868. N°. 101. Vrijdag 21 Augustus. 26 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BINNENLAND. R OOKE N. IIELDERSCHE M MEUWEDIEPER COURANT, „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 1i regels 60 cent, elke regel meer 15 cent, behalve 35 cent zegelregt. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. de HELDER en NIEUWEDIEP, 20 Augustus. Als men den telegraaf vraagt: „Welk nieuws is er uit Spanje?" Ijin antwoordt hij stereotyp: „Alles is rustig." Evenwel heeft de foningin Isabella II, op hare eigene rust en zekerheid bedacht, het noodig geoordeeld naar Biscaye te vertrekken, dus naar het noorden des rijks, vanwaar zij, in de nabijheid der zee en der Pyreneën, lig naar Frankrijk kan komen. De ministers hebben de Koningin Medegedeeld, dat er bij een mogelijken opstand, waartoe bare slechte despotieke regering het land dwingt, niet op het leger te ver trouwen is en men alleen kan rekenen op de plattelands-schutterij, die tamelijk slecht is georganiseerd, eu op de geestelijkheid, die weinig in aanzien is. Ofschoon thans rust eu vrede in ons werelddeel wonen en terwijl orde in geen der staten wordt gestoord, wordt door velen met belangstelling gestaard op verschijnselen, die zich op staatkundig gebied voordoen, en die in meerdere of mindere mate bezorgdheid opwekkeu. Onder die verschijnselen mag men rangschikken de ver schillende openbaringen van republiekeinsche gevoelens in Frankrijk. Zeer opmerkelijk is het, dat, ondanks alles wat de Keizer doet om in het keizerrijk die gevoelens tegen te gaan, de revolutionaire geest steeds meer toeneemt en zich onder de verschillende volksklassen verbreidt. Wel is de weigering van den jongen Cavaignac om zjjo prijs van den Keizerlijken troonopvolger te ontvangen een gevolg san persoonlijken wrok tegen de keizerlijke regering, maar de luide goedkeuring van het publiek over die daad aangeheven, is een treffend blijk van antipathie tegen de Napoleontische dynastie. Niet minder duidelijk spreekt zulks nit de demonstratie des volks ter gelegenheid toen een der bekroonde leerlingen tot het ontvangen vau zijn prijs werd opgeroepen met den naam dien hij droeg: Empe'reur. Een algemeen gefluit werd er na het oproepen van dien naam vernomen. Meer zulke verschijnselen, die zich gedurig voordoen, doen allerduidelijkst blijken den voortgang der revolutionaire gevoelens. Wie zich afvraagt welke oorzaken tot dien toestand hebben geleid, herinnert zich zeker al aanstonds den hevigen af keer die de nieuwe regterlijke organisatie bij de bevolking van het keizerrijk heeft teweeg gebragt. Waar de bevolking dan ook door zulke knellende bepaingen wordt gekweld, is het geen wonder dat zich een geest van verzet openbaart, die, wie weet hoe spoedig, voor het land groote gevolgen hebben kan. De voorstanders der Iersche staatskerk, zeer waarschijnlijk gedreven door stoffelijke belangen, laten de pogingen van hen, die deze eerbiedwaardige kerkelijke inrigting willen doen vallen, niet onbe antwoord. In het kristallen-paleis te Londen, werd dezer dagen eene bijeenkomst gehouden, die eene demonstratie tegen de opheffing der Iersche staatskerk ten doel had. Deze bijeenkomst werd door niet minder dan 4000 personen bijgewoond. Ook wordt uit Engelnnd gemeld, dat de Hertog van Portland eene som van 50,000 francs beschikbaar heeft gesteld voor het verwekken van agitatie ten gunste van de genoemde Protestantsche staatskerk. Het was ook wel te wachten, dat de bestrijders van deze verouderde instelling, die op on regtvaardigheid is gebaseerd, met een sterken vijand zouden te worstelen hebben, die zich niet op het eerste het beste alarmgeroep zou gewonnen geven. De naderende verkieziigen voor het Lagerhuis hebben dan ook thans een groot belang omdat daardoor het hangende vraagstuk stellig eene beslissing te gemoet gaat. Zondag morgen zal in de Evang. Luth. kerk eene predikbeurt vervullen de heer G. D. Martens, pred. te Vlissingen, vroeger alhier. Men deelt ons mede, dat Ds. Entingh, van Botterdam, op a. s. Zondag eene predikbeurt in de Christ. Afgesch. Geref. kerk alhier vervullen zal. Zr. Ms. stoomschip de Valk, vertrekt heden van hier naar Vlissingen. Men deelt ons mede, dat het plan bestaat om de exercitiën met het geschut, die wekelijks door een deel der manschappen van het Artillerie-Vrijkorps op de batterij aan het Havenhoofd worden gehouden, op de volgende wijze te besluiten: De laatste exercitie in dit saizoeD zal, volgens dat plan gehouden worden met eene geheel bewapende batterij, waarbij zal worden voorgesteld hoe in tyd van oorlog op een algemeen kommando het geschut moet wordeo bediend. Het detachement Mariniers, dat den 26 dezer van hier naar het kamp vau Milligen vertrekt, zal niet door den 2den luit. ReeriDgh, maar door deu 2den luit. Pilaar worden gecommandeerd. De jonge jufvrouwen der school van mej. van der Burgh vierden gisteren avond deu verjaardag vau hare geachte onderwijzeres. Bij die gelegenheid werden twee tooneelstukjes opgevoerd, die allerliefst door de jeugdige leerlingen werden afgespeeld. De luide bijvalsbetuigingen waren dan ook blijk dat de opvoering algemeen beviel. Met een geanimeerd bal aangevangen door de kleinen en geëindigd door de grooten eindigde dit feest. Heden morgen is hier een extra trein van Rotterdam en volgende stations aangekomen en heeft een groot aantal vreemdelingen aangebragt, die deze gemeente een kort bezoek brengen. Door eenige sergeant-schrijvers op de alhier aanwezige oorlog bodems zal Z. Exc. den minister van Marine een adres worden toegezonden, inhoudende het verzoek om de opname in het vaste corps onder-officieren ook voor sergeant-schrijver mogelijk te willen maken. Zijn we goed geïnformeerd, dan zou een dergelijk verzoek reeds vroeger bij den voormaligen minister van Marine zijn gedaan, hetgeen welligt op den uitslag van dit verzoek een gunstigen invloed kan uitoefenen. De heer Pbilbert, kanselier bij het Fransche consulaat te Amsterdam, is door Z. M. den Keizer der Franschen benoemd tot ridder van het Legioen van Eer. Z. M. heeft benoemd tot definitief minister van Buitenlandsche Zaken, den heer mr. T. M. Boest van Limburg, thans deze betrekking tijdelijk waarnemende. De Hooge Baad heeft jl. Dingsdag verworpen het beroep in kassatie van J. Grans, door het Prov. Geregtshof in Utrecht tot de doodstraf veroordeeld, wegens moord op zijne vrouw gepleegd. Jl. Dingsdag begaf zich de officier van justitie en leden van de regtbank met twee geneeskundigen te Hoorn naar het eiland Terschelling, om onderzoek te doen naar een vermoedelijken moord van eene vrouw op haren man. Bijzonderheden hiervan zijn nog onbekend. Jl. Dingsdag middag heeft te Hoorn de volgende vreeselijke gebeurtenis algemeene ontsteltenis verwekt. De sergeant C., dienst doende als brievenbesteller van het aldaar in garnizoen liggend bataillon Infanterie, heeft zich verdronken en met hem zijn doch tertje van 3 jaren. De ongelukkige had het kind zoo sterk met een riem om zijn middel bevestigd dat het zich niet los kon werken, Hij laat eene weduwe met nog een kind achter. De reden van dezen ongelukkigen moord en zelfmoord is nog niet met zekerheid bekend. Eergisteren avond hoorde een paar jongens, visschende in het Kanaal te 's Gravenhage, een schot in de duinen. Zij gingen daarop af en vonden het lijk van een manspersoon, geheel onkenbaar en het hoofd verbrijzeld aan den romp hangende. Dadelijk werd aan de polieie kennis van dit geval gegeven. Het lijk is niet herkend. Voorwerpen, bij hem gevonden, bewijzen, dat de man zich door een pistoolschot van het leven heeft beroofd. Men schrijft uit Londen aan de Nieutce Roti. Cour.: „Tot narigt dient, dat gepasseerden Vrijdag de Nora, van Harlingen, op last van den veearts alhier is aangehouden, omdat van de lading, bestaande uit 630 schapen en 302 varkens, 8 schapen hevig door de pokkeu waren aangetast. De Diana, van Purmerend, beladen met 764 schapen, werd even eens aangehouden, ofschoon aldaar aan boord geene ongezonde schapen warenmaar omdat ze geland waren aan dezelfde landings plaats als de Nora, moesten beide partijen aan de werf verkocht en geslagt worden. Een en ander maakt hier een ongunstigen indruk en brengt den Hollandschen veehandel in een kwadeD reuk, hetgeen ik vrees, dat aanleiding zal geven tot verbod van aanvoer van levende schapen. Men heeft hier vernomen, dat ook in Groningen de pokken hevig heerschen, en men vertrouwt dat men noodige maatregelen zal weten te nemen." Te Amersfoort overleed jl. Dingsdag in 83jarigen ouderdom Z. Exc. de gepensioneerde luitenant-generaal der Artillerie, P. R. Falter. Dezer dagen heeft een geschil tusschen twee officieren in bet legerkamp bij Zeist aanleiding gegeven tot een duel met de sabel. De militaire overheid moet zich in de zaak hebben gemengd. De voorbereidende werkzaamheden tot eene geschikte ontvangst der binnen tien dagen in de legerplaats bij Milligen te verwachten troepen, naderen meer en meer hare voitooijing. De verrigtte arbeid is waarlijk een meesterstuk en getuigt zoo wel van voortreffelijke leiding en de bekwaamheden van den hoofdofficier en verdere bevelhebbers er mede belast, als van den goeden geest der onder hun uitmuntend opzigt staande manschap, die de taak volbragt. Een aautal doeltreffend ingerigte veldkeukens uit zoden opgeworpen vaandel-heuvels, de een nog sierlijker dan de ander, schilderhuizen uit riet gevlochten, enz., enz., leveren een fraai schouwspel op en verdienen ten volle bezigtigd te worden. Aan eene wijze voorzorg hebben de vloeren der tenten eene aanzienlijke verhooging te danken. De naderende kamptijd wordt door velen met verlangen te gemoet gezien. Eiken avond bijkans doen de vrolijke kampmakers de stille heide en de in deze omtrek gelegene prachtige bosschen van hunne liederen weergalmen. Te Griethuizen, bjj Lobith, is den 17 dezer, des avonds ten 5 ure, een hevige brand uitgebarsten, waardoor 22 woningen en 4 schuren zijn in de asch gelegd. De middelbare temperatuur van vier en tachtig tot zeven en tachtig graden, die dezen zomer in de meeste landen van Europa heerscht, kan in vergelijking met de warmte aan de oevers van den Ganges nog zeer matig genoemd worden. Eene luchtgesteldheid van ruim honderd graden mag voor de bewoners van Calcutta zeer verdragelijk heeten. Nogtans weet men in dat land de temperatuur lijdelijk te maken door middelen, die in Europa onbekend zijn. Ieder vermogend Engelschraan die zijn verblijf te Calcutta vestigt, is eigenaar van een hotel met een voorplein. Beneden vindt men de eetzaal en het badvertrek, en op de eerste verdieping is een tegen de zonnestralen beveiligd balkon, dat, evenals zijn dak, door dunne kolommen, die van alle zijden aan de lucht een vrijen door tocht vergunnen, onderschraagd wordt. Ook bezit te Calcutta ieder gegoed Europeer in zijne salons en in zijne slaapkamer een toestel, panhah genoemd. Deze heeft de gedaante van een zeer grooten waaijer. Hij wordt in beweging gebragt met het doel om, wanneer men de zaal wil verfrisschen de lucht met meer gemak daarin te doen stroomen en daaruit te laten. Men gaat met deze soort van waaijer zeer eenvoudig te werk. Zijne afwisselende beweging heeft plaats zonder cenig gedruisch, door middel van een zyden koord, dat een inlandsche bediende buiten het vertrek in beweging brengt. Deze toestel doet dag en nacht zyne dienst in de handen der dienstboden, die elkander onop houdelijk aflossen. Door dit middel is de temperatuur veel minder hoog dan die van de buitenlucht. Bovendien bedient men zich nog van een ander middel om frissche lucht te verkrijgen. Wanneer de wind zich laat gevoelen, zweept men water tegen de matten, die als zonneblinden voor de opene vensters worden gehan gen; de beweging der buitenlucht doet dit water uitdampen, waar door spoedig de warmte in het vertrek afneemt. Den geheelen dag houdt meD al de openingen gesloten. Vroeg in den morgen bestijgen de gegoede Eügelschen en de Engelsche dames hunne paarden en ryden naar de belommerde velden, om, volgens hunne uitdrukking, „de lucht te drinken." Zoodra de zon boven de kimmen is, keeren zij naar huis terug. Met het vallen van den avond heeft er op nieuw een wandelrid plaats, die tot omstreeks negen ure aanhoudt, op welken tijd de groote maaltijd van den dag, die ons middagmaal moet vervangen, gebruikt wordt. Vervolg en slot van N°. 100. Er is in onze eeuw eene sterke philantropische rigting, en ik durf, zonder vrees van sentimentaliteit te worden beschuldigd, bekennen, dat het mij onaangenaam aandoet den ouden man met zijne gryze haren te zien voortsukkelen, juist zooals hy deed voor dertig, veertig, misschien vijftig jaren, zonder dat die jaren hem iets ge leerd hebben, zonder dat ze hem iets bragten dan rimpels, waar voor zy de krachten en den levenslust medenamen. Zulke menschelijke machines zien wij dagelijks in menigte, men gaat ze voorbij, onver schillig, zonder belangstelling en zonder medelyden. „De man heeft het toch nog zoo kwaad niet", meent men. En toch is er veel waars in de woorden van een Amerikaanseh schrijver, die schreef „Voor een jong man ligt er geen schande in den kalkbak te dragen, want het past jonge menschen lasten te torschen en van meet af aan te beginnen. Maar de kalkbak is geen last voor oude men schen en grijze haren. Als wij in dit vrye en ruime Amerika een man boven de vyftig jaren zware lasten op zijn schouders zien dragen, of loonarbeid zien verrigten, waartoe weinig bekwaamheid vereischt wordt, dan weten wij, dat er in het leven van dien man veel tijd verloren ging, dat niet alles was zooals het behoort. De eerste dollar, dien George Law verdiende, nadat hij zijns vaders huis verliet, werd verdiend door den kalkbak te dragen te Albany. Maar voor dien dollar kocht hij een leerboek voor de wiskunde en een leesboek; en toen de winter inviel, en hij geen kalkbak te dragen had, bestudeerde hij die boeken, en zoo legde hij den grond tot de kennis, die hem later in staal stelde de „hooge brug" te bouwen over de rivier Haarlem, waar hij een millioen dollars ver diende met in plaats van door Iersche sjouwerlui, door stoom de kalkbakken te vullen en te verplaatsen." Smiles' teregt ook bij ons gewaardeerd „Help u zeiven" geeft ons een aantal dergelijke voorbeelden, en als hy o. a. spreekt van Ben Jonsou „die aan Lincoln's Inn heeft gewerkt met den troffel in de hand en een boek in den zak, dan kunnen wij zeker zyn, dat wij te doen heb ben met een man, die niet in het zwarte stompjen zyn troost vond aan de klapbank of de brug en „tevreden was met zijn lot." En als ooit, wat ik voor de eer van ons land van harte hoop, een Nederlandsch „Help u zeiven" wordt geschreven, dan zal de zoo even geschilderde sjouwerman er zeer zeker geen plaats in krijgen. „Maar niet allen hebben den aanleg om het zoo ver te brengen, om architecten, werktuigkundigen, kunstenaars te worden." Ook die bedenking beteekeut niets, slechts de idioot is door de natuur ver oordeeld idioot te blijven, en die zijn er gelukkig weinigen; overigens heeft de natuur in ieder mensch een kiem van ontwikkeling neer gelegd, ieder kan op den maatscbappelyken ladder, de een meer, dc ander minder, stijgen, maar voor ieder is het eene schande, zoo hij op zijn vyftigstc jaar verstandelijk en maatschappelijk niet ver der gevorderd is dan op zijn twintigste. Nu wil ik zeker niet beweren, dat ieder rooker een man is zonder wilskracht, evenmin als dat het niet-rooken op zich zelf eene aan beveling is, slechts iu het algemeen heb ik willen betoogen, dat juist de zeer ware stelling: „de tabak maakt den werkman tevreden met zijn lot", eene scherpe veroordeeling van den tabak bevat. Daarin ligt de beantwoording der vraag: is het den arbeidsman dienstig te rooken? Die beantwoording kan, dunkt mij, niet anders dan ontkennend zijn. Niet veel beter gaat het met een ander argument, dat dikwyls voor het rooken wordt aangevoerd. „Het is zoo gezellig" zegt men. Er was een tijd, dat ik niet rookte, en ik herinner mij best, hoe dikwijls mij van de zijde der dames werd tegengeworpen: het is toch ongezellig als een heer üiet rookt. Het is vreemd cn toch waar, de dames zijn by ons de ijverigste verdedigsters van den tabak. Toch aarzel ik niet te beweren, dat de tabak een harer ergste vijanden is. Wat maakt het voornaamste genot uit van de sociëteit? is het niet de sigaar, die men daar zoo op zijn gemak kan rooken, vooral 's winters, rond het vuur, liefst een open haard? Men luyert zoo heerlijk met een courant pour la forme voor zich, en blaast langzaam en met zekere gcdachtelooze aandacht de blaauwe wolkjes uit. Is dat niet genotvol? Ik zou al zeer inconsequent moeten zijn, zoo ik het ontkende. Is het daarom ons, waarde lezer, n en mij dienstig te rooken? De beantwoording van die vraag laat ik liefst aan u zeiven over. Zeker is het, dat de dames geen reden hebben om ingenomen te zyn met dc aantrekkingskracht der sociëteit, te minder daar een rooker, zeker een sterk rooker, onwillekeurig vergelijkingen maakt, wauneer hij, wat toch nu en dan gebeurt, zich ten gevalle der dames dat genot moet ontzeggen. Zeldzaam, het is waar, is die opoffering by ons ten minste een vereischte, zij het werkelijke of voorgewende onverschilligheid, bijna altjjd ver klaren de dames „er niets tegen te hebben." Of bet juist voor onze fijne beschaving pleit, dat wij zoo gretig van het door het gebruik byna afgedwongen verlof gebruik makeD, waag ik niet te beslissen. Er is nog een stand van menschen, wien het hard schijnt het genot van pyp of sigaar te ontzeggen: het zijn de militairen. Hoe veel kistjes sigaren, hoevele ponden tabak zyn in de laatste oorlogen, den Amerikaanschen en den Duitschen burgeroorlog, den dapperen stryders door hunne eigene vaderlands- maar meer vredelievende landgenooten Dagezonden 1 Hoevele sigarenkokers en tabakszakken werden niet voor de overwinnende generaals door schoone handen geborduurd! Er waren er ten minste in Amerika van wie men beweerde, dat zij er gemakkelijk een magazijn van hadden kunnen opzetten. En waarlijk, als dc soldaat bij zijn wachtvuur zit in het bivouac, is de pyp hem dan niet veel waard En als hij vermoeid en uitgeput is van een langen, zwaren marsch, of als de leeftogt op raakt en hy op half rantsoen gesteld wordt, is dan Diet de tabak een kostelijke medicijn, die vermoeijenis en honger doet vergeten, die het zenuwleven opwekt en in staat stelt tot buitengewone in spanning? Dat alles is niet te ontkennen, maar het gaat er mêe als met het arsenicum, dat den Tyroler in staat stelt zonder last van kortademigheid zyne bergen te bestijgen. De kleine dosis vergif schijnt onschadelijk, maar weldra is zij niet meer voldoende; men moet ze grooter en grooter nemen, zal men er eenige uitwerking

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1868 | | pagina 1