BUITENLAND.
Het berigt, gisteren te I uur in de residentie ontvangen,
nopens den ziektetoestand van Z. M. den koning van Wurtemberg,
luidt, dat de nachten altijd zeer benaauwd zijn, dat de toestand
dezelfde is en de krachten afnemen.
Jl. Zondag morgen heeft in de Evangelisch-Luthersche kerk
te 's Gravenhage, door den wel-eerw. heer ds. Meppen, de plegtige
inzegening plaats gehad van den wel-eerw. heer ds. J. P. Mondt,
beroepen predikant te Helder. Zijn wel-eerw. had daartoe tot tekst
gekozen Joh. XV 27a: „En gij zult ook getuigen" Eene aanzien
lijke schare woonde deze plegtigheid bij.
De hoogesehool te Leiden leed den 18 dezer een treffend ver
lies. Voor de kracht van den typhus toch bezweek de hoogleeraar
in de medicijnen, Joannes Matthias Schrant, op 41jarigen leeftijd.
Eerst 17 Oct. 1862 had Schrant het hoogleeraarsambt aanvaard.
Met den rijken schat zijner kennis stond hij niet alleen zijne talrijke
kweekelingen, maar ieder die zijn raad of hulp kwam inroepen ten
dieuste. Menschelijker wijze gesproken is hij van die hulpvaardigheid
het slagtoffer geweest. In de vorige week toch werd hij bij thypus-
lijders te Koudekerk aan den Rijn, waar de ziekte op vreesselijke
wijze heerscht, in consult geroepen en deed daar de kiem op der
ongesteldheid, die hem in de kracht des levens ten grave sleepte.
De plaats, die Schrant aan de hoogesehool ledig laat, zal moeijelijk
zijner waardig kunnen worden vervuld.
Onder Leiderdorp is 11. Dingsdag een droevig ongeluk gebeurd.
Jasper van Haasteren zou zijn ouden vader, schipper van beroep,
behulpzaam zijn in het vervoeren van huisraad, dat hoog op de
schuit geschikt was, waardoor die veel wind vatte. De zoon bevond
zich op den wal aan de lijn, en daar het hevig woei, werd hij
eensklaps door de schuit van den wal in den Pijn getrokken, ten
gevolge waarvan hij, nadat vergeefsche pogingen ter zijner redding
waren aangewend, verdronk. De omgekomene was eerst sedert vijf
weken gehuwd.
De heer Mr. N. P. J. Kien, lid van de Tweede Kamer der
Staten-Geueraal. vierde jl. Maandag het 25jarig feest zijner betrek
king van burgemeester van Utrecht en ontving bij deze gelegenheid
de schitterendste blijken van achting en liefde der ingezetenen van
zijne gemeente.
Naar men verneemt zijn te Zwolle in de vorige week, zoowel
ds. van Ehijn als mevr. de wed. Pruimers, weder in verhoor ge
weest voor den regter-commissaris, ditmaal in tegenwoordigheid
van den officier van justitie. Dit verhoor moet hebben geloopen
over het verduisteren van den minderjarigen, zoogenaamdeu Hen
drik van Dedem, die te Hyères, in Frankrijk, zou geboren zijn.
In onderscheidene streken van Rusland begint de Poolsche opstand
met het naderen der lente op nieuw teekenen van leven te geven.
In Podolie, Volhjnie en Kiem heeft zich een volledig georganiseerde
tak der nationale regering gevestigd. Men vindt daar stadschefs in
alle instellingen van openbare dienst, een post, drukkerijen, twee
dagbladen, eene revolutionaire policie, gendarmerie, magazijnen voor
munitie en levensmiddelen. In alle takken van het bestuur, in alle
plaatsen van strategisch gewigt zijn de Polen vertegenwoordigd. De
Russische regering daarentegen maakt druk toebereidselen voor eene
groote gecombineerde expeditie in het koningrijk Polen. Zij rekent
op de boeren, die gedwongen zulleu worden in het bedwingen van
den opstand de behulpzame hand te leeneu. Reeds zijn de gemeente
besturen aangeschreven om de boeren van levensmiddelen te voorzien
en ze ter beschikking van de verschillende militaire kommandanten
te stellen.
Van het tooneel des oorlogs deelt de Arnli. Cour. eene correspon
dentie mede uit Veile Denemarkendie gewijd is aan de schoenen.
Gansch Veile, zegt de schrijver, is in een schoenenwinkel herschapen,
want aan niets bestond meer gebrek dan aan dit deel van de uni
formen. „Den vorsten schort het aan het hoofd, den soldaten aan
de voeten," zou men geneigd zijn uit te roepen. Weldra zullen nu
de troepen weder goed in de schoenen staan en dan zullen zij er
op los marcheren. Mogt evenwel het Deensche Dagblad waarheid
spreken, „dan wachten het Pruissische leger, vóór dat het de Alsen-
sond overrukt, nog verborgen hinderpalen, die het niet weinig zullen
verrassen."
De inneming van het eiland Fehnarn door de Pruissen, waarvan
wij in ons vorig nommer reeds melding maakten, heeft, naar luid
van latere berigten, plaats gehad onder begunstiging van storm en
mistig weder, zoodat de kleine bezetting, uit iets meer dan 100 man
bestaande, onverhoeds in de tnagt van eenige compagnon Pruissen
viel. Deze hadden te Heiligenhafen geheel onverwacht des morgens
ten 3 ure alle beschikbare booten opgeëischt en staken daarmede
naar het eiland over, waarvan zij na een kort gevecht, reeds ten 5
ure meester waren. Men werpt voor een groot deel de schuld op
de twee kanonneerbooten, die het eiland tegen eene landing moesten
beschermen, doch waarvan de bemanning werd aangetroffen in een
danshuis. De dans bleef, zegt een der ooggetuigen, voortduren,
maar do dames kregen, in plaats van Deensche, thans Duitsche
cavaliers.
Van het oorlogstooneel worden, met de opgave van een nieuw
400tal Deensche krijgsgevangenen, de volgende beschouwingen
medegedeeld:
„Dat er onophoudelijk zoovele krijgsgevangenen worden gemaakt,
wordt teregt door de Denen als eene grief beschouwd tegen de
wijze van oorlogvoeren hunner bevelhebbers. Als het zoo voortgaat,
zeggen zij, zal, na verloop van korter of langer tijd, het halve
Deensche leger in Spandau, Küstrin, Maagdenburg en Wittenberg
zitten. Zij schrijven het toe aan drie oorzaken. Vooreerst aan het
verouderde voorposten-systeem, waarbij de lijn der voorposten ver
der is uitgebreid dan 'kan bezet worden; voor een ander deel aan
de te zware wapening en kleeding der troepen, die hen beletten
zich snel genoeg terug te trekken, en eindelijk in de grootere ge
oefendheid des vijands in het manoeuvreren.
Naar luid van berigten uit Londen en Kopenhagen wordt het uit-
zigt op vrede aanmerkelijk verlevendigd. Men verzekert dat lord
Palmerston zich zeer bepaald in een voor den vrede gunstigen zin
moet hebben uitgelaten. Men houdt het voor ongetwijfeld, dat de
regeringen van Oostenrijk en Pruissen sterk naar het ophouden van
den krijg verlangen, om een einde te zien aan de woelingen der
Midden-Staten, die ook voor hen dreigende gevolgen kunnen hebben.
De koning van Denemarken, zoo wordt verzekerd, bevindt zich in
eene zeer moeijelijke positie, daar hij zich gedwongen ziet met zijne
onderdanen in te stemmen, die tot eiken prijs den oorlog willen
doorzetten.
Te Leuven heeft dezer dagen het volgende ongeluk plaats
gehad. Ernest S., leerling op het stedelijk eollegie, stond met zijne
kameraden bij de kagchel, wachtende op de komst van den onder
wijzer, toen een ander leerling, bekend door zijn bekrompen verstand,
binnenkwam, een doos met buskruid uit zijn zak haalde en die
in de kagchel wierp, zijne makkers waarschuwende dat zij uit den
weg moesten gaan. De ongelukkige Ernest en zijne makkers bleven,
Weinig vermoedende wat gebeuren zou. Eenige seconden latei-
werd er een geweldige ontploffing vernomen en de beide jongelieden,
die bij de kagchel hadden gestaan, vielen als door den bliksem
getroffen, neder. Een stuk ijzer had Ernest aan het hoofd getroffen
en hem de hersenpan verbrijzeld. Zijn makker was in den onder
buik getroffen. Ernest is terstond overleden; den ander hoopt men
in het leven te behouden. De jongeling, wiens onvoorzigtigheid
dit ongeluk heeft veroorzaakt, is voortvlugtig.
Men meldt uit Charleroi, dat zekere Franqois Martin, kolen
mijnwerker, het ongeluk had in een put van 8 a 9 Nederl. ellen
diep te vallen en daar vier nachten en drie dagen in door te brengen.
De ongelukkige had van stukken steen, die hij met zijne nagelen
uit den grond gewroet had, zoo kunstig een trap gemaakt, dat
dagelijks eene groote menigte uit den omtrek den trap komen
bezigtigen. Thans is de man echter door het geledene van zijne
zinnen beroofd en vertelt in zijne heldere oogenblikken de onge
hoorde krachtsinspanningen, door hem aangewend, om zich uit zijn
onderaardschen kerker te verlossen. Een oogenblik was hij door
eene bedriegelijke hoop gevleid. Een hond namelijk was aan den
rand van den put komen blaffen, doch de eigenaar van het beest
had er geen acht op geslagen en het dier, het onnutte blaffen
moede, had het eindelijk opgegeven.
Het is thans 41 jaar geleden (den 26 Febr. 1823) dat Lode-
wijk XVIII het bevelschrift teekende, waarbij de eerste ijzeren
spoorweg in Frankrijk werd bewilligd. Die weg liep van André-
Zieuz naar Roanne, en dus over 55 mijlen. Thans omvat het
Fransche spoorwegnet 18,430 mijlen, waarvan 17,093 reeds bereden
wordt. Vóór 100 jaren had de postkoets van Parijs naar Straatsburg
12 dagen noodig en de diligence van Parijs naar Rijssel 10 dagen
de prijs der laatste was 55 livres per persoon (de kost er onder
begrepen).
Keizer Napoleon heeft aan Adelina Patti een paar prachtige
oorhangers van paarlen en diamanten ten geschenke gegeven.
Uit de stedelijke begrooting van Parijs blijkt, dat 1500 fr.
's jaarlijks worden toegekend aan de stads bibliotheek, terwijl een
som van 56,000 fr. aan wedrennen wordt ten koste gelegd. Cijfers
zijn welsprekend.
Le Droit maakt melding van een allerstoutmoedigsten diefstal,
in een der jongstverloopen nachten bij een wijnhandelaar in de
Rue d' Allemagne te Parijs gepleegd. Nadat de dieven het kantoor
opengebroken en daaruit ongeveer 100 frs. hadden ontvreemd,
vonden zij, al rondsnuffelende, in de keuken eenige coteletten en
andere eetwaren. Met een onbegrijpelijke koelbloedigheid gingen
zij vuur aanleggen, de coteletten braden en tafel dekken. Althans
vond men den volgenden morgen nog slechts eenige overblijfselen
van hun feestmaal, alsmede een aantal flesschen van den besten
wijn en likeur, allen tot op den laatsten droppel geledigd. Die
maaltijd onder dergelijke omstandigheden, die gerustheid bij de
misdaad leveren wel het bewijs, dat de plegers van den diefstal
geene nieuwelingen in hun rampzalig bedrijf waren.
Een Parijsch journaal gaf dezer dagen een statistiek overzigt
van het bal-saizoen te Parijs, waarin o. a. het volgende voorkomt
In Parijs alleen worden gedurende het saisoen, behalve de gemas
kerde en andere publieke bals, dagelijks 130 particuliere bals gegeven.
Volgens gemiddelde berekening worden bij ieder dier bals 250 per
sonen genoodigd, dus 32,500 in het geheel genomen, waarvan een
derde bloedverwanten van de uitnoodigers en een derde dansers en
danseressen. Het saisoen duurt 86 dagen; er worden dus gedurende
het saisoen 4680 particuliere bals gegeven. Ieder kost gemiddeld
900 francs, uitmakende een som van 4,212,000 francs. Daarbij
moet men tellen 25,000 rijti»gvrachten tegen 3 fr. (heen en terug)
daags, uitmakende door het saisoen 1,700,000 fr. Het balkleed, op
200 fr., bedraagt voor 16,250 dames, bij een gebruik van 146,250
balkleeden, aannemende dat elk kleed viermaal gedragen wordt, een
uitgaaf van 29,500,000 fr. Het kapsel van 16,250 dames per avond
500,000 fr., maakt in het saizoen 1,800,000 fr.; 8000 paar schoenen
per avond komt op 64,000 fr. en 2,314,000 fr. per saizoen. De
bouquetten, linten en handschoenen kan men op 30 fr. per dame
berekenen, hetwelk dus 487,000 fr. per avond of 17,550,000 fr. per
saisoen beloopt. Een baisaizoen te Parijs kost dus aan de dames
60,084,000 fr. Daarbij komen 4,212,000 fr. aan kosten voor de
uitnoodigers, 5,000,000 fr. voor dc toiletten der heeren. Dus het
bedrag voor het saisoen komt op 69,295,000 fr. of p. m. 2 millioen
fr. per dag.
Men berekent, dat in Engeland bij de landmagt in 1862 uit
gedeeld zijn 5999 zweepslagen en bij de zeemagt 31,692.
Ter gelegenheid van het op Marlborough-House in Engeland