BUITENLAND.
heeracht, aanwezige drinkwater behoort te worden weggeworpen en
zuiver drinkwater van gemeentewege te worden verschaft.
„Eindelijk zou de burgemeester van de nadering van een schip,
waarop zich een choleralijder bcvondeu heeft, terstond behooren
kennis te geven, aan den burgemeester der gemeente, werwaarts
liet schip zich in de eerste plaats begeeft, en zou hij in alle gevallen,
waarin hij liet schip van verseh drinkwater heeft doen voorzien,
een bewys daarvan aan den schipper moeten afgeven.
„Door het nemen van deze of dergelijke maatregelen, die hier
slechts in hoofdtrekken zijn aangegeven, maar naar plaatselijke
omstandigheden kunnen gewijzigd en uitgebreid worden, zouden de
gemeentebesturen er veel toe kunnen bijdragen om hunne gemeenten
tegen de verspreiding der cholera te beveiligen, en die ziekte ook
van andere gemeenten af te houden."
Aan het voorloopig verslag der Tweede Kamer der Staten-
Generaal ter zake van de staatsbegrooting voor Nederlandsch Indie
ontleenen wij de volgende bijzonderheden:
„Eenige leden maakten de aanmerking, dat bij voortduring groote
onevenredigheid blijft bestaan tusscben het pensioen van den officier
der Indische Icgermagt en dat van den officier onzer zeemagt, die
een zeker aantal jareu in Indic heeft gediend. Een kolonel bij het
Indische leger b. v. kan op een pensioen van 4000 aanspraak
maken, terwijl een kapt. ter zee, hoeveel jaren hij ook in Indie
heeft doorgebragt, oorspronkelijk niet meer dan 1100 genieten
kon. Bij de wet van 20 Aug. 1859 heeft men wel getracht hieraan
te gemoet tc komen, door aan den zee-oiï. boven het normaal
pensioen 25 toe tc leggen, voor elk jaar werkelijk verblijf in
militaire dieust in 's Rijks overzecsche bezittingen en tusschen de
keerkringen. Maar het valt in het oog, dat daardoor het nadeelig
verschil voor den zee-officier nog geenszins geheel is weggenomen.
Toch heeft hij dikwijls iu Indie eenc veel zwaarder dienst te
verrigten dan de officier der landmagt. Men denke aan het verblijf
maanden lang op kleinere oorlogsvaaituigen, onder ecne verzengende
hitte, dikwijls op afgelegene punten of aan met zware vermoeijenis
en groote ontbering gepaarde togten op de zeeën en rivieren. Men
meende zich te herinneren dat de regering insgelijks deze ongelijkheid
afkeurt eu voornemens was, indien het tot eene wettelijke regeling
der pensioenen komen mogt, daarin te voorzien."
De hoofdcommissie tot oprigting van een gedenkteeken ter
eere van wijlen Z. K. H. hertog Karei Bernard van Saxen-Weiraar
heeft bekend gemaakt, dat de onthulling zal plaats hebben te
's Ilagc op Donderdag den 2S dezer, des namiddags ten drie ure.
Tot ontvanger der dir. bel. en ace. te Hoorn is benoemd, de
heer J. U. Modderman, thans te Becrta.
De Vereeniging tot Nut der Armen, te Rijp, heeft van hare
beschermvrouw, II. M. de koningin, eene gift van 100 ontvangen.
Uit Zaandam wordt gemeld, dat ds. C. Rieken, predikant bij
de Evang. Luth. Gem. aldaar, zijn ontslag heeft aangevraagd.
Den 21 dezer is in het Paleis voor Volksvlijt, te Amsterdam,
de aangekondigde tentoonstelling van Nederlandsche nijverheid en
kunst geopend.
Op een handelskantoor te Utrecht ontmoetten elkander dezer
dagen twee boeren uit den omtrek, die nog al door den veetyphus
en zijne gevolgen geleden hadden, en, wachtende op den toegang
tot den chef van het kantoor, eenige oogcnblikken met elkander
spraken: „Havmen!" zeide de een, „heb je gebeurd dat ze Bismarck
hebben willen doodscliieteu„Ja Krijn!" was het antwoord, „dat
zou eerst eene onteigening ten algemeene nutte geweest zijn, niet
waar man?" „Daar kan je op an, buur!" zei Harincii.
Wegens de heerschendc ziekte zal de 20ste algemeene verga
dering van het Nederlandsch Onderwijzersgenootschap te Deventer,
op 18, 19 en 20 Julij a. s., niet worden gehouden.
De heer A. Moens, pred. te Sneek, maakte jl. Zondag aau
zijne gemeente bekend, dat hij zijne benoeming tot lid van de
Tweede Kamer der Staten Generaal aanneemt.
Door liet heerlijkst weder begunstigd, waarbij eene massa
raenschen van heinde en ver was opgekomen, werd jl. Donderdag
te Meppel de van ouds bekende jaarlijksche wolmarkt gehouden.
Duizenden ponden waren aangevoerd en hoewel de handel in
levendigheid bij andere jaren achterstond, was de aankoop voor
eigen gebruik nog behoorlijk, en die voor koopmansrekening tamelijk.
De prijzen waren evenwel langkooplieden besteedden niet meer dan
40 a 50 ct. het halve Ned. pond. De particuliere prijzen waren
naar evenredigheid vrij hooger, daar deze voor de beste soorten 70
a 90 ct. bedroegen.
De militaire berigten uit Duitschland leveren niets bijzonders op.
Wel zijn er geruchten in omloop geweest van een grootcn veldslag
in Silczië, waarin de Pruissen het onderspit zouden hebben gedolven,
maar dit is niet bevestigd.
De maarschalk Bcnedek heeft aan het Noorderlegcr eene in eigen
aardige -krijgsmanstaal gestelde proclamatie uitgevaardigd, waarin hij
zich over het Pruissische leger met geringe hoogachting uitlaat.
„Wij staan tegenover eene krijgsmagt (zegt hij) welke zamengesteld
is uit twee helftenlinietroepen en landweer. l)e linietroepeu bestaan
uitsluitend uit jongelieden, die nooit eene ernstige campagne hebben
gemaakt en tegen geene verraoeijenissen bestand zijn. Dc landweer
is zamengesteld uit elementen, waarop niet veel staat gemaakt kan
worden; onvergenoegde manschappen, die liever hunne eigene gehate
regering omverwerpen zouden, dan het zwaard te trekken tegen ons.
Tengevolge van den langdurigen vrede, bezit de vijand niet één
enkelen generaal, die gelegenheid gehad heeft, zich op het slagveld
te vormen. Veterennen van den Mincio en van Talestro! ik verbeeld
mij, dat gij er uw eer in stellen zult, onder aanvoering van uwe
oude en beproefde officieren, zulk een vijand niet liet geringste
voordeel te gunnen." Elders zegt de generaal: „sedert lang pronkt
de vijand met zijn vaardig klein geweervuur; doch, mannen! ik
stel mij voor, dat hij daarbij weinig baat vinden zal. Waarschijnlijk
toch zullen wij hem den tijd niet laten, van zijn klein geweervuur
partij tc trekken, maar zullen hem zonder dralen met kolf en
bajonet te lijf gaan. Onze muziekcorpsen zullen achter het front
eene goede plaats bekomen, en zij hebben in last, ons bij den
wapendans onze oude heldenliederen voor te spelen." De laatste
woorden der procluraatie luiden als volgt: „Zoodra de vijand met
Gods hulp geslagen en tot wijken zal gedwongen zijn, zullen wij
hem op den voet achterna zitten; dan moogt gij in 's vijands land
uitrusten van uwe vermoeijenissen, en in overvloedige mate vrij uw
deel neinen van alle uitspanningen, welke een zegevierend, met
heldenmoed bezield leger toekomen."
Wat de stelling der legers betreft, tegenover het Pruissische leger
corps onder prins Frederik Karei, dat iu Saksen is binnengerukt en
Drcsden en Leipzig heeft bezet, staat liet corps van Clam Gallas,
waaraan zich het Saksische leger van 30,000 man heeft aangesloten
tegenover hét Pruissische leger ia Silezië onder den kroonprins,
staat het Ooslenrijksche hoofdleger onder Bencdek. In 't zuiden
staan, tegenover de vier Italiaausche legerdivisie» onder Dunando,
Cucchiani, Della Rocca en Cialdini, 160,000 Oostenrijkers onder
aartshertog Albrccht, behalve de vestingbezettingen. In 't noord
westen staan de Pruissische legerafdeelingeu onder von Mantcuffel
en Beijer, en daartegenover het geïsoleerde Hannoveraansch leger en
de bondscorpsen, waarbij 75,000 Beijeren eu 58,000 Wurtembergers,
Baden en llessen. Op welk dezer drie punten het 't eerst tot een
werkelijk treffen zal komen is niet te voorzien.
De vorst aartsbisschop van Weenen heeft bij eene aanschrijven
van den 18 dezer niet alleen algemeene gebeden, maar ook openbare
processien in alle kerspelen voorgeschreven, ten einde 's Hemels
zegen voor de wapenen van Oostenrijk te verwerven. De aanschrijving
behelst geen woord dat aan den oorlog het voorkomen van ecnen
strijd voor de kerk of voor de godsdienst zou kunnen geven; maar
de aartsbisschop ziet daarin eenen strijd van het regt en de mensche-
lijkhcid tegen beginselen, die op verwoesting der menschelijke zamen-
leving en beschaving zouden uitloopen, onder welke beginselen hij
vooral het zoogenaamde nationaliteitsregt erkent. Hij zegt dat
Pruissen, gedreven door eene toouilooze eerzucht, zich met degenen
die „dood aan de Duitschers" tot lens hebben, verbindt om den
Duitschen Bond te sloopen, terwijl het vergeet dat het, daarin
slagende, de puinhoopen met eenen magtigen nabuur zou moeten
declen. „Zoo zijn Duitsehlands tweede mogendheid en Piëmont
spitsbroeders, en de beschermheer geeft zijne toestemming; ieder
oogeublik kan nu de tijding van den aanval op onze grenzen
komen," zegt de Oostenrijksehe praelaat.
Men ziet den eersten grooten veldslag in de omstreken van
Frankfort te gemoet.
Fra Pantaleo, gewezen kapellaan van Garibaldi, staat als eenvoudig
soldaat in de gelederen van de vrijwilligers, en dat wel in gezel
schap van 74 monniken, die, even als hij, de pij aan den kapstok
hebben gehangen om Oostenrijk tc gaan beoorlogen.
De geestdrift in Italië om bij het leger dieust te nemen, wordt
dagelijks vuriger. Onder de vrijwilligers van Garibaldi bevinden
zich mannen en jongelingen van den aanzienlijksten stand, b. v. de
heer Sella, gewezen minister van finantiën, de heer Finzi, secretaris
generaal bij het departement van binnenl. zaken. Tot de andere
vrijwilligerskorpsen behooren insgelijks leden van de voornaamste
geslachten, zooals twee zonen van den burgemeester van Florence
en twee zonen van den voorzitter der kamer van afgevaardigden.
Hoe het met het Italiaausche corps vrijwilligers staat, blijkt uit
het volgend berigt in den Movimento, eene bron die men niet kan
verdenken: „Onze vrijwilligers hebben, terwijl ieder uur een veldslag
kan plaats hebben, gebrek aan alles; zij bezitten niet eens een rood
liemd." Iu 1792 hadden de Fransche vrijwilligers geen broek,
maar ten minste geweren. Het schijnt, dat de Italiaansche vrij
willigers er niet zoo goed aan toe zijn, want zij hebben niet alleen
gebrek aan kleeding, maar-zijn niet of slecht gewapend.
Blijkens de jongste berigten uit Londen hebben de ministers
hun ontslag aan de koningin aangeboden eu heeft lord Russell aan
H. M. geraden overleg te houden met lord Derby, het hoofd der
conservative partij. Ten einde dat overleg gemakkelijker te maken
zou H. M., die zich bij het uitbarsten der kabinetscrisis ver weg
in de Schotsche Hooglanden bevond, baren terugkeer bespoedigen
en tegeu het eind dezer week weder te Windsor zijn.
De runderpest heeft nu een jaar in Groot-Brittannie bestaan.
De Times herinnert dat dc eerste officieel geslaafde gevallen van die
ziekte in Groot-Brittannie voorgekomen zijn in de weck welke op
24 Junij 1S65 eindigde. In die week zijn er 30 gevallen ter kennis
des gouvernemcuts gekomenhet aantal klom vervolgens, tot het
in de met 17 Feb. jl. geëindigde week 18,356 bedroeg. Sedert is
het door de nieuwe wetgeving, die afmaking en afzondering tot
beginsel heeft, gedaald tot 13S3 in de met 9 Junij geëindigde week.
In de jl. Dingstlag iu Engeland gehouden zitting van het
Lagerhuis werd gevraagd of niet de invoer van vee uit Friesland
en Groningen in Engeland weder veroorloofd zou worden, daar die
Nederlandsche gewesten bij voortduring vrij van den runderpest
waren. Yau de zijde der regering is geantwoord dat er onderzocht
werd of de invoer van vee uit die twee landstreken zonder gevaar
zou kunnen worden hervat, en dat haar besluit van de uitkomst
van dat onderzoek zou afhangen.
Iu de vorige week hebben te Londen plaats gehad 1370 sterf
gevallen en 1932 geboorten.
De veemakelaar Samuel Pool, te Londen, heeft bij de regering
eene memorie ingeleverd, waarin bij betoogt, dat tengevolge van
den oorlog in Duitschland, minder vee uit die oorden herwaarts
zal komen en dus de prijzen aanmerkelijk zullen stijgen. Om dit
te keer te gaan wensclit hij, dat onder goede voorzorgsmaatregelen
de invoer van vee uit Nederland weder moge worden toegestaan,
te meer, vermits naar zijne bewering, de provinciën Gelderland,
Groningen, Friesland, alsmede gedeelten van Noord-Holland, Noord-
Brabant en Zeeland, tot dus ver van veetyphus zijn bevrijd gebleven.
Een boer, die in den Elzas op eene afgelegene hoeve woonde,
had het volgend stelsel van wilddieverij uitgedachtHij maakte
zich meester van de hazen, die zyn tuin verwoestten, door middel
van een val, waarin eene bel was bevestigd, die zich dadelijk deed