KENNISGEVING.
NATIONALE MILITIE.
OPROEPING TER INSCHRIJVING.
BURGEMEESTER cn WETHOUDERS der Gemeente HELDER
Gezien de artt. 15 tot 20 der Wet betrekkelijk de Nationale Militie, van
den 19 Augustus 1S01 {Staatsblad No. 72);
Brengen de navolgende wetsbepalingen ter kennis van de Ingezetenen:
Dat alle inanuelijkc ingezetenen, die op den 1 Januarij aanstaande hun IJlde
jaar zullen zijn ingetreden, verpligt zijn zich ter inschrijving voor de Militie
aau te geven tussclieu 1 en 31 Januarij aanstaande. Zij die zich na den 31
Januarij, Joch voor den 31 December 1S<57, ter inschrijving aanmelden, worden
alsnog ingeschreven, doch verbeuren cenc boete van f25 tot f 100En dat zij,
die eerst na het intreden van liuu 19de jaar, doch vóór het volbrengen van
hun 20ste jaar, ingezetenen worden, eveneens tot die aangifte verpligt zijn,
zoodra zij de hoedanigheid van ingezeten verkrijgen.
J)ut voor ingezeten wordt gehouden:
1. Tl ijwiens vader, of, is dezo overleden, wiens moeder, of, zijn beide
overleden, wiens voogd ingezeten is, volgens do wet vuil 28 Julij 1850
{Staatsblad No. 44), luidende artikel 3 dier wet aldus:
„Gevestigd of ingezeten zijn, die binnen het Rijk in Europa hebben
„gewoond.
„u. Gedurende de drie laatste jaren.
„b. Gedurende achttien maaudeu na aan liet Bestuur hunner woonplaats
„het voornemen tot vestiging te hebbeu verklaard;
„Nederlanders ziju: gevestigd of ingezetenen, die gedurende de laatste
„achttien inaaudeu huuc woonplaats binnen liet Rijk in Europa bebbeu
„gehad.
„Nederlanders, die Ier zake van 's Lands dienst in een vreemd land
„wonen, worden voortdurend als ingezetenen beschouwd.
„De bepalingen van ingezetenschap, in bijzondere wetten voorkomende,
„gelden alleen voor zooveel betreft de onderwerpen in die wetten bc-
„handcld.
2. Hij, die gceuc ouders of voogden hebbende, op 1 Januarij a. s. gedurende
de laatste aebttieu maanden in Nederland verblijf zul hebben gehouden.
3. Hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al is ziju voogd
geen ingezeten, mits hij binnen bet Rijk verblijf houdt.
Dat voor ingezeteu niet gehouden wordt de vreemdeling, behoorende tot een
Staat, waar de Nederlander niet aan dc verpligte krijgsdienst is onderworpen.
of waar ten aanzien der dicnstpligtigheid liet beginsel van wcdcrkccrigheid is
aangenomen.
Dat voor de Militie stiet wordt ingeschreven:
1. De in een vreemd Kijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen
Nederlander is;
2. De in een vreemd Rijk verblijf houdende oudcrlooze zoon van een vreem
deling, al is zijn voogd ingezeten;
3. De zoon van den Nederlander, die ter zake van :s Lands dienst in 's Rijks
ovcrzeesche bezittingen of koloniën woont.
Dat de inschrijving behoort te geschieden:
1. Van een ongehuwde in dc gemeente, waar de vader, of, is deze overleden,
de moeder, of zijn beiden overleden, dc voogd woont;
2. Van een gehuwde en van een weduwnaar, in de gemeente waar bij woont.
3. Van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft, of door dezen is achter
gelaten, of wiens voogd buiten 's lauds gevestigd is, in de gemeente waar
hij woont.
4. Van den buiten 's lands wonenden zoon van ecu Nederlander, die ter
zake van 's lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente waar
zijn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond liccft.
En worden diensvolgens bij deze opgeroepen alle mannelijke ingezetenen dezer
gemeente, die in dozen jare den ISjarigcn leeftijd hebben bereikt of nog zullen
bereiken, en mitsdien degenen, die geboren iu den jare 1848, op den eersten
Januarij 1807 bun 19de jaar zullen zijn ingetreden, oin zicli ter inschrijving
voor de Militie, bij hen, Burgemeester cn Wethouders, aan te geven in het
Raadhuis der gemeeute, op den 2dcn of een der volgende dagen van de maand
Januarij, des morgens tussehen 9 cn 12 ure; zullende zij, die eerst na het
intreden van hun 19de jaar, doch vóór liet volbrengen van hun 20ste, iugezeten
worden, cn dus mede verpligt ziju zoodra zij die hoedanigheid verkrijgen, zich
ter inschrijving voor de Militie aan te geven, dc aangifte kunnen doen ter
plaatse cn uur hierboven omschreven.
Burgemeester en Wethouders verwittigen verder dc ingezetenen:
Dat, welke aanspraak op vrijstelling van dienst iemand ook zonde vcrineeneu
te hebben, de aangifte ter zijner inschrijving niettemin behoort te geschieden,
terwijl bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis, zij;, vader, of, is deze
overleden, zijne moeder, of, zijn beiden overleden, zijn voogd tot het doen van
aangifte gehouden is.
Dat ter voorkoming van onaangenaamheden, welke voor de ingeschrevenen
volgen moeten uit eene verkeerde spelling van uaani of uit eene onjuiste opgave
van den dag der geboorte, de belanghebbenden moeten medebrengen een Extract
uit hunne geboorte-acte, hetwelk kosteloos kan worden verkregen.
Verzuim van aangifte ter inschrijving wordt gestraft volgens de Wet.
Burgemeester cn "Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
5 December 18GG. L. VERHEY, Secretaris.