AAN 'T KANAAL.
lenden telegrafist aan zijn confrater binnenshuis inmiddels een afstand
van 400 mijlen had doorgeloopen.
Door de Pruissische regering te Hannovcr is beslag gelegd
op de stoeterij van den ex-koning van Hannover,
De burgemeester van Zweikirchen verscheen dezer dagen voor
de regtbank te Klagenfurt, aangeklaagd wegens majesteitschennis. De
advocaat van den burgemeester deed vooral uitkomen dat zijn cliënt
dronken is geweest, toen hij de woorden uitte die tot zijne vervol
ging aanleiding hadden gegeven. De regtbank sprak hem vrij van
het misdrijf van majesteitschennis, maar veroordeelde hem, ter zake
van dronkenschap, tot zes maanden gevangenisstraf.
-Ituim 15,000 personen uit Noord-Sleeswijk hebben tot de
Pruissische regering een adres gerigt, waarin zij aandringen op de
uitvoering van art. 5 van het vredestractaat van Praag, volgens
hetwelk ecue stemming in Noord-Sleeswijk over den weder-afstand
van dat district aan Denemarken moet gehouden worden, in dit
adres wordt o. a. gezegd, dut Pruissen in naam van het regt der
nationaliteiten oorlog gevoerd heeft om "Venetië aan Italië toe te
voegen, en om de Duitsche bevolking in het Noorden met Duitsch-
laud te vercenigen. Pruissen kan dus jegens Denemarken en Noord-
Sleeswijk geeu anderen regel volgen dan dien het elders gevolgd heeft.
Er wordt uit Home verzekerd dat de bisschoppen der Katho
lieke wereld van wege den paus zouden worden of reeds waren
uitgenoodigd om den 20 Junij van het volgende jaar liet groote
eeuwfeest van den martelaarsdood van den Heiligen Petrus te Home
te komen vieren. Te Civita-Vecchia lagen eenige buitenlandsche
oorlogsschepen en werden er nog meer verwacht.
Het officiële dagblad van Home berigt dat de paus zich deu
4 Dec. a. s. naar Civita Yecchia zal begeven, met het doel om de
sedert lang ondernomen werken tot versterking dier zeehaven in
oogenschouw te nemen.
Op verzoek van den gezant der Vereenigde Stalen is een
Amerikaan, betrokken in liet regtsgeding wegens de vermoording
van den president Lincoln, op last van liet pauselijke gouvernement
in hechtenis geuomen. Die persoon had, terwijl zijne moeder de
doodstraf wegens medepligtigheid aan den gemelden moord onder
ging, de wijk naar Home genomen, en het was hem gelukt zich
onder een valsehen naam in het bataillon pauselijke zouaven te
doen opnemen. Hij is echter kort na zijne arrestatie weder ontsnapt.
De Italiaanschc bladen gewagen met hoogen lof van een
kunstgewrocht van deu jeugdigen beeldbouwer Praneesco Bruno, van
Tarente, 't welk voor de wereldtentoonstelling van 1867 bestemd is.
Het is een uit een lichtkleurig blok lava gebeiteld bas-relief, 30
duim hoog en 22 duim breed, waarop de veldslag van Palestro is
voorgesteld. Koning Victor Emmanuel, te paard zittende en door
een groep Pransche zouaven en Italiaansche bersaglieri omgeven,
neemt den voorgrond van bet tafereel in; terwijl op den middengrond,
met evenveel getrouwheid als talent, het hoofdmoment van den slag
is afgebeeld. De mocijelijkheid der bewerking van het lava ver
hoogde nog de verdiensten des kunstenaars, die vier jaren aan dezen
arbeid heeft besteed.
Naar verzekerd wordt, heeft czaar Alexander II den Vladika
van Montenegro veertig kerkklokkeu ten geschenke gegeven, waarvan
te Cettigne kanonnen zouden worden gegoten.
Volgens eene consulaire opgave, bestaat de bevolking van
Jeruzalem tegenwoordig uit 7100 Israëlieten, 5000 Muzelmannen en
3400 Christenen. Van deze laatsten belmoren 2000 tot de Grieksche,
900 tot de Hoomsche, en 350 tot de Armenische Kerk, terwijl de
150 overige uit Kopten en andere Oostersche Christenen bestaan.
De koning van Dahomey (Afrika's westkust) heeft weder een
groot menschenoffer gehragt. Volgens brieven uit Lagos van 10
dezer was hij voornemens ten strijde te trekken tegen de Askantijnen,
en om zich van de welwillendheid der goden voor zijnen vcldtogt te
verzekeren, liet hij twee honderd viemchen slagten; de derde dusdanige
gruweldaad in het jaar.
Volgens berigten uit Japan heeft de benoeming van den
nieuwen taïkoen reeds plaats gehad en meent men, dat hij den
handel met de vreemdelingen gunstig gezind is. De burgeroorlog
zou daar te lande geëindigd zijn.
In China is het eene wet dat, bij overlijden van vader of
moeder, de kinderen in drie jaren geen beroep mogen uitoefenen.
Voor cenigen tijd nu overleed de vader van den onderwijzer des
keizers; daar Z. M. niet zoo lang zonder leermeester kon blijven,
is het dezen bij besluit vergund, slechts 100 dagen de uitoefening
van zijn beroep te staken.
Te New-l'ork had eene dame zich tot candidaat voor het
congres der Unie gesteld. Niettegenstaande hare begaafdheid of
althans welbespraaktheid, heeft zij slechts acht stemmen verkregen.
De New-Yorksche dagbladen van 14 Nov. brengen berigten
waaruit blijkt dat <le leiders van het heethoofdige gedeelte der
republikeinsche partij, aangemoedigd door den uitslag der verkiezingen,
openlijk uitkomen voor hun voornemen om den president Johnson
door een aanklagt namens het congres in staat van beschuldiging
te stellen en hem hangende het regtsgeding van de uitoefening van
het hoog gezag te ontzetten.
Een Amerikaansch numismalicus, de heer Lake, te Chicago,
in Illinois, is er, met medewerking van verscheidene Chincsehe
zendelingen, iu geslaagd, eene volledige verzameling van Chincsehe
munten bijeen te brengen van het jaar 245 vóór onze jaartelling
tot op den tegen woord igen tijd. De vroegste munten hebben zeer
zonderlinge vormen, sommige b. v. dien van een scheermes, van
eene roeispaan, enz. De meest voorkomende vorm is echter de ronde.
Alle zijn in het midden van een gat voorzien, ten eiude bijeen-
geregen eu zaamgebonden tc kunnen worden. Hare afmeting verschilt
van drie duimen middellijn eu één duim dikte tot de oppervlakte
en de dikte van eene halve cent.
Iu Massackusets (Noord-Amerika), zijn twee negers tot leden
der wetgevende raagt van dien staat gekozen.
261ste STAATSLOTERIJ.
V IJ F D E K L A. S S E.
ZEVENTIENDE LIJST.
No 4037 1000 en premieƒ30,000: No. 6265 premic^3000;
No. 6503 1000; No. 14178 en 14183 ieder ƒ100.
INGEZONDEN.
Mijnteer de Redacteur
Gaf ik onlangs door een O-sprook 't bewijs dat de woordenschat onzer
moedertaal groot genoeg is om zelfs door 'l gebruik van één vocaal zijne
gedachte vrij geregeld vil te drukken, nevensgaand stukje, dat ik u ter opname
aanbied, zal dien rijkdom niet minder aantoonen. I)c oude Hollandsche woorden,
die ik voor mijn opstel noodig had, heb ik door cijfers aangeduid. Men kan
ze, met de beteekenis, hieronder vermeldvinden in L. Meijers Woordenschat,
derde deel, elfde drukuitgave van de Wed. Loveringh en Allarll, Amsterdam, 1777.
Met achting heb ik de eer te zijn,
UIZd. Dienaar,
Gij weet wel wie.
A-KLANK, naar Da. Da.
I.
Aanvang Maart van 't laatst jaar bragt Klaas Spaan Ma Kraan t' waard
schap 1) naar haar vaar, aan 't Kanaal. Klaas gaat naar Ma's vaftr als draal-
gast 2). Spaan draagt Ma's havuasch 3).
Klaas zag 't Ma al lang aan dat Ma snakt naar 'n plaats, waar 't paar aan
'n glas half-arak, half-warm-aqua kan gaan. 't „Zwart-Kalf" was 'n plaats
waar Mn naar smacht, 't Paar landt daar dan aan. Klaas Spaan vraagt waar
naar Ma Kraan snakt, langt haar 't glas aan, dat Ma aanpakt; maar lans!
duur valt 't glas. *"u Plus arak lag daar. Klaas lacht, maar Ma klaagt, vraagt
'n maat arak, want 'n glas Lrak maar. Mans, baas van 't „Zwart-Kalf",
bragt Ma 'n kwart kan arak. 'n Hap van stavast nam Ma Kraan van d'nrak.
„Zacht wat!" sprak Klaas, laat wat drank aan Spaan! 't gaat al naar Ma's
maag; Klaas snakt naar drank als Mn, maar wat Klaas sprak, Ma snapt al
wat baas Maas haar gaf. „Daar Klaas!" sprak Ma daarna: „pak aan; 'k nam
,u kwart kan. Baas! 'n glas aan Spaan!" Klaas was 'n man van smaak, nam
"t glas, bragt Maas aan, gaf Ma 't laatst. „Dat smaakt" sprak Ma, „vraag
aan Muus wat 't „Zwart-Kalf" schaft van daag."
„Al wat 'n gast vraagt, schaft Maas: baars, garnaal, aal, zalm, al wat van daag
aan 't strand aankwam, maar Maas schaft daarna wat aars, als sla,ham, haas, dan
tuart. 'n Waard uls Maas maakt dat 'u gast naar 't maal snakt." Dat was
naar 't paar's smaak. Ilam, sla, haas, taart, kans vraagt 't paar. 't Was ras
klaar; Klaas at graag, maar Ma vrat, want Ma's maag was raar van d'arak.
,,'k Was raar," sprak Ma na 't maal, maar Klaas sprak; ,,'k Was kwaad dat
Ma 'n kwart kan arak nam."
Daarna stapt Ma Kraan aan Klaas Spanu's arm naar 't Kanaal.
II,
Wat, Satan! smakt Jaap Straal daar 'n haak naar Bram Snaphaan?
Ja, Snaphaan vat Nu Vlam, 'n snaar van Jaap Straal, aan; dat maakt
Jaap kwaad.
„Maak staat, maat! dat 'k 'n aap als Bram Snaphaan wat af zal slaan, als
Bram, Jaap's snaar Na, maar aanraakt," „Wat! kataas!" sprak Braiu: „'n snaar
als Na \lain! ja, daar had 'k wat aan! Daar, - 'k raak haar al aan! Wat?
ducht Jaap Straal dat Snaphaan 'u bang, laf man was? Daar, - 'k sla haar!
Wat maakt Straal 'n man van Stavast als Snaphaan thans?" Wacht, sprak
Straal, kwaad, 'k zalmaar daar kwam Klaas Spaan naast Ma Kraan aan.
„Wat 's dat?" sprak Ma: „malkaar slaan? dat, staat mal; gaat naar 't „Zwart-
Kalf", pakt daar 'n glas. Laat kabaal!" maar Straal valt Snaphaan aan, slaat
Bram wat af.
Brain had 't land aan slaan, maar kan 'u man staan. Brain nam dau 'a
spa, gaf Jaap 'n slag dat Straal daar lag als 'n schaap, dat Baas Alma van
Alkmaar slagt. Ma Kraan ducht; Jaap lag 't af. Ma raakt Jaup auu, maar
ja... d'uftm was aan 't afgaan. d'Arts Baarn kwamlaat Jaap, maakt 'n baud
aan Jaap's slaap, maakt dat Jaap braakt, 't Was aafsch 4) van d'arls dat
d'arts Jaap laat, dat d'arts maakt dat Jaap braakt.
Daar kwam Adam Kalf, Bart Mars, Aart van Spaarndam, Jan Marskraam,
Abram Paltsgraaf naast Klaas Graaf.
Daar kwam Aaf Taartpan, Ka Plaat, Aagt Nachtglas, Saar Matapan, Aaf Flap
naast Aal Raar; - '"t maakt twaalf.
't Twaalftal zag dat Jaap Straal daar lag, 't zag Na Vlam, Jaap's snaar,
daar naast d'arts, naast Klaas Spaan; 't zag Ma Kraan naast Suaphaau. „Wat
raad, wat raad?" sprak Snaphaan, „wat raad! 'n manslag, 'n wandaad waar 'k
sehaudstraf naar wacht!"
't Twaalftal was kwaad, Adatn Kalf raast, Bart Mars tnndknarst, maar Aart
van Spaarndam, gram van aard, sprak Bram Snaphaan aan: „'k Zal gaan naar
Alkmaar" sprak Aart: „daar klaag 'k dau aan. Alkmanr's laatbank 5) straft
Bram daar vast naar d'uurd van Bram's wandaad," Aart van Spaarndam had
graag 'n plasdank C) van d'Amman 7) van Alkmaar; daarnaar haakt Aart.
Daar bragt Jan Marskraam 'n draagbaar-, zacht vat Abram Paltzgraaf Jaap
Straal aan, bragt Jaap naar d' draagbaar, 't Ilalf-twaalftal, mans, draagt Jaap
slapt zacht aan. 't Aar half-tvvaalflal, inaagJs, kwam daarna, paar aan paar,
waarna Snaphaan, aan 'n baud vast, naast Klaas Spaan; Ma Kraan, naast Na,
Jaap's snaar
Na acht kwam 't tal aau Alkmaar's Stads-Wuag, maar gaat van daar naar
Alkmanr's Amman, 't Ammnuschap S) aldaar nam Abraham van Brabant waar.
d'Ainmuu stapt parmant 9) aan, inaar 't was tc laat, - haast nacht. „Wacht
acht daag" was 't wat d'Amman sprak; ,,'k slaap graag 's nachts; maar 'n
wandaad van Snaphaan wacht zwaar straf!"
Naar 'u apart gat van Alkmanr's Stads-Wang bragt 'n nachtwacht Bram
Snaphaan. Waakt, waakt daar acbtzuam 10) sprak d'Ainman, acht daag lang,
dan spant d'Amman d'Laatbnnk, dan kan Bram Snaphaan, naast 't twaalftal,
dat 'u wandaad als vau Bram zag, staan; dau zal Laatbank acht sluan wat
man, wat maagd zag, als aanlaat 11) van Bram's daad, daarna valt: aflaat 12)
uls 't kan, maar 'k wacht straf. - 't Twaalftal, al man, al maagd, kau gaan.
't Was acht Maart, acht daag nadat 't twaalftal Bram Snaphaan naar Alk
maar bragt.
't Slaat twaalf; daar kwam d'Amman aan. d'Aafga 13) was daar al, - Land
zaat 14) vau Alkmaar, vau Zaandam, van 't Spanrn was daar, - wacht wat
Alkmanr's Laatbauk van 'n zaak als Bram's daad dacht- wacht wat d'aclilbnar
Amman, wat d'Aafga van d'anulnat van Suaphaan's daad dacht, wat't twaalftal,
dat d'Aafga daar dagvaart, aan d'dag bragt.
•t Was klaar dat Klaas Spaan, Ma Kraan, dat Na Vlam, dat d'arts Baarn
daar naast 't twaalftal sprak wat 't zag.
Daar kwam Bram Suaphaan aau. -n Wacht bragt Bram naar Alkmaar's Laat
bank. Wat zag Bram schraal! naar! naar!
Frans Sla-raak, j» Jan Pnk-aau, 'n wacht, draagt 'n staf, staat naast Snap
haan, waakt dat Braui daar staat als 'n paal.
Jacq' Aclama van 't Spaurn, 'n man, achtbaar van haar, staat van dnng als
Amman, want Abraham van Brabant was krank, vraagt 't twaalftal, al man,
dat Bram's daad zag: „Wut was d'aanlaat van Suaphaan's daad?"
Ma Kraan sprak: ,,'lc zaag Jaap Straal, Bram Snaphaan slaau'k zag dat
Jaap 'u haak naar Bram smakt. Bram, kwaad, na 't slaan van .Tanp, nam 'n
spa, slaat Straal; - daar valt Straal; -k acht 't 'n ainugt 13), haal d'arts,
maar ja, 't was d' zwart Alf 16) van 't kwaad wat 'k zag; Jaap lag 'l af."
„Zag Klaas Spaan al wat Ma daar sprak?" vraagt d'Amman,
„Ja*"
„Zag Na Vlam, Jaap's snaar, al wat Ma daar sprak?"
„Zag d'arts Baarn al wat Ma daar sprak?"
,,'k Kwam pas aan, na Bram's daad, maar 'k dacht: ja, Straal's afvaart
kwam van Bram's slag. 't Was, naar 'k dacht, 'n manslag."
„Zag 't twaaltal al wat Ma daar sprak, wat d'arls zag?"
Ad.ani Kalf sprak: ,,'t Twaaltal kwam na Bram's daad aan, maar dat staat
vast: dat Jaap 't aflag kwum van Bram Suaphaan's slag."
Bram had 'n taalman 17), want Bram's spraak was uaar, Snaphaan hakt.
Bram's taalman dan was Snaphaan's taalspraak IS), maar Alkmaar's Laatbank
valt taalman af. Bram's zaak staat zwak sprak d'Amman.