«1868. N°. 88.
Woensdag 22 Julij.
26 Jaargang,
BINNENLAND^
BUITENLAND.
f.
HELDERSCHE
U MIEUWEDIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdao-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1-30.
franco per post - 1.65.
U i t g- e v e r A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent, behalve 35 cent zegelregt.
j Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Donderdag 33 dezer vertrekt de Oost-Indische
Ittaïl over Southampton.
HELDER en NIEUWEDIEP, 21 Julij.
Een heer, die een partijtje had bijgewoond en gevolgelijk wat
la0"er sliep dan gewoonlijk, werd door zijne meer waakzame echt-
genoote 's ochtends om zeven uur gewekt met de viaag: „Maar
lieve, als het nu zoo voort blijft droogen, waar moet het dan met
ons heen?" De man, nog geheel dommelig, antwoordde: „Wel,
mijn schat! dan moeten we verdorsten of.wijndrinken1"
Daarmede legde hy zich op de andere zijde en sliep weer in.
Zoo moet de overzigtschrijver ook wel vragen: „Als er geen
nieuws meer in de wereld is, waarmede moet dan een redacteur zijn
blad vullen?"
Inderdaad er valt te weinig belangrijks voor, om voortdurend een
courant met behoorlijk nieuws te vullen. Even als men thans de
re»enwaterbakken als nitschrapt, zoo ook moet men de buitenland.
sche bladen uitschrabben, om de binnenlandsche te vullen en ten
slotte zal men het naar lectuur dorstende publiek moeten teleurstellen
ofenkel nieuwtjes opdisschen.
Toeh moeten we nog met een enkel woord melding maken van
hetgeen dezer dagen in Spanje is voorgevallen en wat eene kleine
uitzondering maakt op de thans zoo gewone verzekering: „Er is
geen staatkundig nieuws."
Een lijnregt tegenovergestelde uitkomst levert het ons, als wij een
blik slaan op den staatkundigen toestand van Oostenrijk en Spanje;
twee rijken, die, wat de geschiedenis van het verledene betreft, veel
overeenkomst met elkander hebben, en die in trouw aan de denk
beelden van Karei V en Philips II tot op dezen tijd met elkander
wedijverden. Oostenrijk echter heeft in de laatste maanden met die
verouderde denkbeelden bepaald gebroken; het is, in navolging der
meeste andere rijken van ons werelddeel, den weg van staatkundige
hervorming opgegaan en het heeft door het tot stand brengen van
vrijzinnige bepalingeu op het onderwijs en het huwelijk zich een
goeden naam verworven bij de meest beschaafde volken van Europa.
Spanje daarentegen blijft voortdurend gehecht aan de staatkundige
denkbeelden van vervlogene eeuwen. Nog altijd kan men daar niet
scheiden van hetgeen vroeger misschien zoo goed mogelijk was en
niet anders kon, maar wat thans als oud en versleten en onbruikbaar
wordt gebrandmerkt. De regering bevindt zich echter niet wel bij
die huldiging van het oude stelsel, waarbij aan staatkundige vrijheid
des volks geen plaats wordt vergund. Vandaar die woelingen onder
het volk, dat steeds meer zijne regten begrijpt en in navolging van
andere natiën zich die regten wil toegekend zien. De jongste
woeiingen hebben der regering aanleiding gegeven om een aantal
generaals, verdacht van deelneming aan die troebelen, te verbannen,
gedeeltelijk naar de Canarische eilanden; terwijl uit vrees dat het
volk te veel sympathie voor den schoonbroeder des Konings zou
betoonen, deze, de Hertog van Montpensier, het verblijf binnen het
koningrijk is ontzegd.
Vooral laatstgenoemde maatregel wekt in hooge mate ieders af
keuring en ontevredenheid. Genoemde hertog toch kan in het minst
niet verdacht gehouden worden van eenige deelneming ten aanzien
van hetgeen er gedaan wordt om de bestaande redering van
Koningin Isabella omver te werpen. Ver van de hoofsche kringen,
waarin op de behendigste wijze allerlei kuiperijen plaats hebben,
die weinig goeds voorspellen voor de rust van het koningrijk en
de instandhouding der dynastie, hield de Hertog zijn verblijf aan
de badplaats San-Lucar. Hier ontving hij met zijne gemalin de
tijding, die hen het verblijf in het koningrijk ontzeide. De maat
regel, die de regering genomen heeft, is des te meer afkeurenswaardig,
omdat het bekend is, dat juist deze vorstelijke personen bij voor
komende gelegenheid der Koningin den wijzen raad gaven om de
wenschen des volks door toezegging van staatkundige hervorming
te bevredigen.
Zr. Ms. transportschip met stoomvermogen Java, comm. kapt.—luit.
ter zee C. J. Damme, is gisteren uit Oost-Indië alhier binnengekomen.
Verder bevinden zich aan boord van genoemden bodem de vol
gende officierenluits. 1ste kl. van der Sloot (1ste officier) en
A. J. Visser; luits. 2de kl. Stokhuijzen, Beekman, de Bruin, Tichet,
v. d. Linden v. d. Heuvell, Tadema, Dalen, Escher, Hoffmann,
Haremaker, Schou Santvoort en Frankamp; otf. v. gez. 1ste kl.
Arend, 2de kl. van Dooremaal, 3de kl. Manikus en de Groot; off.
van adm. 2de kl. van Nuijs, Hirschmann en de Vriese, 3de kl.
Bebelaar, Bamberg en Wijnmalen; adj-adm. Horneer, Groeneijk en
Guichard; scheepsklerken Oosterzee en Fabius.
Zr. Ms. schroefstoomschip Marnix heeft gisteren een tweeden
proeftogt gemaakt, welke goed voldaan heeft. Genoemde bodem
wordt morgen geïnspecteerd en zal in het laatst van deze week
naar Japan vertrekken.
Zr. Ms. raderstoomschip de Valkonder bevel van den kapt.-
luit. ter zee J. F. Koopman, is in den morgen van den 19 dezer
ter reede van Greenock (Schotland) aangekomen.
Jl. Zaturdag avond werd in het lokaal Tivoli alhier eene ver
gadering gehouden van de werkende leden, behoorende tot het
Artillerie-Vrijkorps. De heer mr. Ch. Bosch Reitz bekleedde als
president van het korps het voorzitterschap. Ook de verdere leden
van het bestuur waren tegenwoordig, met uitzondering alleen van
den heer H. Janzen Ez., die wegens afwezigheid buiten de gemeente,
verhinderd was. De president deelde mede, dat er eene missive by
het bestuur is ingekomen, houdende voorstellen ter bevordering van
den bloei en de instandhouding van het Korps. Die missive, onder
teekend door 25 werkende leden, wordt daarop voorgelezen, waarna
de president het aivies van het bestuur op de in het midden gebragte
voorstellen mededeelt. Naar aanleiding van een en ander wordt na
vrij langdurige discussiën achtereenvolgens besloten: 1°. Om aan
den majoor-kommandant op te dragen het bepalen van de wijze,
waarop de werkende leden bij voorkomende gevallen verpligt zyn
kenuis te geven van verhindering bij de exercitiën van het Korps
2°. Om de leden, die verpligt ziju eerlang bij de Schutterij dienst
te doen en die geen tijd of geen lust hebben om tegelijk ook aan
de oefeningen van het Vrijkorps deel te nemen, in de gelegenheid
te stellen deswege voor hun lidmaatschap te bedanken3°. Om
de sterkte van het kader voortaan te bepalen in verhouding tot de
tegenwoordige sterkte van het Korps, gelyk thans bij het opmaken eener
nieuwe lijst gebleken is, dat bet Korps 152 werkende leden telt. (Dit
besluit wordt genomen met 42 tegen 36 stemmen). 4°. Op
voorstel van het bestuur en overeenkomstig den wensch der voor
stellers wordt besloten eerlang en wel aan het einde van den tijd
voor de oefeningen iD het schijfschieten bestemd, te laten prijsschieten.
Hieraan zal kunnen worden deelgenomen door die werkende leden,
die in dit jaar minstens 30 patronen zullen verschoten hebben.
De president deelt mede, dat het bestuur zeer welgezind is omtrent
al hetgeen door de H.H. voorstellers is genoemd als middel om de
kwijnende ambitie bij de werkende leden van het Korps op te wekken
en dat het ook later er ernstig over zal nadenken in hoeverre het
mogelijk zal zijn om op 's Konings verjaardag, of op een ander
nationaal feest, gelegenheid te geven tot een Vrijkorps-bal.
Door den majoor-kommandant wordt medegedeeld, dat aan de
manschappen, die afgeëxerceerd zijn op de batterij een onderscheidings-
teeken zal worden toegekend, bestaande in een granaat vau wit linnen,
te dragen op den regter arm.
Nadat nog aanwijzing was gedaan van de manschappen, die van
heden af verpligt zijn aan de oefeningen met het geschut deel te
nemen, en nadat de leden herinnerd waren aan de bepaling, dat
het schijfschieten voortaan geschieden zal bij het fort Oostoever
(aantreden bij het loodskantoor) werd met een opwekkend woord
van den president de vergadering op gepaste wijze besloten.
Aan de adj.-comm. A. Vroom en J. C. Schuijt, werkzaam
by de directie der Marine te Amsterdam en bij die te Willemsoord,
wordt, op hun verzoek, eervol ontslag verleend uit die betrekking.
Tot dijkgraaf van het waterschap de Enge Wormer is benoemd
de heer C. H. Zoutmaat Brugman; en tot heemraad van den Anna
Paulowna Polder A. Kaan Jz.
Daar er twijfel ontstaan was omtrent de wijze, waarop de
schutterlijke vrijstelling behoort te worden verleend, welke in art 160
der militie-wet wordt toegekend aan lotelingen, die hunnen diensttijd
bij de zee-militie hebben volbragt en behoorlijk gepasporteerd zijn,
heeft de minister van Binnenlandsche Zaken dezer dagen in eene
circulaire aan de Commissarissen des Konings het volgende te kennen
gegeven: „De bedoelde vrijstelling geldt slechts voor tijd van vrede.
Dit is insgelijks het geval met de personen, vermeldt onder l. en m.
van art. 3 der schutterij-wetook deze genieten vrijdom van dienst
slechts in tijd van vrede, en worden volgens art. 24 der wet bij
de reserve opgeschreven. Niet aldus de personen, onder de vooraf
gaande letters e.k. van genoemd artikel vermeld de voorwaardelijke
vrijstelling van deze is onbeperkt, zij geldt namelijk zoo wel voor
tijd van oorlog als voor tijd van vrede. Het komt mij derhalve
voor, dat de gepasporteerde zee-milieien3, ten opzigte der hun bij
de militie-wet toegekende vrijstelling van schutterlijke dienst zijn
gelijk te stellen met de personen, onder l. en in. van art. 3 der
schuttery-wet bedoeld, en dat het alzoo het meest met de wet
schijnt overeen te stemmen, dat omtrent hen op gelijke wijze wordt
gehandeld als ten aanzien der laatstbedoelden is voorgeschreven."
Men verneemt, dat het voornemen bestaat om in het vervolg
ook de marinewerf te Hellevoetsluis op te ruimen of ten minste
tot onvermijdelijke doeleinden te bekrimpen. (Arnli. Crt.)
Beroepen te Vlissingen, ds. J. Bryce, pred. te Alphen.
In verschillende streken zijn boerenarbeiders tengevolge der
hitte onder het werk bezweken. In sommige gedeelten van Holland
wordt slechts des nachts op het land gewerkt.
De rekening der ontvangsten en uitgaven van het Neder!
Zendeling-Genootschap te Rotterdam over 1867 sloot met een nadeelig
saldo van circa 25,000. {Dagblad.)
Ten tijde van het onweder op jl. Vrijdag avond is een
schapenstal op Texel in brand geraakt en door de vlammen vernield.
Te Zaandam is men bezig met het boren van een artesischen
put, ten einde in het gebrek aan drinkwater te voorzien.
Jl. Zaturdag morgen zeeg te 's Hage een oud man, van de
trekvaart naar de stad gaande, door de drukkende hitte bevangen,
ter neder en werd door twee menschen opgenomen, om in het
naastbij gelegen huis gebragt te worden. Doch alvorens zij eene
woning bereikt hadden, was de man reeds overleden.
HH. KK. HH. de Kroonprins en de Kroonprinses van Italië,
worden binnen weinige dagen te 's Hage verwacht.
Uit Leeuwarden meldt men, dat thans voor 1 emmer regen
water 30 cents, en voor dezelfde kwantiteit pompwater 5 cents
betaald wordt.
Bij de Israëlitische en de Christelijke Afgescheidene Gemeenten
te Harlingen, is een bidstond gehouden tot het afbidden van regen
Als eene bijzonderheid verdient melding, dat in den gemeente
raad van Dreischor, die 7 leden telt, thans 5 leden zitting hebben
die sedert 1862 (een hunner den 14 dezer) hun gouden huwelijks
feest hebben gevierd. Een zesde lid van dien raad is ook reeds
zoo hoog bejaard, dat zyn trouwdag reeds meer dan vijftig jaren
achter hem ligt, doch wegens het overlijden zyner vrouw het voor
regt niet heeft gehad zyn gouden bruiloft te vieren. AmstCrt.)
Jl. Vrijdag nacht te half twaalf ure brak te Alphen (Gelderland)
een geweldige brand uit. Zeven woningen werden in korten tijd in
de asch gelegd.
Men leest in l'Ami du Limbourg-, Het ei is een voedsel
gewoonlijk duur, doch voedzaam, verkwikkend en gemakkelijk te
verteren. De huismoeders beproefden dan ook reeds vele middelen
om de kippen zoo mogelijk meer eyeren te doen leggen. Nu heeft
men ontdekt dat de versche of gedroogde brandnetel, fijn gesneden
en onder ander voedsel gemengd, het beste middel is om de kippen,
zonder dat het nadeelig is, meer te doen leggen. De reeds zaad
dragende brandnetels werken daarbij het krachtdadigst.
Te Batavia is men voornemens om ter gelegenheid van de
viering, in het volgende jaar, van de 250ste verjaring der stichting
van die stad, den eersten steen te leggen voor een ter eere van
Jan Pieterszoon Koen op te rigten standbeeld of zuil.
V Een Arabische legende. Het vunr, het water en de goede
naam zouden te zamen op reis gaan.
Een toeval deed de vraag rijzenhoe men elkaar zou terugvinden
indien men elkaar onderweg eens mogt verliezen?
Het vuur zeide: „Overal waar gij rook ziet, zult gij mij terug
vinden."
Het water zeide„Overal waar gij moerassen vindt, zyt gij mij
op het spoor."
Maar de goede naam zeide: „Verliest my toch geen enkel oogen-
blik, want die mij eens verloren heeft, vindt my nimmer terug. Ik
ben gelijk een spiegel; men breekt mij, o! zoo gemakkelyk, maar
nooit kan men de stukken weêr bijeenvoegen, zonder dat de breuk
zigtbaar blijft."
BENOEMINGEN EN VERPLAATSINGEN BIJ MARINE EN LEGER.
De dirigerende officier van gezondheid 2de kl. W. H. Vermeulen, geplaatst
in de maritime directie te Hellevoetsluis, wordt met den laatsten dezer maand
eervol vaD die betrekking ontheven, en vervangen door den dirigerendeu officier
van gezondheid 2de kl. H. J. van tVcssem.
De luit. ter zee 2de kl. II. J. van Broekhnyzen, dienende op Zr. Ms. wacht-
chip te Amsterdam, wordt met den laatsten dezer op non-activiteit gebragt
en vervangen door den lnit. ter zee 2de kl. H. L. Cadet.
Te Antwerpen werd jl. Vrijdag de Paradijsstraat in rep en roer
gebragt door een vrij hevig liefdestooneel. Een jongeling, die in
deze straat woonde, had met eene jonge modiste, met welke hy
eene innige liefdesbetrekking had aangeknoopt, gebroken. Den vol
genden dag viel zij met eenige harer gezellinnen den ontrouwen
minuaar aan en mishandelde zy hem zoo zeer, dat men hem geheel
bebloed naar zijne woning moest dragen.
Eergisteren zijn de kermisfeesten te Brussel geopend met het
houden van een optogt door de stad van het Amerikaansche cirque
Bell en Myers, waarvan de groep der leeuwen met hunnen directeur
of temmer de meeste sensatie heeft verwekt. Ofschoon de beweging
en het gedruisch op de straat de leeuwen scheen te vergrammen, is de
voorstelling zonder onheilen voor den temmer, die zich midden
onder hen bevond, afgeloopen. Achter de groote leeuweukooi
volgden een Indische kar, met een olifant bespannen, en twee drorome-
darissen, welke door negers bereden werdenDe toevloed van nieuws
gierigen was zeer groot.
Onder de onlangs opgerigte oppositie-organen te Parys maakt
in de eerste plaats la Lanterne van den heer Rochefort opgang,
welke dan ook eene oplage heeft van ongeveer honderd tien duizend
exemplaren. De wijze waarop dit blad bij het Franseh publiek
zijne gevoelens verdedigt, bezit, naar het schijnt, iets aantrekkelijks.
Men neemt als voorbeeld hiervan het volgende uit dat blad over:
„De wettige erfgenaam van Koning Theodorus heet Detjatch Aldmaico,
hetgeen beteekent „hy heeft de wereld gezien." Deze gewoonte
om namen die eene beteekenis hebben te geven is tot mijn leed
wezen niet Europeesch. Men zou anders den naam Pinard kunnen
vervangen door een anderen met de beteekenis van „klein maar
dapper"de heer Persigny zou dan genoemd worden „etende en
niets uitvoerende", de heer Magne „eerst na mij het einde der
wereld", de heer Rouher „het keizerryk is de leening." Men zou
dan weten waaraaD men zich te houden had by de mannen die
ons besturen en als wij „het keizerrijk is de leening" de tribune
zagen bestijgen, zouden wij weten dat hy geld kwam vragen."
Een tweede voorbeeld uit la Lanterne:
„De begrootingsdiscussie heeft overigens comische momenten op
geleverd. Hadden wij als type van menschen die aan verstrooijing
lijden reeds den man, die, te huis komende, zijn natte parapluie in
zijn bed werpt en zelf in een hoek van de kamer gaat staan om
te droogen, de distractie, waarvan de minister Magne dezer dagen
blijk gaf, overtreft alles wat de traditie ons te dien opzigte vermeldt.
„Verzocht om inlichting te geven omtrent het kapitaal van vier
millards sedert 1852 uitgegeven, zegt de heer Magne: ik kom straks
daarop terug. Dit punt gaat hem echter geheel uit de gedachten
en hij verlaat de tribune zonder een woord van de vier millards
te hebben gesproken.
„Ik houd wel van die onbekrompen wijze van opvatting bij
boekhouding en ik stel mij met bewondering een kassier voor, die,
terwijl hij zijne boeken afsluit, tot zich zelf zegt:
Het is wonderlijk! Ik geloof dat van daag myne optel
lingen niet bijzonder goed uitkomen... ja, ja, nu bcgryp ik het, ik
heb de kolom der milliarden vergeten."
„De heer Magne had echter den hem in de rede vallenden vrager
naar de vier milliards den mond kunnen snoeren met het volgende:
„„Men moet toch wel eene dringende behoefte naar oppositie
hebben, om te midden eener ernstige discussie over een zoo klein
punt te vallen. Als meu dien weg wil inslaan dan komt er aan
dit debat nooit een einde. Wat zyn nu, ik vraag het u, vier
milliards? Naauwelijks veertigmaal honderd millioeu. Dezer dagen
ontbeet ik in eene restauratie. Toen men mij de rekening bragt,
ontdekte ik eene vergissing van vier milliards. Ik had aanmerking
kunnen maken. Ik heb ze liever aan den knecht gegeven
„De kamer heeft zich dikwijls met argumenten tevreden gesteld,
minder waard dan dit. Doch te verzekeren dat men de een of
andere kwestie zal behandelen en dan over iets geheel anders te
spreken, is alsof een tooneeldirecteur 1'Oeil crevé opvoert, na Guillaume
Teil op het affiche te hebben gezet."
De heer M. te Parijs ontving dezer dagen het volgende tele
gram: „Uwe schoonmoeder overleden. Als gij deze dépêche tydig ont
vangt, vertrek per pleiziertrein van negen uur."
Te Foutainebleau, waar men zich verschrikkelijk verveelt,
kwam men dezer dagen op den inval, den aanwezigen eene zoo
moeijelijk mogelijke zinsnede te dicteren, ten einde de taalkennis
der aanwezigen op de proef te stellen. De uitslag was als volgt:
Prins Metternich 6 fouten, baron de Corvisart 8, de Keizer 9, de
Kroonprins 11, Octave Fenillet, lid der academie, 14. De Keizerin
nam uit bescheidenheid aan het concours geen deel. Indien Prins
Metternich en Napoleon III geene andere fouten hadden begaan
dan deze, had men Sadowa niet beleefd.