NIEUWEDIEPER COURANT
M15. UOAlUEltDAG 11 F li 1115 I A IV IJ 1804.
EN
GEMEENTERAAD.
TWEE-EN-TWINTIGSTE
\MC1T
JAARGANG.
HELDERSCHE
T
Zitting van Dingsdag den 9 den Februarij 1864.
Voorzitter de heer Burgemeester.
Afwezig de heeren Haremaker, Slebe, Papineau en Zur Mühlen
de laatste met kennisgeving van verhindering.
De notulen der vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat op jl. Vrijdag de aanbesteding
heeft plaats gehad van het bouwen van twee schoollocalen achter
de school aan de Hoofdgracht; dat van de 13 inschrijvers voor
dit werk de heer H. J. Janzen de laagste inschrijver is geweest,
voor de som van ƒ6424; dat deze som, hoewel nog/225 beneden
de raming, hooger is dan de som van 6000, die voor dit werk
op de begrooting voor dit jaar is uitgetrokken en dat B. en W.,
tengevolge hiervan, de goedkeuring vragen van den Baad, om de
overige gelden te verantwoorden door overschrijving uit den post
van onvoorziene uitgaven.
De heer van Strijen vraagt inlichting omtrent eene bedenking,
die bij hem is opgerezen. Hij vreest, dat er, ten aanzien van deze
aanbesteding, eenige partijdigheid kon plaats hebben, omdat de
aannemer, nog een jong mensch, de zoon is van een lid der com
missie voor de Onderhoudswerken. Spreker is wel overtuigd van
de eerlijkheid van den heer Janzen, maar de gemeente-bouwmeester
is ondergeschikt aan de Commissie voor de Onderhoudswerken en
dus zou er partijdigheid kunnen plaats grijpen, terwijl men zich,
zijns inziens, in dezen voor den schijn daarvan zou hebben te
mijden. Hij onthoudt zijn stem aan deze voordragt, zoolang hij
niet overtuigd is, dat er in deze aangelegenheid onpartijdig is
gehandeld
De Voorzitter zegt, dat in dit geval er volstrekt geen sprake
kan zijn van eenige partijdigheid of van mededeeling van geheimen,
daar de stukken, betrekkelijk de bewuste aanneming, voor de leden
van den Baad niet minder dan drie weken vóór de aanbesteding
ter inzage hebben gelegen; dat dus in dit geval volstrekt niet van
oneerlijke handelwijze kan sprake zijn, omdat alle leden van den
Baad met de gemaakte begrooting konden bekend zijn en in staat
waren zulks mede te deelen. De Voorzitter herinnert verder, dat
van het toestaan der gelden volstrekt geen sprake meer is, want
dat het alleen de vraag geldt, om de meerdere kosten te vinden
uit den post van onvoorziene uitgaven.
De heer van Strijen zegt, niet van mogelijke oneerlijkheid, maar
van partijdigheid te hebben gesproken. Hij beschouwt het toch als
zeker, dat de aannemer staat onder controle van den gemeente-
bouwmeester en deze weder onder controle van den vader des
aannemers.
De heer Janzen doet opmerken, dat hij niet alleen de Commissie
voor de Onderhoudswerken uitmaakt en dat, met het oog op de
andere leden dier Commissie, in dezen aan geen wantrouwen be
hoeft gedacht te worden.
De heer van Strijen herhaalt, dat hij slechts gesproken heeft van
partijdigheid en niet van oneerlijke bedoelingen.
De Voorzitter zegt, dat eene omstandigheid tot de lage aanne
mingssom van den heer H. J. Janzen heeft bijgedragen en deze is,
dat het werk juist naast zijn werkplaats is gelegen, hetgeen hem
zeker zeer voordeelig is. De Voorzitter herinnert verder, dat op
één na de laagste inschrijver zeer nabij geraamd heeft en eindelijk,
dat niet de Commissie voor de Onderhoudswerken, maar wel B. en
W., nevens den gemeente-bouwmeester, het toezigt hebben op de
daarstelling van gemeente-werken, terwijl laatstgenoemde ambtenaar,
bij de aanvaarding zijner betrekking, den gevorderden eed op de
getrouwe vervulling van zijn pligt heeft afgelegd.
De heer van Strijen dankt voor de gegeven inlichting en verze
kert, dat zijne bedoeling alleen geweest is, 't belang der andere
aannemers, ook ingezetenen dezer gemeente.
Met algemeene stemmen op één na, die van den heer van
Strijen, verleent de Baad magtiging, om de kosten van dit werk
boven de gestelde som op de begrooting van dit jaar uit den
post van on voorziene uitgaven te vereffenen.
Er geschiedt mededeeling van een antwoord des ministers van
Binnenl. Zaken van 22 Jan. jl., houdende kennisgeving, dat, ten
gevolge der bezwarende voorwaarden, door den Baad gesteld voor
het maken van een brug over den ingang van het Heldersch kanaal,
de minister, bij de voorgenomen daarstelling van een nieuwen mond
voor het spoorweg-bassin voor Bijks kosten, de Baad ontheft van
de verpligting, om daarvoor gelden beschikbaar te houden.
De Voorzitter herinnert, dat van de aangegane geldleening eene
som van 45,000 is beschikbaar gesteld voor bedoelde brug en
doet opmerken, dat, terwijl er eene som van 30,000 noodig zal zijn
voor eene nieuwe brug en verdere werken aan den ingang van het
Heldersch kanaal, er eene som van ƒ15,000 zou zijn te gebruiken
voor noodzakelijke openbare werken. Hij noemt als zoodanig: 1.
de bestrating en het daarstellen van riolen op de Oost. Groote
Sloot en in den toegang naar de Molenstraat (raming 4S00) 2.
bestrating en werken aan riolen, enz. op de Achterstraat, van het
Hoofd tot aan den Kruisweg (raming ƒ7800); 3. een voetstraat
en verdere werken aan den Dijkweg (raming 2000); 4. bestrating
van den Polderweg bij de Bassingracht (raming ƒ1700).
De Voorzitter zegt, dat de uitvoering van deze werken wordt
aanbevolen, mede op voorstel der Commissie voor de Onderhouds
werken, en dat tengevolge hiervan het Dag. Best. magtiging vraagt
om zich te wenden tot Gedep. Staten, ten einde de som van onge
veer 15,000 tot gemeld doel te mogen aanwenden.
De heer de Breuk herinnert aan vroegere raadsbesluiten, die tot
nog toe wegens gebrek aan middelen op uitvoeringen blijven wach
ten zoo als de daarstelling van een locaal op het Kerkhof en een
onderwijzerswoning in de Schoolstraat.
De Voorzitter merkt op, dat het bedoelde locaal op het Kerkhof
niet zoo noodig is als de genoemde werken en dat de onderwijzers
woning almede kan wachten, omdat bij gebleken ongeschiktheid
gemakkelijk een huis voor den onderwijzer kan worden gehuurd. De
werken, thans voorgesteld, zijn bepaald noodzakelijk, niet slechts
voor het gebruik dier wegen en voetpaden, maar ook en vooral
voor de gezondheid der inwoners. De Voorzitter verzekert, dat de
door den heer de Breuk genoemde besluiten niet. worden vergeten.
De heer de Breuk verklaart zich tegen de voordragt, omdat het
hier de uitvoering van reeds genomen besluiten geldt. Z. i. moesten
die besluiten eerst worden ingetrokken. Hij is overigens niet tegen
de werken, die. worden voorgesteld en acht ze zelf ook hoogst
o
noodzakelijk.
Op gedane, vragen van de heeren Maalsteed er. van Strijen. ant
woordt de Voorzitter, dat bij de daarstelling der brug nog meerdere
werken zullen noodig zijn en dat er dus reden is om ongeveer
30,000 beschikbaar te houden voor dit doel.
De heer de Breuk beveelt het daarstellen van een eenvoudige
brug aanhij acht het genoegzaam als zij maar doelmatig is voor
de scheepvaart en de voetgangers.
Het voorstel van het Dag. Best. om de goedkeuring van Gedep.
Staten te vragen, om over de som van ƒ15,000 op de voorgestelde
Deze Courant worJt uitgegeven op zondag en donderdag,
des morgens ten aclit ure, door A. A. BAKKER Cz.
in den boekwinkel, Hoofdgracht No. 32.
Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.30.
franco per post1.50.
Enkele nominers0.10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars en Post
directeuren.
Advertentién worden aangenomen tot Zaturdag en
Woensdag middag 12 uur, en bij den Heer T. MOOY,
Dijkstraat tegenover deLaan, 11 422 ,aau denllelder,\otl lure.
De prijs van 1 tot 4 regels is ƒ0.00. Voor iederen
regel meer ƒ0.15. Zegelregt voor elke plaatsing ƒ0.35.
Buitengewoon groote letters, naar male der ruimte
die zij beslaou.
Brieven en Stukken franco aan den Uitgever.