder geheel hersteld zal zijn."
Als voorbeeld van eene buitengewoon voorspoedige reis deelen
wij mede, dat het aan den Kinderdijk te luiis behoorende, en aldaar
door den heer Leendert Smit Fz. gebouwde clipperfregat Noach,
kapt. P. Wierikx, den 10 Sept. van Batavia naar Botterdam ver
trokken, den 21 Nov. te Brouwershaven gearriveerd is. Dit schip
heel't alzoo de reis van Batavia naar Brouwershaven in den zeer
korten tijd van 72 dagen afgelegd.
De heer P. en de advocaat W., te Zicolle, die zich dezer da
gen in de zaak van Ds. van Rijn naar Zwitserland hebben begeven,
om het kind van mevr. P. aldaar op te eischen, zijn onverrigter
zake naar Zwolle teruggekeerd. Bij het vernemen van deze reis had
de moeder van het kind een telegram derwaarts gezonden, met last,
om het kind niet aan haren schoonvader af te geven, dat dan ook
is geweigerd door den predikant aldaar, zijnde de vader van de
voormalige gouvernante vau het kind, ten wiens huize het verpleegd
en opgevoed wordt. De oude heer P. heeft het kind, waarnaar hij
zoo vurig verlangde, zelfs niet eens mogen zien.
Het classicaal kerkbestuur van Zwolle heeft de zaak van Ds. v.R.
naar het provinciaal kerkbestuur van Overijssel verwezen.
De belangrijkste feiten, die de geschiedenis van den dag ons te
aanschouwen geeft, zijn de noodigi'ng tot een congres te Darijs en
de gevolgen van den dood van koning Frederik VII van Benemarken.
Sedert onderscheidene dagen wordt de vermelding van het berigt,
dat keizer Napoleon de vorsten van Europa in zijne keizerlijke
residentie heeft zaam geroepen, om over de hangende vraagstukken,
betreffende onderscheidene deelen van Europa, te beraadslagen, ach
tervolgd door het verspreiden van geruchten omtrent het al of niet
bijwonen van die gewigtige vergadering. Het wordt van deze of
gene mogendheid voorspeld, verzekerd, betwijfeld of ontkend, dat
zij aan de noodiging gehoor zal verleenen, en al die voorspellingen,
en verzekeringen, en twijfelingen, en ontkenningen, worden met
redenen omkleed, zoodat men eindelijk gelooven zou, het verstan
digst te handelen, door eenvoudig liet congres af te wachten, zonder
naar den vermocdelijken afloop te vragen. Van Engeland wordt
verzekerd, dat men weinig op diens toetreding te rekenen heeft,
omdat het weinig sympathie voor die zamenkomst koestert. Yan
Rusland wordt gezegd, dat de regering zich geneigd zou betoonen,
om aan de uitnoodiging te voldoen; maar te gelijk verneemt men
de verzekering, dat liet meer waarschijnlijk is, dat keizer Alexander,
met het oog op de onrust in zijne staten, er volstrekt geen heil in
ziet. Te midden van die onzekerheid zweeft nog over het verbaasd
Europa heen de echo der keizerlijke woorden: „de tractaten van
Weenen bestaan niet meer!" en „een congres, of het zwaard uit de
schede!" Voorzeker worden alom de beste wenschen gekoesterd
voor de rust en den vrede van Europa, voor het ophouden van de
gruwelen en barbaarschheden in Dolen, waarover heel de beschaafde
wereld moet blozen, voor eene gunstige verandering van dezen
vcrschrikkelijken toestand, hetzij dan op een congres, of door andere
middelen, die der diplomatie ten dienste staan. Voorzeker heeft
men, waar men in den jongsten tijd een vredefeest vierde, aan de
arme Polen gedacht en den wensch ontboezemd: dat ook daar, waar
thans de vlam des oorlogs woedt, eerlang de heilzon des vredes
moge opgaan.
De optreding van koning Christiaan IX van Denemarken .wordt
aangezien als een bron van gunstige en ongunstige verschijnselen
op staatkundig gebied. Gunstig noemt men zijne bekende Engelseh-
gezindheid en de gr.oof.ere sympathie, die hij in de hertogdommen
Sleeswijk en Holstein bezit, boven de overledene koning. Ongunstige
verschijnselen leidt men af uit de waarschijnlijkheid, dat hij niet
zoo gereedelijk als zijn voorganger gehoor zal verleenen aan de
uitnoodiging tot het congres te Parijs en uit de qusestie, of hij
regt heeft op de kroon der hertogdommen. Immers zouden de
kinderen van de landgravin van Hessen hun regt niet zonder reden
kunnen doen gelden, ofschoon het Londensche tractaat van 8 Mei
1852 prins Christiaan tot opvolger heeft aangewezen, nogtans zon
der die opvolging te waarborgen.
Een later berigt deelt mede, dat erfprins Friedrich van Sleeswijk-
Ilolstein-Sondenlerg-Augustenburgzijne aanspraak op de Deenseh-
Duitsche hertogdommen bij den Duitsehen Bond doet gelden. In-
tusschen heeft de nieuwe koning, Christiaan IX, de Deensch-Slees-
wijksche constitutie bekrachtigd en daarmede een bewijs gegeven,
dat hij volharden zal in de tot dusver volgehouden toestand tegen
over den Duitsehen Bond. De Ilolsteinsche Stenden zijn te
Kiel te vergaderen, niettegenstaande een. verbod der regering, om
te beraadslagen over hetgeen er zou kunnen worden gedaan onder
de tegenwoordige omstandigheden, tot bevordering van 's lands
onaf hankelijkbeid.