868. N°. 100. Woensdag 19 Augustus. 26 Jaa 7J» 1 Uitgever A. A. BAKKER Cz. BINNENLAND. R O 0 K E N. HELDERSCHE NIEUWEDIEPER COURANT, „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertenticn: Van 1i regels 60 cent, elke regel meer 15 ceut, behalve 35 cent zegclregt. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. S Donderdag DO dezer vertrekt de Oost-lndi§clie 5S] Dgfl over Southarapton. HELDER en NIEUWEDIEP, 18 Augustus. De geschiedenis van onderscheidene mannen, die op het staats deel in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika een belangrijken il hebben gespeeld, levert het aangename schouwspel op, dat zij isi in lage afkomst al hooger en hooger zijn geklommen op den latschappelijken ladder. Een nieuw voorbeeld daarvan heeft men eder gezien in den dezer dagen overleden kampvechter der republie- linsche partij aldaar, Thaddeus Stevens. Uit zeer lagen stand 4 lortgekomen, heeft zich ook die man een baan gebroken en laat n bij zijn overlijden den roem na van een belangrijk staatsman, n man van grooten invloed te zijn geweest. Hij verzamelde zijne B irste spaarpenningen in de zeker niet hooge betrekking van mars- ramer eu was later bezig met de exploitatie van ijzermijnen in msylvanië. Hij was een verklaard vijand van de slavernij en tarëm hebben de Zuidelijken tijdens den burgeroorlog op de ver- ihrikkelijkste wijze zijne eigendommen aangetast. Hij was een edel algemeen zeer geacht burger van zijn land, dat hij vurig be- linde. De zegepraal over het Zuiden begroette hij met vreugde daarna zag hij met ijver toe, dat de vruchten dier overwinning iet te loor gingen. Het Pransche regeringsblad van 15 dezer behelst het voorloopig ipport van den minister Magne aan den Keizer omtrent de uitkomst m de inschrijvingen voor de leening. Daardoor bevestigt het U ich, dat voor een bedrag van 15 milliarden en derhalve voor een 29 14 maal grooter kapitaal dan het gevraagde (450 millioen fr.) 1 s ingeschreven gewordeneene uitkomst, die de stoutste verwachtingen log ver overtroffen heeft. n Jl. Zondag namiddag maakten HH. officieren van de dd. Schutterij ilhier met hunnen kommandant aan het hoofd hunne opwachting dén heer schout-bij-nacht en de HH. hoofdofficieren van het eger, alhier in garnizoen. Bij den heer majoor Mommers van de Ij Lrtillerie, het korps, waaraan de. Schutterij alhier het naauwst is 'erwant, werden genoemde officieren ontvangen door alle officieren »an dat wapen, die hier garnizoen houden. Ook werd een bezoek jebragt aan den majoor-kommandant van het Artillerie-Vrijkorps, len heer Aberson, die met een der officieren van het korps, als waarnemend adjudant, de Schutterij-officieren opwachtte. Nadat de majoor Bosch Reitz zijne onderhebbende officieren had voorgesteld. antwoordde de heer Abersou daarop ongeveer het volgende: „Zeer gevoelig ben ik voor de eer die u door üw bezoek aan mij als kommandant, aan het Vrijkorps bewijst. Ik zie daarin eene bevestiging van mijn gevoelen, dat er een goede harmonie tusschen ons zal bestaan. „Ik hoop dat deze twee korpsen, uit burgers der gemeente zamen- gesteld, elkander in tijden van gevaar zullen steunen, en dat de eenige naijver tusschen hen zal zijn, dat zij zullen trachten elkander voorbij te streven in naauwgezette pligtsbetrachting. Ik feliciteer de heeren met hunne benoeming als officieren en ik feliciteer u, majoor, dat er zich onder uwe officieren bevinden, die ik de eer heb gehad eenigen tijd onder mijne orders te hebben, en die steeds met ijver den vrijwillig op zich genomen pligt hebben vervuld." Wij deelen den inhoud van deze toespraak mede, omdat daaruit duidelijk spreekt de goede verhouding waarin beide korpsen, uit burgers zamengesteld, tot elkander staande eenheid van het streven om beiden voor het vaderland nuttig te zijn. Tot auditeur bij den Schuttersraad der op te rigten dd. Schutterij alhier is benoemd mr. S. P. J. Kros. De miliciens der ligtingen van 1864 en 1865, behoorende tot T, het bataillon van het 7de reg. Infanterie en de compagniën van het 1ste reg. Vesting-Artillerie, hier in garnizoen, zijn jl. Zaturdag alhier aangekomen en bij hunne korpsen ingedeeld. Achtereenvolgens kwamen er drie transporten aan, een uit Leeuwarden, onder geleide van den 2den luit. der Infanterie In 't Velt; een uit Amsterdam, ónder geleide van den lsten luit. der Artillerie Paravicini di Capelli en een uit 's Hage, onder geleide van den 2den luit. der Artillerie Bleijenburg. In de vorige week zijn alhier in garnizoen gekomen de 2de luitenant der Infanterie de Man en de 2de luitenants der Artillerie van Es en Visser, allen onlangs tot dien rang bevorderd. Op Woensdag 26 dezer vertrekt van hier een detachement, sterk twee compagniën Infanterie, onder bevel van den kapt. Jarman, naar Hoorn, om aldaar gedurende bijna 4 weken garnizoen te hou den, ter vervanging van het bataillon uit Hoorn, dat bestemd is te kamperen. De verdere officieren, tot dat detachement behoorende, zijn de kapt. van der Blom, de 1ste luits. Textor en Helms en de 2de luits. jhr. Roëll en In 't Velt. Genoemd detachement vertrekt in den morgen van 26 dezer per spoortrein naar Alkmaar en mar cheert dienzelfden dag van daar naar Hoorn. De 2de luit. In 't Velt vertrekt reeds den dag te voren derwaarts. De monitor Heiligerlee vertrekt eerstdaags naar Delfzijl en het ramschip de Buffel naar Engeland. Een zeer betreurenswaardig ongeluk had gisteren namiddag alhier plaats. Een 12jarig knaapje, Lodewijk Oosterhoff genaamd, baadde zich met eenige zijner makkers in een sloot nabij het Prov. Observatorium alhier. Hij wilde zich naar den overkant begeven, inaar de sloot was dieper dan hij welligt dacht en de knaap zonk weg, zonder dat zjjne kameraden hem konden helpen. Kort daarna werd zijn lijk opgehaald. Groot is de droefheid der ouders. Het is te hopen, dat aadere jongelieden zich hieraan mogen spie gelen en bij het baden alle gevaar zoeken te vermijden. Meermalen is het reeds gezegd, wat wij thans herhalen: de minst gevaarlijke plaats om te baden is aan het strand der Noordzee en ook daar moet men voorzigtig zijn en zich niet te ver wagen. De jl. Woensdag op de haaks gestrande Engelsche schooner is na het lossen der lading vlot geraakt en gisteren avond in de haven aangekomen. Jl. Zondag avond gaf de Zangvereeniging Cicilia eene buiten gewone vergadering, zeker wel de laatste onder directie van den heer Bekker. Om de laatste omstandigheid vooral ook, bejammeren wij het, dat dit concert door een zoo weinig talrijk publiek werd bijgewoond. De fraaije zomeravonden zijn sterke concurrenten voor muziekuitvoeringen, wanneer die niet in de open lucht gegeven worden. Wij betwijfelen het echter of de aanwezigen zich hun verblijf in de zaal van Tivoli wel hebben beklaagd. De uitvoering der verschillende nommers van het programma was uitmuntend te noemen. In het bijzonder verdienen vermelding de duo's voor twee sopranen van Mendelssohn en de kooren uit de Ostermorgen van Neukomm. Ook de uitvoering van het mannenkoor Jdgerslust van Astholz verdient allen lof. Wij hopen dat na het vertrek van den heer Bekker, Cecilia een nieuwen directeur moge vinden, wiens verdiensten die van den vertrekkenden evenaren en onder wiens leiding dit gezelschap nog vele zulke uitvoeringen moge ten gehoore brengen als Zondag avoud het geval is geweest. Aan J. Keet, te Schagen, is vergunning verleend tot het aannemen en dragen van het kruis Fidei et Virtutie en de gouden medaille 3de grootte, hem als zouaaf in dienst van Z. H. den Paus toegekead. Aan J. Smit, te Wervershoofd, is vergunning verleend tot het dragen van de gouden medaille en van het kruis Fidei et Virtuti, beiden hem als zouaaf in dienst van Z. H. den Paus toegekend. Door den Koning is bepaald dat de schakot voor de hoofd en verdere officieren, de onderofficieren en manschappen der iufanterie- schutterij van deuzelfden vorm moeten zijn als die voor de officieren onder-officieren en manschappen der artillerie-schutterij, met dit verschil dat de schakot voor de infanterie-schutterij, van boven voorzien zij van het koninklijke wapen in plaats van gekruiste kanonnen. Aan de jongelingen, die voortaan als kweekelingen bij 's rijks kweekschool voor militaire geneeskundigen worden geplaatst, om opgeleid te worden tot officier van gezondheid zal voortaan eene toelaag van 600 in plaats van 400 worden verstrekt. Op de uitgeschreven prijsvraag voor arbeiderswoningen op een bepaald terrein door de vereeniging ter bevordering van fabriek en handwerksnijverheid, afdeeling Utrecht, is aan het ontwerp gemerkt „woningen," van den heer J. H. Keurschot, gemeente-architect te Wageningen, door de daartoe benoemde jury de gouden medaille toegewezen, in de vergadering van 10 Augustus 1868. Bedankt voor het beroep naar 's Hage door ds. J. W. Felix, pred. te Utrecht. Nu de oogst zoo goed als afgeloopen is, is het mogelijk, ten naasten bij, zijnen uitslag te berekenen. Het jaar 1868 is een der belangrijkste jaren geweest, welke aan landbouwkundigen bekend zijn. In de twee voordeeligste jaren dezer eeuw, 1822 en 1826, was op het einde van Julij niet zooveel graan binnengehaald als thans het geval is. En de vroegtijdigheid van den oogst gaat gepaard met een even zeldzamen overvloed en goede hoedanigheid der tarwe. Alle omstandigheden hebben tot dit gewenschte gevolg medegewerkt: geen wind heeft graan doen verloren gaan, - geen regen heeft het gewas beschadigd, - het zaad heeft zich gelijkmatig kunnen ontwikkelen, en niets heeft het volkomen rijp worden der aren belet. Op verscheidene aan elkander grenzende hoeven in Lincolnshire bragt het morgen land 48 schepels op. Volgens opgaaf van een der meest bevoegde beoordeelaars leverde het morgen grond door geheel Engeland gemiddeld 34 schepels op, en kan men verwachten, dat de tarwe-oogst van dit jaar dien van 1867 met ruim 4,671,000 kwarters, en dien van gewone jaren met nagenoeg 2,473,000 kwarters zal overtreffen. De gerst en de haveroogst staan echter dit jaar ongeveer 20 pCt. bij het gemiddelde ten achter, en de opbrengt der aardappelen, welker hoedanigheid uit muntend is, zal niet meer dan tweederde gedeelte van het ge middelde bedragen. De tarwe-oogst in Schotland weegt tegen die in Engeland op. Voor den vetweider alleen is het jaar tot dusver zeer schadelijk geweest; hij heeft zich genoodzaakt gezien, schapen en hoornvee tegen lage prijzen te verkoopen. {Am.it. Crt.) De commissie voor den nationalen wedstrijd van den Nederl. weerbaarheidsbond, belast met de locale regeling, heefl eene circulaire aan hare landgenoten gezonden, waarin te kennen gegeven wordt, dat in de maand September a. s. te Gravenhage, door al de scherp- schutters-vereenigingen in den lande, een groote wedstrijd zal worden gehouden. De schutterijen, de verschillende wapens van leger en marine, in één woord allen, die zich de verdediging van onzen geboortegrond ten taak stellen, zullen ter deelneming uit- genoodigd worden. De commissie roept de hulp der laudgenooten in. De godsdienstoefening in de legerplaats te Milligen voor de Protestantsche militairen zal geleid worden als volgt: op Zondag 30 dezer zal de predikbeurt vervuld worden door den predikant J. J. L. ten Kate, van Amsterdam; op Zondag 6 September door den predidant F. C. A. Pantekoek, mede van Amsterdam, en op Zondag 13 September, door den predikant A. H. de Klerck, van Garderen. Jl. Vrijdag middag is een lüjarig meisje, uit de gemeente Rhoon afkomstig, in den Bleidorpschen polder, onder Overschie, door een onbekend persoon aangerand, die zij op de Schickade te Rotterdam ontmoet had en den weg naar het spoorwegstation had gevraagd. De bedoelde persoon had zich aangeboden, het meisje daarheen te geleiden, voorwendende dat hij ook tiaar het slation moest. In plaats van daar heen, bragt hij haar naar genoemden polder, waar hij haar op eene gruwelijke wijze mishandelde en, toen zij om hulp riep, haar eene doek iD den mond stopte. Zekere W. Klapwijk, vond het meisje in eene slot liggen, waar zij zonder diens hulp, zeker zou gestikt zgn. Eenig geld, dat het meisje bij zich had, benevens eenige kleedingstukken, waren verdwenen. Uit Boxtel wordt van 12 Augustus gemeld „Hoe wonderbaarlijk kinderen in het leven behouden blijven, blijkt uit het volgende: Zaturdag ruim 10 ure des voormiddags zeide het 4jarige dochtertje van den landbouwer van Oers, op het gehucht Selissen alhier, aan de meid, die bij haar was, dat zij eenige bloempjes ging plukken, terwijl de dienstmeid bij de koeijen in de weide bleef. Weldra was het kind uit het gezigt dei meid verdwenen. De ouders kregen hiervan berigt, en dadelijk gingen zij met een 15tal buren aan het zoeken. Sommigen vischten tot in den nacht in de nabij stroomende rivier de Dommel, maar alles te vergeefs. De troostelooze ouders gaven hunne pogingen niet op, tot dat men de lieve kleine Maandag tegen den middag schier bewusteloos in de nabijheid der ouderlijke woning terug vond, liggende met het gezigtje in het zand en de beide handjes onder het hoofd. „Wie beschrijft de onuitsprekelijke vreugde van de brave ouders dat de lievelinge zoo wonderdadig was behouden. Twee dagen en twee geheele nachten, zegge 48 uren, had het wichtje, schier niet gekleed, onder den blooten hemel doorgebragt. Tusschen Zondag en Maandag had het een afgrijselijk onweder, vergezeld van aan houdende zware regenvlagen, doorgestaan, en van schrik, van koude en afmatting, van honger en dorst uitgeput, werd het door den vader zeiven weder levend op een grasheuveltje gevonden. „Het had niets gegeten of gedronken in die 2 dagen en 2 nachten en zag er verwilderd in de oogen uit, toen men het wedervond. Het was slechts verdwaald, en kon zijn huis niet meer vinden, hoe digt het ook daarbij was. Eerst liet men het drinken, want eten wiide het aanvankelijk niet, en praten deed het toen evenmin. Weldra echter kwam het tot bewustzijn, en na in bed verwarmd te zijn, begon het te eten en te praten en stak hare schuldelooze handjes aan vader en moeder toe, die beide van aan doening als in tranen van vreugde wegsmolten. „Het kind is thans weder even welvarend alsof er niets was gebeurd." Als eene bijzonderheid deelt men mede, dat sedert acht dagen te Groot-Linden is gezien een zwarte ooijevaar en dat aldaar dit jaar de ooijevaars niet gelegd noch gebroed hebben en nog steeds aan het nestelen of timmeren zijn. De Prins van Hohenzolleru Sigmaringen, heer van het voor malige graafschap Berg, getroffen door het verlies dat vele behoeftige gezinnen bij den jongsten brand te 's Heerenberg hebben geleden, heeft op voordragt van zijne administratie, eene waarlijk vorstelijke gift van duizend gulden geschonken tot leniging van de ramp, welke som reeds aan den burgemeester is uitgekeerd. Daar in sommige gemeenten van Groningen de besmettelijke pokziekte bij de schapen is ontdekt, zijn daartegen maatregelen ter beteugeling genomen en wordt de meeste voorzigtigheid door Gedep. Staten dier provincie aanbevolen, ten einde niet slechts verdere verspreiding der ziekte, maar ook stremming van den handel in vee op Engeland te voorkomen, die zulke ver uitziende gevolgen, voor eenen belangrijken tak van dien handel zoude na zich slepen. Het berigt, hetwelk eenige dagen geleden, zooveel deelneming verwekte, als zou de predikant der Christ. Afgescheiden Gemeente van Ulrum, Woudsma genaamd, vermoord zjjn, nadat men hem van 400 beroofd had, blijkt geheel onwaar te zijn. Allengskens is men tot de zekerheid gekomen, dat hij met eene meid uit Ulrum het hazenpad heeft gekozen, zijn vrouw met drie kinderen achter latende. Om het publiek alzoo te misleiden, schijnt hij met opzet zijn steek en zijn valies in het water te hebben geworpen. {U. D.) Dezer dagen vierde te Meppel mejufvrouw A. EversTil haar lOlsten verjaardag. Sinds die gekroonde pedant, Jacobus Stuart, in zijn Misocapnos den tabak noemde; „iets dat er even leelijk uitziet als leelijk riekt, dat hersenen en long benadeelt, en waarvan de rook inderdaad de ijsclijke vlam van het helsehe vuur verbeeldt", is het Amerikaansche kruid een der vruchtbaarste twistpunten pro en contra geworden voor schrijvers van alle landen en volken. In zjjne belangrijke verhandeling over de geschiedenis van den tabak haalt Schotel meer dan honderd werken, verhandelingen en gedichten uitsluitend over dit onderwerp aan, ja, het bezielde zelfs een overigens onbekend componist, B. Held, tot een air varié voor de piano-forte. Uit drie oogpunten kan men het tabakrooken beschouwen: uit een theologisch, uit een medisch en uit een economisch oogpunt. „Hetgeen den mond ingaat, verontreinigt den mensch niet; maar wat den mond uitgaat, dat verontreinigt den mensch", zegt de Heilige schrift, en op dien grond werd het uitblazen van tabaksrook in den ban gedaan; een snuifjen alleen dat kon er nog door. Predikanten vooral wachtten zich wel hunne gemeente de ergernis te geven van het tabaksdrinken, zooals men het noemde, en ook waar het godsdienstige bezwaar wegviel, daar achtte men het toch eene al te wereldsche bezigheid, dan dat het den eerwaarden voorganger der gemeente zou passen. Maar de natuur ging ook hier boven de leer! „Toen de Noord- hollaudschc gemeenten der Doopsgezinden", verhaalt Halbertsma, „jaarlijks nog eene societeitsvergadering te Alkmaar hielden, kwamen aldaar een predikant en ouderling van de Zaan als afgevaardigden, en namen, volgens der Doopsgezinden onderlinge gastvrijheid, hunnen intrek bjj één der leden van de gemeente, 's Avonds, toen de heeren reeds een geruimen tijd naar bed gegaan waren, zag de meid het licht nog branden van den ouderling, en op de tippen der toonen in zijn kamer tredende, om het weg te halen, meende zij den man met de beenen onder uit den schoorsteenmantel te zien hangen. Het arme kind, wanende dat hier niets minder dan een zelfmoord door den strop had plaats gegrepen, y 1de met een doodelijken schrik naar den predikant, die aanstonds toesnelde, en zyn reis genoot met een brandend pijpje in de hand uit den schoorsteen zag nederdalen. De goede man was verslaafd aan den tabak, doch om geen ergernis te geven, rookte hij altijd in het geheim. Nu, na zich een ganschen dag om den predikant gespeend te hebben, kon hij het onmogelijk langer uitstaan. Niemand gehoord, niemand gezien, had hij een stoel op den haard geplaatst, was daarop gaan staan, en de meid vond hem bezig zijn pijpje in den schoorsteen uit te dampen, opdat de rook hem niet verraden zou. De betrapte sluiker stond voor het aangezigt zijns herders niet weinig beteuterd doch deze troostte hem met de bekentenis, dat de dominé zich niet minder om den ouderling, dan de ouderling om den dominé verbroken had, en de partij eindigde met nog een gemeenschappe-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1868 | | pagina 1