STATEA-GEAERAAL
voor schulddelging aangewezen, ondanks het zoo hooge cijfer der
verbruiks-belastingen. De Minister doet uitkomen, dat de belasting
op den turf in ieder geval zal moeten vervallen en dat overigens
zyn besluit tot goedkeuring zal afhangen van de inlichtingen, die
hij daarover nog mogt ontvangen.
De heer de Breuk vraagt of het Dag. Best. een praeadvies omtrent
deze aangelegenheid heeft. De Voorzitter antwoordt, dat het
Dag. Best., bekend met de gevoelens van de leden van den Baad
in deze, voorstelt in het belang der gemeente de verbruiks-belastingen
te behouden.
Hierop houdt de heer de Breuk eene rede, waarin hij wijst op
het groote gewigt van dit vraagstuk voor deze gemeente. Hij merkt
op dat, indien de verbruiks-belastingen vervallen, de Hoofdei. Omslag,
thans geheven wordende tot een bedrag van 10,000, met minstens
70,000 moet worden verhoogd. Hij herinnert, hoe er thans reeds
moeijelijkheden ontstaan, wegens de inning van die belasting. Hij
.gelooft, dat zelfs de afschaffing der belasting op den turf en de ver
vanging door eene aanmerkelijke verhooging van den Hoofdei. Omslag
met leedwezen door de bevolking zou worden vernomen; zichzelven
gelijk blijvende, is hy tegen de afschaffing der verbruiks-belastingen
in het algemeen en dus ook in het bijzonder van den turf. Zijns
inziens zijn de verbruiks-belastingen de beste voor deze gemeente.
Ook merkt spreker op, dat de ingezetenen weinig zulleu worden
gebaat door de afschaffing der belasting op den turf. Dit zou een
verschil maken van 3 cents per tonmaar, even als bij andere
produkten, waarvan vroegor aceijnsen werden geheven, zal dat een
voordeel zijn, dat uitsluitend in do zakken der verkoopers vloeit.
Vooral voor de miugegoedcn, die in het klein iukoopen, zal de af
schaffing weinig of geen voordeel geven. Hij zou het betreuren
als men er toe zou moeten overgaan om schoolgeld te heffen op de
openbare scholen. Dit zou slechts enkele honderde guldens in de
gemeente-kas brengen en daartegenover zou het kosteloos onderwijs,
die weldaad voor het volk, ophouden te bestaan.
Spreker erkent dat de gemeeute in eeuo moeijelyke positie verkeert
en drukt den wcnsch uit, dat het gevaar, dat aanwezig is, moge
voorbijtrekken, en dat onze gemeente nog een lOtal jaren de
verbruiks-belastingen moge behouden. Hy vergelijkt deze gemeente
bij een nieuw ingedijkten polder, waarin tal van nieuwe werken
moeten tot stand gebragt worden; hy wijst op de groote uitgaven,
noodig gewordeu tengevolge der beide onderwijs-wetten en op de
uitgaven voor de Schutterij. Op al de genoemde gronden ondersteunt
hij het voorstel van het Dag. Best. om met kracht het behoud der
verbruiks-belastingen voor deze gemeente voor te staan.
De heer Braaksma betuigt zijue adhaesie aan het gesprokene door
den heer de Breuk.
De Voorzitter zegt, namens het Dag.Best., den heer de Breuk dank
voor de gehoudene rede, die geheel het gevoelen van B. en W.
uitdrukt.
De Voorzitter stelt eerst aan de orde de vraag, of men de belasting
op den turf wenseht te behouden, dan of men zich wenscht neer
te leggen bij de zienswijze van Gedep. Staten en den Minister, om
tot verhooging van het bedrag van den Hoofdelijkeu Omslag over
te gaan.
Het behoud van de belasting op den turf wordt aangenomen met
14 stemmen tegen 1, die van den heer Maalsteed.
Vervolgens wordt beslist aangaande de vraag omtrent de heffing
van schoolgeld op de openbare scholen. De Voorzitter merkt op,
dat art. 194 der Grondwet (Er zal overal van overheidswege vol»
doend lager onderwijs worden gegeven) wel niet uitdrukkelijk het
woord kosteloos vermeldt, maar dat zulks z. i. zonder twijfel er
het gevolg van moet zijn. Naar zijne meeniug is de betaling van
schoolgeld op de volksschool eeue belasting op de verlichting en
de besohaviug. Hij wijst op de staatkundige rigtiug van het tegen
woordige kabinet, in tegenstelling van het vorige bewind en
gelooft dat die rigting gunstig gestemd moet zijn voor het kosteloos
onderwijs. Hij stelt voor te blijven persisteren bij het kosteloos
onderwijs, omdat de schoolgeldheffing is strijdig met het algemeen
gevoelen der bevolking, weiuig kan bijdragen tot stijving der gemeente
kas en eene onaangename scheiding tusschen betalende en niet-betalende
leerlingen op de gemeente-scholen teweeg brengen zou. Dit
voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Door den Secretaris wordt mededeeling gedaan van een concept-
antwoord aan HH. Gedep. Staten, zamengesteld met het oog op de
bekende gezindheid van den Baad, om in het belang der ingezetenen
te blijven voortgaan met het heffen der verbruiks-belastiugen. De
inhoud vau dit eopcept komt in hoofdzaak hierop neder.
De Baad had gewenscht, dat de voorgedragen besluiten tot voort
durende heffing der aceijnsen onveranderd aan de goedkcuriug des
Kouiugs waren onderworpen. Gedep. Staten worden herinnerd aan
de in de Memorie van Toelichting op de begrooting voorkomende
lijst van aangeslagenen voor den Hoofdei. Omslag, waaruit blijkt,
dat verreweg het grootste deel der aangeslagenen tot de laagste drie
klassen behoort. Naar het oordeel vau den Baad moest zulks over
tuigend hebben aangetoond, dat de bevolking dezer gemeeute niet
met andere plaatsen van ougeveer hetzelfde zielental kan worden
vergeleken. Er wordt verder gewezen op den minguustigen toestand
der gemeente; op de ongezindheid der bevolking tot het betalen
van schoolgeldop de weinige sympathie voor verhooging van
den Hoofdei. Omslag, blijkbaar o. a. uit bet onlangs ingezonden
adres, door een zeer groot aantal ingezetenen onderteekeud; op het
feit, dat slechts door een vijfde gedeelte der ouders van schoolgaande
kinderen een zeer matig schoolgeld zou kunnen worden betaald;
op de omstandigheid, dat de accijns op den turf nog nooit tot
eenige klagt heeft aauleiding gegeveu. Vervolgens wordt een en
ander aangevoerd ten aanzien vau de geringe schulddelging en de
verzekering gegeven, dat de uitgaven voor de gemeeute met de
meeste spaarzaamheid zijn geraamd, zoo zelfs, dat voor bestrating
eene geringe som is uitgetrokken, niettegenstaande de groote behoefte.
Aan het slot wordt met nadruk op de instandhouding der ver
bruiksbelastingen in het belang dezer gemeente aangedrongen, met
de verzekering, dat bij den Baad de overtuiging vaststaat, dat deze
belasting de beste is voor deze gemeente. HH. Gedep. Staten worden
uitgeuoodigd, met het oog op de aangevoerde redenen, de voordragt
bij de Hooge Begering wel te willen ondersteunen. Het concept
wordt eenparig goedgekeurd.
Voor kennisgeving worden aangenomen de volgende mededeelingen
des Voorzitters
a. dat door de zorg van de Vereeniging voor Fabrieks- en
Handwerks-Nijverheid in 1869 te Utrecht zal worden gehouden
eene tentoonstelling van voorwerpen voor de huishouding en
het bedrijf van den handwerksman, met uitnoodiging om op
deze tentoonstelling de aandacht gevestigd te houden; eu
b. dat te Batavia een standbeeld voor Jan Pieterszoon Koen zal
worden gesticht en dat de leden van den Baad worden uit
genood igd tot het verleenen van geldelijke bijdragen voor gemeld doel.
Hierop wordt de zitting door den Voorzitter gesloten.
De jongste zittingen der Tweede Kamer zijn bijna uitsluitend'
gewijd geweest aan de zaken van waterstaat en spoorwegen. De
aansluiting onzer spoorwegen aan die van het buitenland, het ver
leenen van concessiën aan ontworpene nieuwe lijuen, de plaatsing
van het centraal-station te Amsterdam, de verbinding der verschillende
lijnen te Rotterdam en te Amsterdam, al deze aangelegenheden
werden druk besproken. Door deu heer Thorbecke werd eene
belangrijke rede gehouden, waarin hij met het oog op de vele en
uitmuntende waterwegen in ons land, het gevoelen bestreed vau
hen, die op den aanleg van buitenspoorwegen ter bevordering van
de welvaart des lands met kracht aandrongen. Ten aanzien vau de
aansluiting te Amsterdam en te Rotterdam werd door die spreker
gewezen op de noodzakelijkheid, dat hieromtrent eene beslissing
kome. Aan de onderhandelingen en bedenkingen dient een einde
te komen. Aan die lokale bedenkingen mag, volgens spreker, het
nationaal belang niet worden opgeofferd. Er moet gehandeld worden,
opdat Rotterdam en Amsterdam meer worden, dan ze tot dusverre
met ontzaggelijk groote inspanning vermogten te zijn. De minister
van Binneul. Zaken gaf hierop de verzekering, dat hij ten spoedigste
een plan voor de verbinding in beide groote steden zal aanhangig maken.
De begrooting op 12 millioen werd met algemeene stemmen
aangenomen, evenals de bijdrage van 10 millioen op de begrooting
van Binnenl. Zaken.
Gisteren was aan de orde afdeeling VII (onderwijs). Aau de
beraadslagingen namén deel de heeren Gefken, van Goltstein,
de Bosch Kemper, van Naamen, van Wassenaar Catwijck, Jonckbloet,
Godefroi, Hoffman, de Bosch Kemper, Bichou van IJsselmonde
en Dam.
De heer Fock, minister van Binnenl. Zaken, beantwoordde de
verschillende sprekers.
Heden worden de beraadslagingen voortgezet.
Snelpersdruk van A. A. Bakker Cz. Nieuwediep.