INGEZONDEN. "^ÜRGlRLÏjkriTAKD VAH BE ËE&flEEftTE HELDER, ™~BURGERLfJKE STAftifvAN ÜE GE^EEnTE TEXEL, MARKTBERIGTEN. "MiaÖkBÜRFsCHTMAATSCHAPPIJ VAN STOOMVAART. ten aanzien van een werk, dat, ondanks de moeite, aangewend om iet te weren, juist daardoor te sterker wordt verspreid en des te meer wordt gelezen. Men heeft wel eens getwijfeld aan de waarheid der figuur ■van de door Wilkie Collius, in zijn bekenden roman No namen (Zonder naam) zoo geestig getéekenden kapitein Wragge. Door de meesten is deze teekeuing van dezen „landbouwer op den akker dei- publieke liefdadigheid" gechargeerd geacht. De werkelijkheid schijnt echter Wilkie Collins in 't gelijk te willen stellen. Dezer dagen toch overleed te Ltipzig een bedelaar, die sedert jaren bijna geheel Duitschland, maar speciaal de provincie Posen geëxploiteerd luid. Bij den dood van dezen man vond men onder zijne niet onaanzien lijke nalatenschap een boek, waarin hij naamvkeurig had opgeteekend, wat en hoeveel hij van zijne „kalanten" ontvangen had, waar zij woonden, hoe hun karakter was, op welk uur van den dag zij 't best te spreken, in welk saizoen zij 't meest goedgeefs waren, enz. Dit zonderlinge boek vrij gelijk aan de koopmansboeken van kapitein Wragge - is voor een aanzienlijke som door een verza melaar van curiositeiten aangekocht. Uit een particulieren brief wordt aan de Leidsche Courant bet volgende medegedeeld, als een voorbeeld van verraderlijke handel wijze van Chinezen tegenover vreemdelingen „Nu zal ik u eeuig nieuws en bijzondere voorvallen uit Hongkong rnededeelen, ofschoon voor mij niet bijzonder aangenaam. Hongkong is eeu eiland, met eene stad van denzelfden naam, gelegen aan den mond der Canton-rivier en nabij een hoogen berg. De stad heeft eene druk bezoehte haven voor alle natiën en is in mijn oog tnooijer dan Singapore; er zijn vele prachtige winkels met elegante voor werpen van ivoor, schilderkunst en snijwerk, waarin de Chinezen uitmuntten. Overigens is er niet veel bijzonders dan schurken, dieven en moordenaars. Om u hiervan een staaltje te vertellen, dient hetgeen mij op 7 October 11., 's middags 2 ure, overkomen is. Na mij behoorlijk gekleed te hebben, horologie met gouden ketting op zak, alsmede een porte-monnaie met ongeveer ƒ24 bij mij, was ik, met permissie van mijn kapitein, aan land gegaan. Alstoen bezocht ik de stad, dwaalde de eene straat in de andere uit, verveelde mij echter spoe dig, omdat ik alleen en onbekend was, zoodat. ik besloot, na eene wandeling van 3 uren, maar weder naar boord te gaan. Ongeveer aan den buitenkant gekomen zijnde, waar de Chinesche vaartuigen liggen om de schepelingen aan boord te brengen, werd ik eensklaps door vier Chinezen aangevallen. Twee bonden mij terstond de handen op den rug, een derde wierp mij peper in oogen, neus en mond, terwijl de vierde mijn horologie-ketting in stukken brak en zich van deze en mijne porte-monnaie meester maakten. Wat zij verder van plan waren met mij te doen, zou later gebleken zijn, ware het niet dat twee Europeanen kwamen aanloopen, die de mishandeling in de verte gezien hadden, zoodat mijne aanranders op de vlugt gingen. Ik stel mij voor, dat zij mij anders vermoord en in het een of ander huis zouden geworpen hebben. Als een blindeman bragten mij deze Europeanen naar den commissaris van policie, die mij over alles ondervroeg- en daarop de personen, die digt bij de plaats, waar het feit gebeurd was, met koopwaren zaten, in hech tenis liet nemen. Hierop werd ik uitgenoodigd, den volgenden dag terug te komen, wanneer deze zaak verder en nader zou onderzocht worden. Dat onderzoek volgde des anderen daags en daarbij werden de laatste personen, op grond van die aanranding gezien en geen hulp verleend te hebben, veroordeeld tot de betaling van ƒ300, of de schelmen aan te wijzen, die mij aangerand hadden. Hiermede was de zaak afgedaan, hoewel ik daarmede de gestolcne voorwerpen niet terug bekwam. Verleden week zijn hier nog 14 Chinezen opgehangen, die in de Chinesche zee een Engelsch schip aangevallen en den kapitein, zijn vrouw en kind, benevens de équipage vermoord hadden. Het ware .zeer te wenschen, dat het meer raogt gelukken van die schelmen in handen te krijgen." Aan de Redactie van de Helder sche en Niemcedieper Courant l Mijnheer Heden las ik in een historisch werk, door den kundigen predikant J. H. Sonstral geschreven, eene schets van het beleg en de overgave van den Helder. Mijn vader beschreef zeer uitvoerig, naar de oorspronkelijke stukkeu, dit historisch feit in eeue levensbeschrijving van den admiraal Ver Huell (te Amsterdamhij G. J. A. Beijerinck, 1847), en een ieder, die het boek van den heer J. H. Sonstral in handen neemt, kan ik aanraden, daarbij, ter vergelijking, dat van mijnen vader te raadplegen. Eenmaal zal ik het eigenhandig door •mijnen oudoom geschreven dagboek van het beleg van La Salie, benevens ver scheidene andere belangrijke stukken, dat tijdvak betreffende, in het licht geven. Het journal is geheel iu den opregten, ecnvoudigeu, zakelijken stijl opgesteld, die zoo geheel in overeenstemming is met het karakter van den braven zeeman. De kiesehheid verbiedt mij, als bloedverwant, te zeer partij te trekken voor zijn gehouden gedrag in den allermoeijelijksten toestand, waarin hij zich bevond. Echter reken ik het mij ten pligt, aan de bewoners van den Helder het door den admiraal aangeteekende, omtrent de zending van den jongen Rijk naar Frankrijkmede te deelen, tegenover hetgeen men daaromtrent vermeld vindt in het werk van den heer Sonstral; en ©ra tevens eene beoordeeling zijner handelwijze over te schrijven uit het leven van den held van Boggersbank, -den admiraal van Kinsbergen. Wat het eerste betreft, schrijft dc admiraal Ver Huellf) Daar ik sedert de maand November geheel en al van ollicièlc tijdingen uit- Frankrijk verstoken was en al mijne pogingen, om ccnige luformatien vandaar le bekomen, zonder eeuig resultaat bleven, zoo besloot ik, oiu een van mijn aides de camp met een klein vaartuig naar een der havens van Frankrijk te zenden en droeg ik deze zending op aan den luitenant ter zee Rijk. w Hij vertrok den 18 Fcbruarij, slechts van twee man vergezeld, in een visschersschuit, die geen 24 voet lang was. „Hoewel deze expeditie met alle geheimhouding geschiedde, waren er geen 24 uren voorbijgegaan of een elk was er ineê bekend en werden er allerhande gevolgtrekkingen uit opgemaakt. De Verlossing van Nederland, in verband met tien vrijheidsstrijd der volken van /Fvropain 1813181 j. Jmsterdam, H. llövckcr, 1863. t) Onze naam is Vee Huell, cn niet Vebheull; althans reeds meer dan twee eeuwen. «Mijn doel was alleen, om het Frausehe gouvernement met mijne positie bekend te maken en orders te vragen om de haven te evacuceren, zoo de stand van zaken langer aanhield, enz." Het is hier de plaats niet van aan te halen, hoe de admiraal, tegenover de beuzelpraatjes van het in brand steken der vloot, enz. handelde en door welke koene woorden hij in weinige oogenblikken de deputatie van de inwoners \an den Helder wist gerust te stellen. (Het Leven van den Admiraal, deel II, p.32G). De passage uit het leven van van Kinsbergen luidt als volgt: „Hij had deze beiden niet overgegeven, dan nadat Napoleon van den keizer lijken troon afstancLgedaan en Lodewijk XA11I dien als koning bestegen had. Voor dit zijn gedrag vond hij, behalve in sommige onpartijdige geschiedschrij vers van dien tijd, ook later in koning Willem I, die zijne getrouwheid aan den gedanen eed en zijn krijgsmansgevoel van eer eerbiedigde, aanzienlijke verdedigers. Van Kinsbergen inzonderheid verklaarde, zoo in geschrifte als bij monde, waar hij verrnogt, dat zijn kweekeling, als oorlogsman, zoo en niet anders had kunnen of mogen handelen. Toen ik, die daarover destijds anders dacht, mij gereed betoonde, om het toen nog Franschc vloot- en legerhoofd tot eene vroegere overgave van oorlogschepen en vesting over te halen, hoo.de hij mij met weerzin aan en weigerde, daartoe van zijnen grooten invloed op Ver Huell gebruik te maken. Op den 4den van Bloeimaand 1814 werden zeestad en vloot, op hevel des Franschen konings, ontruimd en overgegeven. Van Kinsbergen dit vernemende, zeide bij die gelegenheid: „Hij heeft niet dan zijn pligt betracht. Indien hij dit, zonder daartoe bevel te hebben gehad, gedaan had, zou ik hem nooit weer hebben willen zien." De brave generaal Jansscns bevestigde dit oordeel, op eene ondubbelzinnige wijze, in een voor ons liggendeu brief, door hem aan van Kinsbergen op den 4den van Lentemaand 1819, en dus weinige weken vóór diens overlijden, uit Brussel geschreven. Met hem hielden alle onpartijdige en bevoegde beoordeelaars zieli overtuigd, dat liet be daard en voorzigtig gedrag van den admiraal Ver Huell voor zijn vaderland behouden had bijna driehonderd stukken geschut, waaronder vele van groote waarde, eene belangrijke voorraad van kruid en lood en eene vloot van negen linieschepen, vier fregatten, een korvet, twee brikken cn eenige schoenei%. In het vol gevoel zijner pligtmatige handelwijze schreef hij dan ook op den léden van Grasmaand 1814, uit het fort La Salie, aan zijn ouden leermeester: „Nooit, mijn hoogsteerwaardige vriend zult gij over mij, uwen kweekeling, behoeven te blozen. Het voorbeeld van uw groot karakter heelt te diepe wortelen ge schoten in het hart van allen, die gelukkig genoeg waren, om u in de ver schillende omstandigheden des levens te mogen volgen, dan dat zij zich uw gedrag niet ten voorbeelde zouden stellen. De wetten van eer hebben mijn gedrag geregeld en ik ben geen haar breed van den weg van pligt afgeweken. Ik stel alles, wat gij mij door mijnen broeder hebt doen zeggen, op den hoog- sten prijs. Binnen weinige dagen zullen de onderhandelingen zijn afgeloopeu en zal de Souvereine Vorst in het bezit zijn van het belangrijkste punt van Holland, van eene welonderhouden vloot en sterk gewapende en onneembare vestingen indien ik uwe lessen vergeten -had en mij door den stroom der zoo snel op elkander volgende gebeurtenissen had laten wegslepen, ware dit alles voor Holland verloren geweest. Sedert eenige maanden toch bevond ik mij aan het hoofd eeuer geheel uit Franschen bestaande bezetting. Indien ik hen verlaten had, waren de gevolgen niet te berekenen geweest." Hoezeer de ridderlijke Willem 11 het gedrag van den admiraal hoogschatte, blijkt hieruit, dat Z. M. zijnen adjudant, den kapitein ter zee van Karncbeck; naar den grijzen krijgsman zond, 0111 hem het Gouden Kruis der Militaire Willemsorde te overhandigen. Onze goede koning had voor dit gunstbetoon den verjaardag gekozen van de overwinning bij Boggersbank, in welken zeeslag Ver Huell dienst deed op het schip, dat het felst gestreden en het meest geleden heeft, het fregat de Argo. De heer van Karueheek schreef: „Treffend en aandoenlijk was de indruk dezer verrassing op den bijna afgelëefden vlootvoogd: zijn overkropt gemoed geraakte vol; sprakeloos rolden de tranen langs zijn edel gelaat." Arnhem, 19 Januarij 1864. Mr. A. VER HUELL. van 15 tot 22 Januarij 1564. ONDERTROUDJ. Casteden, matroos bij de Marine, oud 32 jaren en J. M. Brouwer, oud 19 jaren. F. J. Holtgreve, matroos bij de Marine, oud 25 jaren en M. Kramer, oud 33 jaren, weduwe van C. Lameus. GEHUWD: Geene. BEVALLEN: A. M. Borsch, gcb. Kruger, (Z.). W. Kiene, geb. van Leer- sum, (D.). B. de Roever, geb. Verheij, (Z.). A. Uijtdebroek, geb. Ollhoff, (D.). H. de Jong, geb. Verboom, (ZT. Klein, geb. Bakker, (Z.). N. Rob, gcb. van den Broek, (D.). A. Boon, geb. Borst, (D.). A. de Winter, (Z.). A. P. Snoerwang, geb. Pinster, (Z.). S. Kamer, geb. Valk, (Z.)„ E. Rijkers, geb. Bouwen, (D.). OVERLEDENE. Slagt, gcb. Bras, (65 jaren). L. Bronds, (3 weken). T. Grondman, (18 maanden). G. van der Hulst, (36 jaren). J. H. van den Hoek, (4 maanden). C. Boonacker, (9 maanden). C. Bakker, geb. Akkerman, (72 jaren) S. M. Planjc, (18 maanden). J. Klces, (bijna 3 maanden). J. Oosthuizen, (1 jaar). van 15 tot 22 Januakij 1SC4. ONDERTROL WD: Sijbrand Koning, 30 jaren en Guurtje Dijker, weduwe Gerrit Tuinder, 27 jaren. Zacharias Graaf, weduwnaar van Trijntje Rijk, 59 jaren en Antje Dijker, 37 jaren. GEHUWD: Geene. GEBOREN: Kaatje, dochter van Frans dc Vries en Klaasje Buis. Willem, zoon van Jan Stark en Jannetje Buis. Pietcr, zoon van Nanning Kikkert en Martje Koorn. Hendrik, zoon van Jan Buis en Maartje Bruin. Louisc Iler- mina, dochter van Hendrik Adolf Gillot en Hermina Christina Moquette. Antje, dochter van Hendrik Meijer en Jobanna Sophia Visser. Keeltje, dochter vau Willem Blik en Kaatje Bakelaar. OVERLEDEN: Feitje Dekker, (6 weken). Pieter Jbz. Koning, (7 jaren). Antje Zijm, (11 jaren). Willem Buis Cz., (11 jaren). LONDEN, 18 Januarij. Heden waren ter VEE-markt aangevoerd: 826 Runderen, 2330 Schapen. 111 Kalveren cn 120 Varkens. De prijs der Runderen was 5 sh. 2 d., van SchapeD 6 sh. 2 d., van Kalveren 5 sh. 8 d. en vau Varkens 4 sh. 8 d. De prijzen der laatste markt waren. Runderen 5 sh, 2 d., Schapen 6 sh. 2 d., Kalveren 6 sh. 0 d. cn Varkens 5 sh. 0 d. Aangekomen scficpeit te Batavia vóór 16 Beceml>er. Admiraal Piet Hein, kapt. Hazewinkcl; Holland, kapt. Grönbcck; Sirios, kapt. vau Wijngaarden vau Rees; Dionysia A Catherina, kapt. Jaski en Celebes, kapt. Reuvckatnp Gille, alle 5 van Amst.Maria Anna, kapt. de Joug;Mcdea, kapt. vau Teuteui en Ternate, kopt. Cars, alle 3 van Kot t.Anna Maria Wilhelmina, kapt. Sontag Winkler, van Amst naar Japan; West-Ka pel le, kapt. Crucq, vau Zierikzee; Capclle, kapt. Kruisinga, van Newcastle; Paul ine, kapt. Post, van Kaap de Goede Hoop; JEolns, kapt. de Vries cn Peking, kapt. Deinum, beide van Singapore. BIJ OPKN WATER: Van MIDDELBURG: 27 Jan. **s uiorg. 6 ure. 29 en 31 Jan. 's tnorg. 7 ure. Van ROTTERDAM: 26, 2S cn 30 Jan. 's reorg, S ure 30 min.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1864 | | pagina 3