1869. n°. 60.
"ernstige dagen.
Woensdag 19 Mei.
27 Jaargang.
BINNENLAND.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
De COMMISSARIS DES KONINGS
IIËLDERSCHE
EN \IEÜWEDIEPER COURANT.
Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 11 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent, behalve 35 cent zegelregt.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Donderdag den 20 dezer vertrekt de Oost-Indi
sche mail over Ittarseille.
in de provincie NOORD HOLLAND brengt ter kennis
van belanghebbenden, dat door het verwisselen der binnen-
vloeddenren van de Schutsluis Willem III aan het
Noordhollandsch Kanaal, de groote of buitenlandsche vaart
van af 19 tot cn met 33 Mei a. m. aan genoemde
Sluis oponthoud zal kunnen ondervinden.
Tevens worden belanghebbenden herinnerd, dat daar de
Voorhaven van de Schutsluis Willem I nog niet op de
volle diepte is gebragt, geene groote schepen of zeestoom-
booten door laatstgenoemde sluis kunnen geschut worden.
Haarlem, 12 Mei 1869.
De Commissaris des Konings voornoemd,
R O L L.
I.
„Es giebt," zegt Wallenstein
„Es giebt im Menschenleben Augenblicke,
„Wo man dem Weltgeist naher ist wie sonst
„Und eine Frage brei hat an das Schicksal."
Dagen en uren zijn er in ons leven, waarin een hoekje wordt
opgeligt van den slnijer in wiens plooijen zich de toekomst hult,
waarin 't ons geoorloofd is te vragen naar 'tgeen zijn zal. Maar
die dag komt, en dat uur slaat niet, dan wanneer wij in ijdele
bespiegelingen, de toekomst met Wallenstein trachten te lezen uit
de sterren, en ons lot willen ontraadselen uit voorteekenen en
geheimzinnige aanduidingen, maar alleen dan, wanneer wij, geroepen
om te kiezen tussclien goed en kwaad, tussclien waarheid en bedrog
ons eigen lot dragen in onze zwakke hand; wanneer we staan aan
den kruisweg, waar het enge pad des heils zich afscheidt van den
bogtigen weg, die ten verderve voert. Dan mogen wij een vraag
stellen aan het noodlot, waarop de toekomst zal antwoorden.
Als het individu, zoo ook is het volk. Ook in het leven van
het volk komen tijdstippen, waar de eeuwige strijd tusschen goed
en kwaad moet worden uitgemaakt, waar de keuze tusschen stilstand
en vooruitgang moet worden beslist. Even als de mensch, is dan
het volk gedurende een oogenblik heer en meester over zijne toe
komst. Wee het volk, dat dan blijft slapen, en die ure laat
voorbijgaan; in zijne plaats zullen anderen kiezen, en die keuze zal
zijn tegen het volk
Nederland beleeft thans zulk een tijd; de dagen van uitstellen
en afwachten zijn voorbijde vraag is gesteld, zij eischt een antwoord
moet Nederland blijven in de voorhoede van hen die vooruitgang
en vrijheid liefhebben, of moet de fakkel worden uitgebluscht, die
hier gloeide toen nog geheel Europa in 't duister lag, de fakkel der
verlichting, der gezegende beschaving?
Ieder, die niet ziende blind is, weet, dat deze vraag ligt op den
bodem van alle onze zoogenaamde quaestien van den dag. En dat,
waar we strijden met woorden, waar we in onze vanen schrijven,
de schoonste namen, en op onze schilden voeren de heerlijkste
leuzen, naam en leus alleen de kortzigtigen verblinden, en alleen
de reeds overtuigden overreden.
Radicalen, liberalen, conservativen, antirevolutionairen, wie noemt
wie noemt de namen aller partijen Wie is bij magte het onderscheid
tusschen die velen aan te geven? Wie telt de hoofden zonder
partij, wie de partijen zonder hoofd? Zijn er dan zoo vele wijzen
om een staat te besturen, is het doel zoo onzeker, dat allen ver
schillen in de middelen om het te bereiken?
Wij weten beter. Wij willen van elkander het goede gelooven,
en aannemen, dat er een doel bestaat voor ons alleen; Neêrland's
heil, de welvaart van ons vaderland.
Ligt dat doel op den weg vóór ons, of zijn we 't reeds met
gejaagde schreden voorbij gestreefd? Verschil over deze vraag alleen
verdeele ons. Maar terwijl nn de eene partij vrolijk voorwaarts
trekt, de strijders telt, de vrienden aanmoedigt met een handdruk,
en juichend den broeders toeroept; wij zijn op den goeden weg,
voorwaarts met moed! vooruit met eerlijke volharding! zoo is
daarentegen onder de tegenstanders de eendragt gering. Gedeeltelijk
wil een elk terug, en geheel niemand. Deze verwacht redding van
het herstel van Rome's almagt, zooals in de middeneeuwen; gene
zoekt heil bij de Dordtsche vaderen. Hier ziet er een het heiligste
product van menschelijke wijsheid in het cultuurstelsel, blijft daarbij
staan en wil niet verder; ginds zucht een ander om de volgzame
kamers, waarmee Willem I aartsvaderlijk regeerde. O, 't is eene
bonte partij onze tegenpartijDaar is de heer Groen, een eerlijk,
overtuigd strijder, die op jaren gekomen alleen staat, omdat zijne
volgelingen conclusien durven trekken, waar hij alleen de praemissen
stelde. Daar is de heer de Bosch Kemper, eenig lid eener onmogelijke
partij, die niet vooruit kan, niet achteruit wil, en die van alle
zijden geduwd en gestooten, evenmin kan blijven staan. Daar is
Alberdingh Thijm, een geloovig dichter in de politiek verdwaald,
als Roodkapje in het bosch, die tot den abt Brouwers fluistert:
„Grootmoeder, grootmoeder! Wat hebt ge scherpe tanden!" Dan
de Utrechtsche Don Quchotte, professor Vreede; hoe dikwerf heeft
hij Napoleon al niet verslagen, hoe dikwerf heeft hy niet voor
anti-nationaal uitgekreten, wat anti-professor Vreede was! Ieder
van deze voert eene eigene wimpel boven de algemeene banier,
maar die algemeene banier is een witte doek, geen naam kan hij
dragen, geen kleur kan hij voeren, of de partij scheidt zich en valt
uit elkander. Ja toch! een enkel symbool vereenigt ze; maar dat
hebben ze niet gekozen, dat is hun opgedrongen door de omstandig
heden, dat is hun afkeer van 'tgeen wij liefhebben, hun afkeer
van de gemengde school. En thans, welken naam zij dragen, wat
zij zeggen te begeeren, wat zij beweren te vreezen, hieraan kent gij
uwe gevaarlijkste vijanden, hieraan leert gij uwe tegenstanders onder
scheiden: hij is tegen u, die tegen de neutrale school is! Ziet hoe
sterk de haat is; hoe veel uwe tegenstanders onderling verschillen,
deze haat snoert ze zamen met een ijzeren band. Vereende kracht
maakt magt. Zij hebben zich vereenigdzullen onze scholen vallen
Neen! Laat ons strijden met dezelfde wapens; ook ons maakt
eendragt sterk!
HELDER en NIEUWEDIEP, 18 Mei.
In het naburige België worden telkens op nieuw heftige aanvallen
gerigt tegen de gehate conscriptie, anders gezegd tegen de Iotiug
voor de nationale militie. Onderscheidene Vlaamsche dag- en week
bladen houden den stryd tegen dit overblijfsel uit de dagen van
keizer Napoleon I levendig. In sterke kleuren schilderen zij de
vernederende diensten, door de landskinderen te bewijzen, als zij
uren lang op schildwacht moeten staan, op plaatsen, waar zulks
volstrekt niet noodig is; op de slechte kazernering in vele garni
zoenen op de bejegening der superieuren, enz. enz. In de kamer
der volksvertegenwoordigers te Brussel gaan mede bij iedere voor
komende gelegenheid stemmen op ter gunste van de afschaffing
eener instelling, die wordt voorgesteld als geheel in strijd met den geest
der Belg. staatsregeling, welke vóór alles de individuele vrijheid
wil. Een dier leden sprak dezer dagen in de Kamer tot de
regering: „Gy wilt de lijfsdwang opheffen ten behoeve van ben,
welke dien dikwijls allezins verdiend hebben, en gjj houdt daaren
tegen de nog zoo veel verfoeyelijker willekeur in stand, die eene
gedwongene lotery oplegt." Ook werd in deze zitting door de
leden, die zich tegen de conscriptie verklaren, gewezen op de om
standigheid, dat reeds in 1S31 door het toenmalig Nationaal Congres
zonde zijn overgegaan tot de opheffing der conscriptie, indien België
toen niet met Nederlaud in oorlog had verkeerd.
Uit Parijs wordt het berigt gemeld van woelingen, die aldaar in
de laatste dagen hebben plaats gehad, tengevolge der kiezers
vergaderingen. Er hebben zamenscholingen en volksoploopen plaats
gehad en niet dan met moeite handhaaft de politie de orde. Bij
publicatiën zijn de inwoners dièr hoofdstad vermaand zich rustig te
gedragen en worden de weêrspannigen bedreigd met de uitvoering
der op zoodanige overtredingen der wet bepaalde straffen.
De rekening der ontvangsten en uitgaven over 1868, door
HH. kerkvoogden der Hervormde gemeente alhier dezer dagen ter
inzage nedergelegd, sluit met de navolgende balans:
Ontvangsten 5771,63|
Uitgaven - 5432,75|
Batig saldo 338,88
Onder de verschillende posten van ontvang komt voor die van
den Hoofdelijken Omslag, bedragende 1320.
De minister van Marine wordt naar men verneemt Donderdag
a. s. alhier verwacht en zal alsdan den eersten steen leggen voor het
te bouwen Instituut voor de Adelborsten der Marine.
Aan den lsten luitenant der Artillerie J. G. J. Paravicini di
Capelli, alhier in garnizoen, werd jl. Zondag een aangenaam blijk
van hulde gebragt. Gedurende den afgeloopen winter had hy zich
belast met het theoretisch onderwijs aan de onderofficieren en korpo
raals der Artillerie-Schutterij alhier, en dezen waren daarvoor zóó
erkenteljjk, dat zij hunneu instructeur by het einde van den winter-
cursus een huldeblijk wilden vereeren. Eene commissie, bestaande
uit een viertal onder-officieren, met den adjudant-onderofficier Bordens
aan het hoofd, begaf zich Zondag namiddag ten huize van ge
noemden officier, om hem, nevens hunne dankbetuiging voor de
flinke, maar ook humane wyze, waarop hij hun had onderwezen,
aan te bieden een sierlijke inktkoker, waarvan het voetstuk uit fraai
marmer is vervaardigd, met gouden garnituur. De sergeant G. E.
Kloosterhuis was de tolk der gevoelens, die allen bezielen, toen hy
met hartelijke bewoordingen het cadeau aanbood. Verrast door dit
onverwacht blijk van erkentelijkheid, bedankte de heer Paravicini
de leden der commissie voor die aangename onderscheiding, en deed
hij de beste wenschen voor de Heldersche Schutterij en het kader,
dat daarvan een krachtig deel uitmaakt.
Aan den „eerste vuurwerker" Visser by de marine werf alhier,
rang hebbende van adjudant onderofficier by het vaste korps dek-
onderofficieren bij 's rijks zeemagt, werd heden uitgereikt de kleine
gouden medailje, wegens 36 jarige trouwe en eerlijke dienst, en de
daaraan verbonden gratificatie van f50.
Ofschoon het weder jl. Zondag niet uitlokkend kon heeten,
was nogtans het aantal dergenen vrij groot, die van de gelegenheid
profiteerden, om van de muziekuitvoeringen op het terrein bij het
station te genieten. Wy hopen, dat HH. muziekanten daarin eene
aansporing zuilen vinden, om spoedig weder eens muziekuitvoeringen
aan de ingezetenen te versohaffen.
Ter gelegenheid van het Pinksterfeest is hier en in de om
streken druk geprofiteerd van de onderscheidene goedkoope gelegen
heden om kortere of langere bezoeken elders te brengen. Hoorde
men vroeger slechts van uit de verte, dat men op de feestdagen in
andere gemeenten druk gebruik maakte van de talryke daarbestaande
reisgelegenheden, onze omtrek komt thans daarbij niet langer meer
op achter.
Een onzer plaatsgenooten, van beroep kagchelmaker, ontving
dezer dagen onderstaande poëtische kennisgeving:
„De winter is voorbijgegaan;
„Het lieve voorjaar brak weêr aan
„Uw kagcbcl beeft zijn dienst gedaan
„En moet nu noodig naar de maan.
„Wil, goede Manheim, dan niet dralen,
„Dit menbel Dingsdag weg te balen
„Met een wil ik dan huur betalen,
„'k Woon nommer 8, gij kont niet dwalen.'
Op de nominatie, opgemaakt na gehouden vergelijkend examen,
ter vervulling der vacante hoofdonderwijzers-betrekking te Oostwoud,
komen voor de namen van de heeren H. Braunius en J. Hoek,
hulponderwijzers alhier.
De minister van Binneniandsche Zaken heeft o. a. als leerlingen
voor de telegraphie toegelaten de heeren C. Schuit Dz., klerk by den
Ryks-telegraaf te Hoorn P. van Hoolwerff, idem alhier; C. A. Olivier,
idem te 's GravenhageJ. F. Thie, alhier, A. Boomsma, te Hengelo
en H. L. Berckenhof, te Purmerende.
Beroepen te Leiden ds. H. N. de Graaff, te Rotterdam.
Door de regelings-commissie voor de maskerade, welke het
Leidsche studentenkorps in 1870 zal geven, is het plan voor den
historischen optogt thans vastgesteld, en is gekozen: „Het bezoek
van Leycester aan de academie te Leiden."
Jl. Donderdag had te Kampen de verhuring plaats voor tien
achtereenvolgende jaren van 83 boerenerven, behoorende aan de gemeente
en gelegen op het Kampereiland; de opbrengst der pacht wasƒ805,420
per jaar, 72,550 per jaar mee* dan by de vorige verhuring.
Te Harderwijk is Zondag 9 dezer door een der predikanten
het kind gedoopt van zjjn ambtgenoot. Dit is niet zoo bijzonder;
maar merkwaardig was het, dat by deze plegtigheid water werd
gebezigd, expresseljjk uit de Jordaan daartoe aangebragt. Merkwaar
dig nog was het eveuwel, dat toen dit doopen geschied was, het
overige van dit water weer in een daartoe bestemd kruikje gegoten
werd en de predikant vervolgens met gewoon en minder heilig water
de overige doopelingen besproeide.
De heer B., den 8 dezer uit het dorp Bemmel, huiswaarts
keerende, wilde voor een opkomende bui in eene herberg schuilen
en stond voor het raam der gelagkamer, toen hy door een bliksem
straal die naar binnen drong, werd getroffen, zoodat hy bewusteloos
nederstortte. Zwaar verwond werd hij naar zyne woning gebragt;
men vreest voor zijn leven. De ligchaamsdeelen, die door de elek
trische vonk zijn geraakt, zijn zwart geworden.
In de kerk voor de Hervormde Gemeente te Winschoten was
op den 9 dezer onderling noch diaken. De predikant liet een der
diakenen halen.
Aan den heer Commissaris des Konings in Friesland zyn den
10 dezer aangeboden de eerste aardappelen op den kouden grond
geteeld, door E. R. Tuinenga, tuinier te Dockum.
Onder het vry groot aantal brochures, die er in den jongsten
tijd over de schoolwet-kwestie in het licht zyn verschenen, is niet
het minst belangryk, zoowel voor voorstanders als tegenstanders der
tegenwoordige schoolwet, de brochure van den heer Scheltema:
Gevolgen eener Wetsverandering, (uitgave van Hansma, te Dokkum).
De schryver van dit vlugschrift verplaatst zyne lezers in een tyd,
eenige jaren na dezen. Inmiddels is de wet op het lager onderwijs
gewijzigd en in de stad Oudkerk, waar hy zyne lezers een kykje
laat nemen, bestaan onderscheidene byzondere scholen, naar de ver
schillende rigtingen op godsdienstig terrein, allen met subsidie uit
de gemeentekas. Behalve drie gemeente-scholen (waaronder twee
armen-scholen) bestaan er in die stad de volgende inrigtingen van
onderwijs: 1. de school der orthodox-Gereformeerde gemeente, onder
de leus: de Bijbel en de Cathechismus bovenal; 2. de school der
gematigd-gereformeerde gemeente, onder den titel: de Bijbel alleen;
3. de anti-staatsschool, onder het beginsel: Geen opleiding tot
Christelijke deugden, alleen opleiding tot deugd; 4. de materiële school,
waar men de kinderen niet met deugdenleer mag lastig vallen;
5. de school der R. C. gemeente; 6. de school der Afgescheidene
R. C., die zich niet vereenigen met de besluiten van bet Concilie
van 1869; 7. de school der Doopsgezinden; 8. die der Evang.-
Luth. gemeente; 9. die der Herst. Evang.-Luth.; 10. de orthodox-
Israëlitische schooi; 11. de school der moderne Israëlieten eu 12,
die der TassenburgiaDen.
Over de verdere gevolgen der wetsverandering, leze men de brochnre
zelve, die onderhondend geschreven is en ruime stof tot na
denken geeft.
Volgens eene mededeeling van het Fransohe gezantschap, hebben
alléén de oud-militairen, die Franschen gebleven zyn, aanspraak op
het pensioen van 250 francs, onlangs door de keizerlyke regering
by eene wet toegekend aan hen, die in de Fransche legers gediend
hebben ten tijde der Republiek en van het eerste keizerrijk. Alle
aanzoeken van Nederlandsche onderdanen, ter bekoming van gezegd
pensioen, gerigt aan het Fransche gezantschap te 's Gravenhage, of
aan de Nederlandsche regering, zijn derhalve voor geene gunstige
beschikking vatbaar en zullen mitsdien buiten gevolg blyven.
Omtrent de op Java plaats gehad hebbende onlusten, waarvan per telegraaf
melding is gemaakt, meldt de Javaschc Courant van 6 April het volgende:
In den nacht van 2 op 3 dezer, zijn te Tamboen, nabij Bekassi (Zuider- en
Oosterkwartier der Ommelanden) onlusten uitgebroken. Op het berigt daarvan
begaf zich de assistent-resident te Meester-Cornelis, mr. E. It. J. C. de Kuyper
onverwijld naar het toooeet der ongeregeldheden, vergezeld van eenig politie
personeel, doch werd bij de uitoefening zijner dienstpligten vermoord. De schout
van Bekassi, F. J. B. Maijer, die zich bij den assistent-reiident had aangesloten,
onderging een gelijk lot. Van het voorgevallene onderrigt, spoedde de resident
van Batavia, vergezeld van den assistent-resident voor de politie aldaar, zich
naar Bekassie, en haalde dien hoofdambtenaar bij paal 16 de comp. Infanterie
in, die onder bevel van den kapitein der Infanterie Stoecker, met 20 achter
laders tot het verleenen van hulp reeds was voornitgetrokken. Op de tijding
dat de muitelingen zich te Kah-Abang (behoorende tot het land Telok Poetjong)
verzameld hadden, verdeelde de compagnio zich te Oedjoeng Mcoteng. Eene
kolonoe ter sterkte van zestig bajonetten, onder bevel van den kapt. Stoecker
en vergezeld van den assistent-resident voor de politie, rukte naar de kampong
Kali-Abang op, terwijl de andere koionne met den resident van Batavia ter
sterkte van veertig man naar Bekassi vertrok, ten einde de brandals tegen te
houdeo, wanneer zij van Kali-Abang derwaarts mogten uitwijken. De eerst
bedoelde kolonoe ontmoette de brandeis te Kali-Abang. Zij waren gewapend
met lansen, klewangs en een paar geweren en werden omsiogeld, terwijl de
assistent-resident voor dc politie beo aanmaande om zich over te geven.
Zonder eenig verzet werd hieraan voldaau, ten gevolge waarvan 162 personen
gevangen genomen en naar Bekassi werden overgebragt. Een kar met wapens
werd buit gemaakt. Te Bekassi, waar inmiddels een tijdelijk telegraafkantoor
werd opgerigt, werd door den resident Bllea rustig gevonden.
In den morgen van den 4 dezer begaf de resident zich naar Tamboen, waar
de assistent-resident, mr. de Kuyper, de schout en tien politie-oppassers ver
moord waren; de djaksa heeft zich door de vlagt gered. Men trof er groote
verwoestingen aao; het groote kongsi-huis VilII den Cbineeschen landhuurder
Bapa Beiran en de wooingen van zijn zoon en schrijver waren door de muitelingen
tot den grond afgebrand. Er zijn in het geheel 172 personen gevat, die door
een detachement kavallerie worden afgehaald.
Dc voornaamste hoofdaanleggers, waaronder zekere Javaan Raden Koesoema,
schijnen naar Tjibaroesa geweken te zijn; zy worden achtervolgd door den