BUITENLAND.
winter van L863 op 1S64 aan de Eijks zeeweringen op het eiland
Vieringen; 3. het herstellen van buitengewone schade aan de duinen
van het eiland Vlielanddoor de hooge stormvloeden in den winter
van 1SG3 op 1864 veroorzaakt; 4. eenige herstellingen en vernieu-
- ■'wingen aan het slot te Muiden.
Aan het Jaarverslag van de provincie Noordholland over 1863,
waarvan wij in ons vorig nommer de statistiek der bevolking hebben
medegedeeld, ontleenen wij thans nog de volgende bijzonderheden:
Onder het opschrift „Armwezen" lezen wij van Gedep. Staten de
volgende beoordeeling der thans vigerende wet op dat onderwerp
„Onze denkbeelden omtrent de armenwet zijn niet ten haren voor-
deele veranderd. Meer en meer worden wij versterkt in ons gevoelen,
dat zij een nadeeligen invloed uitoefent op den toestand van het
armwezen in 't algemeen en op de financiën der gemeenten. Eene
georganiseerde bedeeling voor rekening van anderen, wier strikte
noodzakelijkheid, ook wat het bedrag betreft, bezwaarlijk is na te
gaan, is onzes inziens niet van onbillijkheid vrij te pleiten en
moet uit den aard der zaak min of meer nadeelige gevolgen hebben.
Een zwak geneesmiddel voor de kwaal is de vaststelling van een
Maximum van onderstand."
Onder den titel„Kerkelijke Zaken, Vestiging der Kerken" bevat
het verslag eene mededeeling der afwijzende beschikking van Gedep.
Staten op een adres van den kerkeraad der Hervormde gemeente
te Helder, houdende verzoek om vernietiging van eene toestemming
van het gemeentebestuur, tot daarstelling door eene vereeniging
van bijzondere personen van een gebouw voor godsdienstige zamen-
komsten, binnen 200 el afstand van een bestaand kerkgebouw der
Herv. gemeente. Gedep. Staten handhaafden het besluit van het
gemeentebestuur, omdat het niet was strekkende tot verstoring der
openbare orde.
Onder Wegen en Bruggen" vinden wij opgeteekend:
„Wegen in den Anna Paulowna Bulder. "Voor aanleg dezer
wegen is eene subsidie gevraagd van de helft der op ƒ57000
geraamde kosten. Daar uwe vergadering (Prov. Staten) echter met
ons van oordeel is geweest, dat de bedoelde wegen meer in 't
uitsluitend belang van den polder dan in 't algemeen provinciaal
zouden zijn, dat dus eene subsidie, ten bedrage van de helft der
kosten, buiten verhouding zou zijn tot hetgeen in andere gevallen
van dezen aard (men denke b. v. aan de lengtewegen in den
Haarlemmermeer polder') is toegestaan geworden en eindelijk, dat er
ook voor het Itijk allezins termen bestonden tot het verleenen eener
bijdrage, heeft zij besloten tot het toestaan van eene subsidie van
5 000, op voorwaarde, dat gelijke Bijks-subsidie zou verleend worden."
„Wegen op Texel. Het bestuur van Fjerland heeft zich tot u
(Prov. Staten) gewend, met verzoek om subsidie voor het hard
maken van den weg door dien polder, een deel uitmakende van
den weg van de Waal naar de Cocksdorp. Het gemeentebestuur
had het beharden van 't overig deel van dien weg op zich genomen.
In de overtuiging dat van subsidie alleen sprake zou kunnen zijn,
wanneer de gelieele weg tot stand kwam en dat zoodanig subsidie
alsdan behoorde verdeeld te worden tusschen de verschillende
besturen, die het werk op zich namen, ieder naarmate van zijn
aandeel, heeft uwe vergadering eene bijdrage van ƒ7000, op die
wijze te verdeelen, toegestaan, onder bepaling echter, dat, wanneer
geene subsidie van Kijkswege mogt verleend worden en daarin niet
door de belanghebbenden mogt worden voorzien, de provinciale
subsidie niet zou worden uitbetaald.
Tot dusverre wordt de uitvoering der voorgestelde wegverbeteringen
nog vertraagd door het achterwege blijven der Eijks-subsidiën.
Uit den staat van Uitgaven der verschillende gemeenten in deze
provincie vernemen wij, dat de kosten van het innen der gemeente
belastingen hebben bedragen te Helder f 15,782,76^, te Alkmaar
15,182.09 en te Zaandam 8055.124; voor het bestuur der
gemeente Helder 8910.794, te Allernaar f 10,611.39 en te Zaandam
11,360.141; voor het armwezen te Helder 23,853.984, te Alk
maar ƒ15,209.894 en te Zaandam 14,708.17; voor het lager
onderwijs te Helder 39,737.924, te Alkmaar ƒ14,589.41 en te
Zaandam 17,944.69; voor openbare werken te Helder f 38,806.01,
te Alkmaar ƒ43,098.201, te Zaandam ƒ20,666.654. Het totaal
der uitgaven bedroeg: te Helder 151,619.73, te Alkmaar
ƒ130,391.22 en te Zaandam ƒ119,493.514. (De bevolking dezer
drie gemeenten bedraagt: llelder 16669, Allernaar 11054 en
Zaandam 12281 zielen).
Bevolking der gemeenten:
Sclwgen, 2408 inwoners, vermeerderd sedert 1862 met 107.
Texel, 6364 106.
Zijpe, 5887 268.
Wieringerwaard, 1154 verminderd 7.
Wieringen, 1953 vermeerderd 16.
Ter verduidelijking van dat gedeelte van het verslag, hetwelk
tot opschrift heeft „Medische Bolide" is er aan toegevoegd eene
kaart, aanwijzende de gemiddelde jaarlijksche betrekkelijke sterfte
in alle gemeenten der provincie, berekend over de jaren 18391859.
„Strandvonderij. Op de Noordholland^che kust zijn in 1863
gestrand het volgend aantal schepen: onder Callantsoog 2, onder
Egmond-hinnen 1, onder den Helder 4, onder Betten 2, onder
Schoort 2, op Terschelling 6, op Texel 17, onder Velzen 1, op
Vlieland 7, onder Zandvoort I, te zamen 43 schepen. Te Helder
werden aangebragt 4 in zee geabandonneerde schepen, te Terschelling 1."
„In 1863 zijn door de Koopvaarderssluis aan het Niemcediep
geschut: 1049 uitgaande zeil- en 101 uitgaande stoomschepen,
"1364 binnenkomende zeil- en 63 binnenkomende stoomschepen,
dus in het geheel 2413 zeil- en 164 stoomschepen. Door de
hulpschutsluis aan het Nieuwe Werk werden geschut 3114binnenl.
vaartuigen, waarvan 115 met kruid waren geladen. Met laatst
genoemde sluis is in het vorig jaar het Groot Noordh. Kanaal
gedurende 67 tijen afgetapt. De rolbrug over de Keelgraclrt van
het fort Oostoever is in 1863 tot het doorlaten van schepen 1390
maal geopend. Door de dubbele wipbrug over de Koopvaarders-
Binnenhaven voeren in dat jaar 215 schepen, waarvan 109 naar
en 106 van het Maritiem Etablissement Willemsoord,"
Door de Stoomsleepdienst-Maatschappij op het Groot Noordh.
Kanaal zijn in 1863 naar het Niemcediep gesleept 152 zeeschepen,
metende 57895 tonnen en naar de zijde van Amsterdam 283
zerschepen, metende 109912 tonnen.
Haven het Nieuwe diep „De gemiddelde diepte is bevonden te
zijn 8.643 el beneden laagwaterpeil, dat is 0.036 el dieper dan
het vorig jaar. Het gemiddeld dvvarsprofil der haven in 1863 was
1141 vierk. el beneden laag water; die capiciteit in het laatste
jaar 19 vierk. el toegenomen. De toestand van deze belangrijke
zeehaven is zeer gunstig."
De haven van Texel werd in 1863 bezocht door 1180 binnen
lands en 2 buitenlands varende schepen; voorts door 1 post-
stoomboot, 5 tjalken, 8 kagen, 4 jagten, 6 visschersvaartuigen en
15 haringschuiten; die van Terschelling door 22 llijksvaartuigen, 6
buitenschepen, 61 binnenvaartuigen en 573 visschersvaartuigen; die,
van Vlieland door 41 binnenvaartuigen en 84 visschersvaartuigen".
Het verslag bevat onder „Brovinciale icerken" de vermelding,
dat de hoogste vloed in het Marsdiep, gedurende meergenoemd
jaar, plaats had in den nacht van 3 op 4 Dec., ten 12 u. 25 min.
en dat hij steeg tot 2,080 el hoven A. P.dat de laagste eb plaats
had op 20 Febr., 's namiddags 2 u. 46 min., dalende tot 1.521
el onder A. P. De gemiddelde hoogte van den vloed bedroeg over
het gelieele jaar0.280 el bov. A. P. en
die der ebbe was 0.893 ben.
Het gemiddeld verval aldus 1.173 el.
De gemiddelde hoogten der getijen, thans door den zelfregistre-
renden getijmeter onafgebroken gedurende 13 jaren waargenomen,
bedragen: voor den vloed0.2453 el bov. A. p. en
voor de eb0.9145 ben.
Het gemiddeld verval aldus 1.1598 el.
Sedert de zelfregistrerende werktuigen te Helder bestaan, zoo
wordt in het verslag gezegd, is geen grootere winddruk waarge
nomen dan die van 34 December 1863, bedragende 135 pond
op de vierkante el.
Omtrent het onderzoek in de afdeelingen der Tweede Kamer
betreffende de wet op het regt van zegel, verneemt men, dat de
groote meerderheid zich vóór de afschaffing van het zegelregt op de
dagbladen verklaarde, deels omdat men zich voorstelde, dat daardoor
wezenlijke voordeelen voor de beschaving en verlichting van de natie
zouden worden verworven, deels omdat men een maatregel niet
langer wilde tegenhouden, waarvan zooveel heil werd verwacht en
waarop het uitzigt sedert eene reeks van jaren geopend is.
Ds. C. P. Hofstede de Groot, te Dtoingelo, heeft voor het
beroep naar de Hervormde gemeente te Burmerende bedankt.
Te Amsterdam overleed den 9 dezer, in den ouderdom van
58 jaren, de gepensioneerde vice-admiraal B, G. Escher, ridder der
orde van den Nederlandschen Leeuw.
Uit Kolhorn verneemt men, dat aldaar een nieuw schoolgebouw
wordt daargesteld, dat in eene dringende behoefte voorziet. Voor de
tegenwoordige schoolbevolking, in den laatsten tijd aanmerkelijk
vermeerderd door de bewoners van den polder Waard en Groet,
was het oude gebouw in het geheel niet meer voldoende.
Tot lid van den jury van deskundigen bij den wedstrijd en de
internationale tentoonstelling van brandspuiten, brandblusch- en
reddingtoestellen, in de volgende week door de Maatschappij van
Nijverheid te Middelburg te houden, is o. a. benoemd de heer J.
Verhey, directeur der publieke werken te Amsterdam. Door genoem
den heer is bij de commissie voor deze tentoonstelling ingezonden
een gedrukt werkje, van zijne hand, getiteld: „Toelichting omtrent
de zamenstelling en het gebruik van de brandspuiten, te Amsterdam
1S64."
Terwijl de Engelsche bewindslieden in het Hoogerhuis eene neder
laag leden, behaalden zij in het Lagerhuis eene overwinning. Met
eene meerderheid van slechts 18 stemmen verklaarde het Lagerhuis,
niet in te stemmen met het voorstel van den heer Disraeli, die een
afkeurend oordeel wilde uitgesproken hebben over de staatkunde,
door de regering gevolgd, te midden der Deensch-Duitsche verwik
kelingen. Het Huis verklaarde zich, met den heer Kinglake, als
tegen deelneming aan den oorlog gezind. In het Hoogerhuis
behaalde de oppositie eene overwinning, door met eene meerderheid
van 9 stemmen het voorstel van lord Malmesbury, van gelijke
strekking als dat van Disraeli, aangenomen te zien. De regering
bevindt zich alzoo in eene netelige positie en hare gedragslijn voor
het vervolg is moeijelijk te gissen. Wat toch te doen, nu zij door
den eenen tak der wetgeving in hare buitenlandsche politiek wordt
ondersteund, terwijl zij bij den anderen afkeuring vindt?
Men mag het er evenwel voor houden.dat deBritsche bewindslieden in
de voor hen gunstige beslissing van het Lagerhuis zullen berusten;
terwijl er nu van een door Engeland te voeren oorlog geen sprake
meer kan zijn.
Omtrent de houding van Frankrijk, Rusland en Engeland tegen
over den Deensch-Duitschen krijg, heerschen in de staatkundige
wereld zeer uiteenloopende gevoelens. Er wordt verzekerd, dat een
algemeenen Europeschen oorlog nog wel ter deeg tot de waarschijn
lijkheden behoort; dat Rusland zich min of meer verbonden heeft
om in sommige gevallen aan Oostenrijk en Fruissen hulp te verlee
nen; dat Frankrijk moeijelijk langer onzijdig kan blijven; dat de
Bussische keizer een bezoek bij zijn Nederlandschen bloedverwant,