BUITENLAND.
GÖ~Ö~CHE L A A R S.
Muicttui BojfuMUi met zijne aloui bekende kostbare verzameling van
schilderijen en antiquiteiten. Als in een oogwenk stond het gan-
sche gebouw in lichtelaaije vlam en rigtte het woedende element
allerwege zijne vernieling aan.
Aan redding viel weinig te denken; slechts een paar honderd
schilderijen, verneemt men, heeft men uit het brandende gebouw
kunnen dragen, waarna men alle redding moest opgeven, om de
rest een prooi der vlammen te laten; ja zelfs later was men ge
noodzaakt zijne hulp te bepalen tot de belendende gebouwen (ge
lukkig door eene straat gescheiden), en deze door behulp dei-
brandspuiten voor brand te beveiligen. Van de kostbare verzameling
porcelein is niets gered kunnen worden. De archieven en gelden
der teeken-academie, in het gebouw gevestigd, zijn behouden gebleven.
Eerst den volgenden morgen, ten 9 ure, was men den brand
geheel meester en was van het prachtige gebouw niets dan den
romp overgebleven. Dien middag was het puin nog smeulende en waren
enkele brandspuiten voortdurend aan het werk. De oorzaak van den
brand is onbekend, alleen weet men dat die boven in het gebouw
is ontstaan. Het Museum was, naar men verneemt, bij verschil
lende maatschappijen voor 100,000 verzekerd.
De eerste steen van het nu verbrande gebouw is gelegd in 1663,
door eeu der voorzaten van G. K. van Hogendorp, onder opzigt
van den bouwmeester Loviss en was, na het paleis te Amsterdam,
een der prachtigste gebouwen der 17de eeuw.
Naar men verneemt, heeft de regtbank te Zwolle, op het
deswege genomen rekwisitoir van den officier van justitie bij die
regtbank, geweigerd regtsingang met dagvaarding in persoon te
verleenen tegen ds. van Rijn, te Zwolle, wegens poging tot om-
kooping van een gevangenbewaarder in de gevangenis te Zwolle.
De officier is tegen die beschikking der regtbank iu oppositie ge
komen, zoodat deze zaak aan de beslissing van het provinciaal
geregtshof moet worden onderworpen.
Naar men verneemt zal op Vrijdag a. s., des avonds ten 7-J-
ure, in het lokaal tot Zedelijke en Godsdienstige Ontwikkeling, in
de Nieuwstad, door den heer Ds. Dyserinck eene voorlezing worden
gehouden.
Te laat vernamen wij bovenstaand berigt om nog onder de plaat
selijke berigten te worden opgenomen
Bij een blik op het groote tooneel der wereld gedurende de
jongste dagen, wordt de aandacht bijna uitsluitend gevestigd op de
gebeurtenissen in Sleeswijk. De jongste tijdingen van daar doen
vermoeden, dat tusschen de Pruissisch-Oostenrijksche en de Bonds-
troepen oneenigheid bestaat, zoodat eerstgenoemden zich, ondanks
den tegenstand der bondscommissarissen, van Altona hebben meester
gemaakt. Overigens levert de houding der kleinere Duitsche Staten
genoegzamen grond voor de onderstelling, dat er eerlang tusschen
de Bondstaten zelve ernstige verwikkelingen zullen ontstaan.
Over de ontruiming van Sleeswijk door generaal de Meza, opper
bevelhebber van het Deensche leger, wordt thans gunstiger geoor
deeld dan dit aanvankelijk geschiedde. Het blijkt nu, dat hij, bij
langer standhouden, het geheele leger aan het grootste gevaar zou
hebben blootgesteld. Bij zijn terugtogt heeft hij zelfs, ofschoon het
vijandelijk leger hem digt op de hielen zat, met zeer veel overleg
gehandeld. Thans is het leger des konings op Alsen, een eiland
tot Sleeswijk behoorende, gelegerd en men houdt het voor zeker,
dat de indringende vijanden het aldaar niet met gunstig gevolg kunnen
aanvallen, vermits de troepen door de oorlogschepen der Denen
kunnen ondersteund worden.
De koning van Denemarken heeft eene proclamatie tot zijn leger
gerigt, die met de volgende opmerkelijke woorden wordt besloten:
„Soldaten ik sta met mijn volk verlaten in de wereld. Tot heden
heeft geene mogendheid verklaard, dat zij ons met de daad zal
bijstaan. Ik vertrouw op u en op mijne vloot. Gij zijt bereid uw
bloed op te offeren wij zijn echter weinig in getal tegenover velen
en daarom moet het duur betaald worden. De Almagtige God geve,
dat het uur der wrake weldra moge slaan voor al het geweld en
het onregt, dat mij en mijn volk gedaan wordt,"
Blijkens later berigt heeft men den koning deze woorden slechts
in den mond gelegd en is deze proclamatie slechts verzonnen; maar
moet Z. M. zich niet zoo wanhopend hebbenuitgelaten. Het schijnt dat
Denemarken zich nog niet zoo geheel van de hulp der mogendheden
verlaten ziet, al daagde er ook tot heden nog geen stoffelijke huipop.
De opperbevelhebber van het vereenigd Pruissisch-Oostenrijksch leger
heeft, zeker tengevolge der vertoogen van Frankrijk en Engeland, of uit
vrees daarvoor, de bewoners van Sleeswijk gewaarschuwd voor het
erkennen van eene vreemde magt. Kennelijk wordt daarmede hertog
Friedrich bedoeld, die voor de beide verbondene mogendheden
voorzeker verre van het oorlogstooneel wordt gewenscht. Intusschen
hebben de veroveraars van Sleeswijk er de Duitsche taal voor de
gebruikelijke, ook in openbare stukken, verklaard.
Men verzekert, dat keizer Napoleon eene nota gezonden heeft
aan de hoven van Berlijn en Weenen, strekkende om te protesteren
tegen het uitroepen van hertog Friedrich van Augustenburg, tijdens
het bezetten van Sleeswijk door de troepen der beide mogendheden.
In de laatste dagen heeft het meer den schijn gekregen, alsof
Oostenrijk en Fruissen terugkwamen van hun vroeger gevoelen
omtrent de handhaving van het Londensche protocol van 1852,
waarbij ook door hen koning G'hristiaan van Denemarken tot hertog
van Sleeswijk, Ilolstein en Lauenburg was aangewezen.
Het gewone getal zelfmoorden bedraagt in Frankrijk jaarlijks
nagenoeg 4000, waarvan ongeveer 8 pCt. vrouwen. In de maanden
April, Mei, Junij en Julij zijn ze doorgaands 't menigvuldigst en
de leeftijd der meesten, die zich van kant helpen, is die van 40
tot 60 jaar. 3000 hingen er zich op of verdronken zich: 300
kwamen er door kolendamp om 't leven, 4uü vermoordden zich
door middel van vuurwapenen. 150 door snijdende werktuigen,
100 door zich van de eene of andere hoogte naar beneden te
storten, genoegzaam even zoo velen door vergif en de overigen door
andere middelen.
Er zal te Parijs eene maatschappij worden gevormd met het
doel om concessie aan te vragen tot het dempen der Seine, voor
zoover die rivier de hoofdstad doorsnijdt. Men zal daar alsdan eene
wandelplaats aanleggen, welke I J mijl lang zou zijn.
Dr. Hutchinson's verslag voor eene commissie uit het Engelsche
Parlement heeft het ongezonde der arme mijnwerkers ten duidelijkste
aan 't licht gebragt. Daaruit blijkt, dat er verleden jaar in Enge
land 1000 omgekomen en 10,000 gekwetst of ziek geworden zijn.
Men kent den mijnwerker aan zijne vermagerde wangen en gebogene
houding. Zijn gewone leven blijft van 2745 jaar onderhevig
niet alleen aan de vreeselijke onheilen, waarvoor hij dagelijks bloot
staat, maar veel meer nog aan de ongezonde omgeving, waar hij
alle dagen zijn werk in moet verrigten. Men houdt zich met de
oprigting van een genootschap, tot verbetering van den stand dier
lieden, onledig,
De firma Dixon, fabriekanten te Londen, hebben niet minder
dan 400 werklieden aan den gang en doorgaans niet minder dan
voor 8 a 10,000 waarde aan timmerhout tot hunne dienst. Alle
weken verbruiken zij nagenoeg eene ton zwavel en maken 43 mil-
üoen lucifers per week, of 2160 millioen in het jaar. Als men de
lengte van een lucifer op 2| Eng. duim rekent, gaat de gezamen
lijke lengte den omtrek der geheele aarde zeer ver te boven, al
hetwelk, vergeleken met-de Oostenrijksche productie dier zwavelstokken,
nog onbeduidend mag heeten. Alleen de fabriekanten Pollak, te Weetien,
en Furth, in Bohemen, fabriceren het verbazende getal van 44,800
millioen stuks lucifers in liet jaar en verbruiken 20 tonnen phos-
phorus, terwijl zij aan 600 personen werk geven. De invoergelden
der lucifers in het Yereenigd Koningrijk bedroegen 60,000 's
jaars, vertegenwoordigende het ontzaggelijke getal van 200 millioen
daags. Het dagelijksch verbruik is 50 millioen meer dan boven
vermeld getal, of nagenoeg acht lucifers daags voor ieder individu
in het koningrijk.
Een Pruissisch soldaat schreef kort voor dat hij in het vuur
moest, een afscheidsbrief aan zijn vader en sloot daarin zijn laatste
geld, een kassenschein van 1 th. Vermoedelijk geen tijd meer
hebbende den brief op den veldpost te bezorgen, nam hij hem
mede in den slag. De kogel, die zijne borst trof, doorboorde ook
den brief en zoo werd die later door den vader ontvangen.
Te Aurora, aan de Reese rivier (gebied van Nevada, in het
Goudland), is een nieuw logement opgerigt, waarvan de conditiën
buiten aan de deur te lezen staan, in dezer voege:
1. Voor de vaste kost 15 dollars per maand, met hutspot; zon
der hutspot 12 dollars, vooruit te betalen. Zout gratis.
2. Het is den kostgangers verboden, praatjes te maken met den
kok; extra potjes worden toch niet voorgediend en ook niet geduld.
Voor aardappelen wordt niet extra betaald.
3. Het is verboden onder 't eten iets van de tafel te nemen,
met het doel, om 't in den zak te steken. Fluiten onder 't eten
is streng verboden.
4. De heeren worden verzocht, om buiten zich het gezigt te
wasschen en zich daartoe, voor eigen rekening, water aan te schaffen.
IJs gratis. Handdoeken hangen buiten om den hoek.
5. Voor besproken plaatsen bij de kagchel wordt extra betaald.
6. Alle gasten, die..; wenschen te vernachten, hebben zich voor
eigen rekening en risico het noodige stroo aan te schaffen in
de algemeene zaal gereserveerde stroozakken voor reizigers en vaste
klanten. De heeren, die in den stal slapen, worden verzocht, hun
laarzen niet uit te trekken.
7. Men wordt gewekt in de zaal te 5, in den stal te 7 ure.
8. Steenen of kwarts worden niet in betaling aangenomen, noch
in pand.
9. Men wordt vriendelijk verzocht, aan tafel niet te vechten.
10. Elke overtreding van dit reglement wordt onmiddellijk met
den kogel gestraft. Will Jent, Logementhouder.
Vervolg en slot van N°. 14
Wijders verhaalt hij, dat de kunstenaars waren voorzien van bogen en onge
veer 50 met stalen punten beslagen pijlen.
„Een der zeven .goochelaars nam zijn hoog in de hand en schoot een pijl in
de lucht, welks schacht op eene aanmerkelijke hoogte onbewegelijk in de lucht
bleef staan. Een tweede pijl, door hem afgeschoten, vloog regelregt op den
eersten aan en hechtte zich daaraan vast; iets, dat met al de overigen ge
schiedde, totdat de laatste, den ganschen in de lucht zwevenden bundel tref
fende, het geheele zamenstel uiteensloeg en het al naar beneden deed storten."
In buigzaamheid van ledematen en spierkracht hebben de Iudiaansche goo
chelaars nog nergens of nooit hun wederga gevonden. De heer Fane verzekert
ons, te Delhi eenige knapen in eene wieling van 90 voet diep te hebben zien
springen, om er eene ropij, die men er tot eene proefneming met hen in had
geworpen, uit te halen. Aan den overkant was eene schuinsche helling, waar
zij er uit konden komen, doch de loodregte sprong werd, zoo door mannen als
jongens, bij herhaling met de meeste koelbloedigheid volbragt. Een van hen
zette eene kleine ladder regtop op den grond, kroop aan den binnen- en buiten
kant door de sporten heen, totdat hij het boveneinde bereikt had en daalde op
dezelfde wijze weêr naar heneden, den ladder, die geen ander, steunsel hoege
naamd had, steeds loodregt houdende. Hunne vertooningen met scherp gepunte
wapens zijn mede hoogst verwonderlijk, doch niet zoo vermakelijk, daar het
doorslikken van een degen of mes tot de zoo gewone voorstellingen behoort,
dat zij die aan kunstenaars van lagen rang gereedelijk overlaten. Mannen van
die soort zijn in Madras zeer bekend en vermaard om de buigzaamheid en
lenigheid in hunne ligchaamsdeelen. Eene vrouw- want men vindt vrouwe
lijke goochelaars, die niet minder vlug en behendig zijn dan de manspersonen
stipte de punt van een degen in zwart blanketsel, stak het gevest stevig
1 in den grond vast en wischte, na eenige malen snel iu de lucht te hebben
rondgedraaid, een gedeelte van het blanketsel met haar ooglid van de punt
van het rapin af.
Nog wordt er van een ander gevaarvol feit dier kunstenaars gewaagd. Men