INGEZONDEN. staking een algemeene ramp. Dat zag men voor eenige dagen te Lyon, waar de grèves niet zeldzaam zijn. Indien inen bedenkt, lioe groot die fabriekstad is en koevele werklieden er wonen, dan moet men huiveren bij zulk een toestand. De beweging, die zich op bepaalde tijden in de verschillende middelpunten van cle fabrieks-nijverlieid vertoont, is afgesproken, niet toevallig. Men meent in Frankrijk, dat bij verschillende gelegenheden de Engelsche fabriekanten en werklieden zich vereenigd hebben om •rrrèves in Frankrijk te bewerken, om zoo van hunne over vloedige producten af te komen. Het is geen onbeduidende zaak, dat Europa met een groot net van werkmans-vereeni- aingen is overdekt. Te Bazel zal in September het sociale congres weder vergaderen, dat in het vorige jaar te Bern is gehouden. Alle vereenigingen zijn uitgenoodigd afge vaardigden te zenden. Het congres van het vorige jaar heeft reeds een proefje gegeven van hetgeen nu opgediend zal worden. De toeneming van werkstakingen heeft tot trevolg de uitputting van het kapitaal des handwerkers en de verdooving van zijn geest. De werklieden zien dat ongelukkig te weinig in. Zij verwachten een maatschappe- lijken ommekeer van zaken. Zij worden versterkt en gevoed in die meening door vele boeken en dagbladen en meenen, dat de gouden eeuw op het punt is te komen. Zij begrijpen niet, dat werkstakingen de wapenen zijn voor het socialisme." Engeland. De Britsche admiraliteit heeft aan de officieren er. man schappen van H. M. scheepsinagt vergund, zich van het gebruik van scheermessen te onthouden en den baard te laten staan, knevel en bakkebaarden mogen echter niet hinderlijk zijn om de reinheid. Bovendien is alle buiten sporigheid in vorm en fatsoen van beide haargewassen verboden. Een baard zonder knevel is ongeoorloofd, even als deze zonder genen. De ,/Pall Mali Gazette» geeft de volgende statistiek aangaande de geldleeningen der laatste jaren. Egypte is thans L. 30,000,000 schuldig aan buitenlanders, Spanje heeft zijne schuld in de laatste 7 jaren met L. 30,000,000 vermeerderd, Portugal leende in 1867 L. 5,500,000 en heeft nu weder hulp noodig, Turkije leende L. 60,000,000, welk bedrag, indien de voorgenomen spoorwegen worden gelegd, eerlang verdubbeld zal zijn, Rusland heeft in dien tijd L. 70,000,000 van vreemde kapitalisten geleend, Brazilië L. 10,000,000, Chili meer dan L. 3,000,000, Hongarije L. 8,000,000, Denemarken L. 8,000,000, Italië ongeveer L. 20,000,000, Mexico L. 17,000,000 en Yenuzuela L. 2,000,000. Sedert December 1861 is alzoo aan deze onder scheidene regeringen niet minder dan L. 259,000,000 geleend. De „Standaard" van den 8 dezer bevat een belang rijk schrijven van William Jones, een der overgeblevenen van de ekwipage van de stoomboot „Blue Jacquet», welke den 15 Maart jl. tusschen Falkland en Ilorn verbrand en gezonken is, waaraan wij het volgende ontleenen „Des avonds ten 9 ure bereikten de vlammen de plaats waar de kolen lagen. Er was dus geene hoop meer om de vlammen tegen te houden, en de kapitein deed de drie booten uitzetten. Wij namen eenigen voorraad en plaatsten ons met de passagiers in de kleine vaartuigen. 's Nachts was de „Blue Jacquet" gansch in vlammen en het tooneel was overheerlijk doch verschrikkelijk. Wij bleven drie dagen bij het vernielde vaartuig, hopende dat eenig schip ons zou komen opnemen, maar dit geluk viel ons niet ten deel en den derden dag zetten wij koers naar het vasteland. Wij zagen de twee andere booten niet meer. Ten getale van 15 waren wij in onze boot. Her innert gij u mijnen getrouwen hond Jack? Zes dagen nadat wij vertrokken waren, doodden wij den hond, aten zijn vleesch en dronken zijn bloed. Weldra begonnen voor ons de schrikkelijkste folteringen, die ooit schipbreukelingen hebben doorstaan. Een jonge knaap stierf van te veel zout water drinken, over dag beletten wij hem zulks, doch 's nachts was het onmogelijk. Den dag voor zijnen dood was hij geheel krankzinnig. Wij wierpen zijn ligchaam in zee. Maar, helaaswij had den geen kogel om hem te doen zinken, en dat was ake lig! Dreigend stond de dood voor ons allen! En wij zagen nog geen land of geen schip. Vijf dagen daarna verloren wij drie matrozen, die zinneloos stierven. Twee passagiers waren van hunne zinnen beroofdvoor alle voedsel hadden wij slechts een weinig beschuit, waar uit wij het zoutwater moesten persen. Tien dagen nadat wij ons schip verlaten hadden, begonnen onze voeten, die onder deze koude luchtstreek bevroren waren, ons schrik kelijk veel pijn te doen, en wij waren verpligt om onze schoenen uit te doen, door ze met een mes opentesnijden. Verscheidene dagen had ik de koorts en was op het punt van zoutwater te drinken, om een einde aan mijn lijden te maken. Het was middag, toen een der mannen den kreet uitte: „Een zeil! een schip!» Wij vergaten onze pijn en onze zwakheid, wij ijlden dit laatste reddingsmiddel te gemoet. Men heesch ons met touwen aan boord, want wij waren gansch uitgeput en zwak als kinderen. Wij hadden uit den brand ongeveer 150,000 gulden gered. Toen de kapitein, die ons ingenomen had, dit hoorde, ontstak hij in hevige gramschap, en klonk drie onzer matrozen in de hoeijen. Wij ontvingen een weinig eten, genoeg om niet te sterven. Zondags kwam ons schip op het eiland Falkland aan. De kapitein en een passagier gingen aan wal en zij ver klaarden, dat zij matrozen ingenomen hadden, die klaar blijkelijk hunne geheele ekwipagie vermoord hadden, om zich van het geld meester te maken. Men deed ons aan wal komen, waar men ons verster kingen gaf (de drie matrozen, welke in de ijzers gezet waren, bezweken den volgenden dag) en ons verhoor be wees blijkbaar onze onschuld. Een heeft aan den kapitein, die ons zoo valsclielijk beschuldigd heeft, eene duchtige les gegeven. Wij lijden veel aan onze voeten. Van een onzer zijn reeds de voeten afgezet; wat mij betreft, ik heb al de teenen van mijn linkervoet verloren. Wij hopen binnen acht dagen met een stoomboot naar Engeland terug te keeren.» De verecniging „tot bescherming van dieren tegen wreedaardige behandeling» te Londen, heeft weder de zege behaald, en wel op den Hertog van Grafton. Diens koetsier had, volgens begrip van de vereeniging, een zijner paarden baldadig geslagen, en ofschoon de Hertog een brief aan het policie-bureau zond, waarin hij verklaarde, dat hij nooit zijne koetsier van zulk eene handelwijze zou verdenken, werd de man tot 40 sh 24) veroordeeld. Twee Engelsclien, John Fouwler en Scott Russell, hebben den voorslag gedaan, om in plaats van een brug, die onnoemelijk veel zou kosten, een stoompont tusschen de kusten van Frankrijk en Engeland aan te leggen, waarop, even als tusschen Zevenaar en Kleef over den Rijn geschiedt, de geheele trein, zonder overladen of iets, zou overgevaren worden. Op verschillende plaatsen is deze manier van handelen met goed gevolg toegepast. In Amerika vindt men stoomponten op de groote meeren, in Zwitserland op de Bodensee. Dnitscliland. Te Dusseklorf is uitspraak gedaan in het proces tegen 29 personen, die beschuldigd zijn van pogingen tot oproer (te Gladbach). Een hunner, de heer Mende, afgevaardigde hij den Noord-Duitsehen rijksdag, is tot één jaar gevangenis straf en drie arbeidslieden zijn tot opsluiting gedurende ééne maand veroordeeld. De overige beschuldigden zijn vrijgesproken. Uit Bielefeld berigt men het volgende zeldzame voor beeld van tegenwoordigheid van geest, dezer dagen door eenen huis-schilder aan den dag gelegd. De man stond in de Breitestrasse op de spits van eenen, tot aan den gevel des huizes reikenden ladder, zijn werk te verrigten, toen hij plotseling twee schichtig geworden paarden met den, van den wagen gerukten dissel, met hliksem-snelheid door de straat vliegen zag. Met rassclien blik berekenend dat deze dieren noodzakelijk den ladder omver-rennen en hem in een ongeluk moesten storten, zag hij angstig naar redding om, doch vond nergens een voorwerp, waaraan hij zich kon vasthouden. In dien nood schiet het hem onmid- delijk te binnen, een nabijzijnd vensterruit stuk te slaan, en zich zoo aan het houtwerk van het venster vast te houden. Wat hij voorzien had, gebeurde werkelijk. De dieren wierpen in het voorbijrennen inderdaad den ladder om, en vervolgden daarop hunnen loop, zonder verdere schade aan te rigten, totdat zij in een der nabij gelegen straten door eenige soldaten met gevelde bajonnetten werden tot staan gebragt. Ook de schilder werd toen weldra uit zijne altijd nog gevaarlijke positie verlost. Denemarken. Een officier der genie is door de soldaten erg mishandeld geworden, en deze zaak is thans hij den krijgsraad aanhangig. Het aantal militaren, dat ten gevolge dezer zaak gevangen is genomen, is zoo groot, dat de gewone localen tot op sluiting van militairen onvoldoende zijn en men de toevlugt heeft moeten nemen tot de civiele gevangenis. o Afrika. Omtrent den Afrikaansclien reiziger Livingstone verklaart de heer Churchill, consul te Zanzibar, dat hij brieven van hem ontvangen heeft, gedateerd van later dan den datum, waarop hij gezegd werd vermoord te zijn. Amerika. Te Chicago werd op een avond, in een duistere en een zame straat, een burger, door iemand aangesproken, die hem een stuk papier voor den neus hield, met verzoek hem den inhoud bij de naaste lantaarn voor te lezen. De aan gesprokene voldoet daaraan en leest het volgende: „Wan neer gij een woord zegt zijt gij een man des doods. Geef mij onmiddellijk uw horologie en portemonnaie en verwijder u spoedig, of ik stoot u een mes in het hart." De burger werpt een blik op den onbekende en houdt zich overtuigd dat deze in staat is om de bedreiging, in het geschrift vervat, ten uitvoer te brengen. Hij geeft hem zwijgend het ver langde over, waarop de onbekende zich verwijdert, maar spoedig door een politieman, wien de burger zijne ontmoeting had medegedeeld, achterhaald wordt. De onbekende ver schijnt voor het geregt, onder beschuldiging van diefstal gewapenderhand; hij droeg het horologie van zijn slagtoffer op zak en hoort de aanklagt lagchend aan, terwijl hij zich volgender wijze verdedigt„Wat mijnheer zegt is volkomen waar, doch gij zult spoedig overtuigd zijn dat het horologie en de portemonnaie mijn regtmatig eigendom zijn. Ik kan lezen noch schrijven, en daar zit juist de oorzaak der val- sche beschuldiging. Donderdag avond vind ik het bewuste papier op de straat; ik neem het op en denk het kan voor mij of voor een ander van waarde zijn. Juist gaat deze heer voorbij en ik verzoek hem beleefd den inhoud te willen lezen. Hij doet dat en geeft mij, zonder dat ik hem iets vraag of zeg, zijn horologie en portemonnaie. Ik wilde het aanvankelijk teruggeven, maar hij verwijderde zich te snel, en toen moest ik wel denken, dat de inhoud van het papier voor hem zoo gewigtig was dat hij mij daarvoor beloonde. Zoo is de zaak gelegen en ik houd mij verzekerd, dat men mij niet zal veroordeelen iets terug te geven, wat mij vrij willig gegeven is.» Het geregtsliof was van hetzelfde denk beeld als de beklaagde en sprak hem vrij, hem tevens de voorwerpen in kwestie als regtmatig eigendom toewijzende. Een der Noord-Amerikaansche bladen maakt gewag van een te New-York tusschen twee negerinnen of vrou welijke kleurlingen gehouden tweegevecht, waarbij partijen zich van den gewonen konstabelstok als wapen bediend hebben. Eene der vrouwen heeft zulke geduchte slagen bekomen, dat zij op het tooneel van den strijd bezweken is; de overwinnares, Julia Gibbs geheeten, is in arrest genomen. Jaloezie schijnt de drijfveer van den strijd te zijn geweest. De „Istlime de Suez» zegt, dat te New-York eelt maatschappij gevormd is met een kapitaal van 30,000,000 dollars, om eene stoomvaart in het leven te roepon tusschen de Vereenigde Staten en Zuidelijk Europa en door het kanaal van Suez, met Indië en China. De „Messager France-Americain» berigt, dat volgens de dagbladen van Jowa, mistress Arabella Mansfield, eene gehuwde dame van 24 jaren oud, is toegelaten in de pleitzaal van dien staat. Haar echtgenoot is op dienzelfden dag als advocaat ingeschreven. Op het eiland Cuba en de Antilles is de pad een vriend des huizes geworden bij armen en rijken, in stulpen en paleizen, waar zij onder de bedden, tafels en overal elders rondwandelt, zonder dat iemand er aan denkt haar te verontrusten of die familiariteit tegengaat. Die bescher ming wordt door de bewoners verleend uit dankbaarheid voor de voortdurende jagt, welke deze in ons oog walgelijke dieren maken op de kakkerlakken, de plaag van die gewesten. Voor vreemdelingen is die intieme conversatie met de padden een ongehoord verschijnsel. Een Engelschman begaf zich onlangs in een der hotels te Havannah ter ruste, toen hij tot zijn niet geringen schrik vijf sclioone padden in de kamer zag loopen, van welk gezelschap hij onmiddellijk ontslagen wilde zijn, waarop een kind de lieve diertjes met de meeste zorgvuldigheid opnam en ze in een ander vertrek de vrijheid teruggaf. De heeren Goocli, Anderson en Glover hebben, uit naam der maatschappij van den Fransch-Atlantischen kabel, Keizer Napoleon den 14 dezer in een telegram de vast hechting van dien kabel aan de kust van het eiland Saint- Pierre officieel aangekondigd, en den Souverein geluk- gewenscht met „de vestiging der gemeenschap tusschen dat Noord-Amerikaansche eiland en Frankrijk door middel van een kabel van 2583 knoopen, neergelaten in wateren, die op sommige punten eene diepte van 2760 vademen hebben.» Aan de Kiezers in liet Kiesdistrict Alkmaar. Nadat de uitslag der verkiezingen in dit district bekend geworden, en in de plaats van den heer Jkr. Mr. C. van Foreest een ander gekozen was, heeft deze heer een openbaar schrijven tot u gerigt. Voor zoover dit een afscheidswoord aan de kiezers is, wier meerderheid hein gedurende zestien jaren tot lid der Tweede Kamer koos, zal ieder de beweegredenen die den heer van Foreest tot schrijven bewogen, kunnen eerbiedigen. De man die gedurende zidk een ruim tijdvak een zoo gewigtige betrekking bekleedde, kan behoefte gevoelen, nu de meerderheid die hem vroeger koos een minderheid is geworden, om in een afscheidswoord zijne beginselen nog eens duidelijk uiteen te zetten en te verdedigen. Voor zoover bestaat voor ons, zoo min als voor iemand anders, eenige aanleiding om bij u op dit schrijven terug te komen. Maar wat zullen wij zeggen omtrent uitdrukkingen als „het zelfzuchtig of kortzigtig ijveren van zoovelen," waarmee de heer van_ Foreest het streven der Indische hervormingspartij aanduidt? Wat zullen wij antwoorden, als de heer van Foreest zijn nederlaag vergelijkt bij den dood van den soldaat, die zijn vaandel, waarop de woorden „Voor de Vrijheid en voor het Vaderland" prijken, hoog opheft en daardoor het mikpunt wordt van alle vijandige alzoo aan de vrijheid en aan het vaderland vijandige - kogels? Wat zullen wij opmerken omtrent de woorden, die de gevnllen soldaat tot zijn medestrijders rigt: waaktdat heerschzucht en eigen belang dit vaandel niet onder den voet halen en vertreden? Dit alleen, dat deze uitdrukkingen ons in den mond van den heer van Foreest zeer hebben bevreemd; dat wij van hem niet hadden verwacht, dat hij zou geëindigd zijn met zijne politieke tegenstanders als zelfzuclitigen of kortzigtigen voor te stellen, hen in zijn beeldspraak de rol te laten spelen van vijanden van de vrijheid en het vaderland en hun streven toe te schrijven aan heersch zucht en eigenbelang. Er is echter iets anders in den brief van den heer van Foreest, waarop wij meenen niet te mogen zwijgen. De heer van Foreest schrijft zijn nederlaag toe aan een misverstand in de onderwijs kwestie. Wij zouden den heer van Foreest niet goed verstaan hebben, toen hij in de Tweede Kamer zijn meening omtrent de onderwijskwestie uiteenzette. Wij zouden zijne woorden niet hebben begrepen. Dat de heer van Foreest zich daarover verwondert, is inderdaad zeer natuurlijkdat hij deu raad zijner vrienden niet heeft opgevolgd, om vóór het sluiten van de stembus een nadere verklaring van zijn meening te geven, zeer verklaarbaar. Kan van mijne zienswijze niet uit meer dan één advies blijken? heeft de heer van Foreest zich zeiven afgevraagdEn zijn antwoord was bevestigend. Ook wij hebben ons hetzelfde afgevraagd, en ons antwoord was evenzoo bevestigend. Op de beide adviezen door den heer van Foreest omtrent de onderwijskwestie gegeven, hebben wij ons beroepen en blijven wij ons beroepen. Wij hebben den kiezers de eigen woorden van den heer van Foreest onder de oogen gebragt. Nu zijn cr wel geweest, die ons hebben toegeroepen: gij stelt zijn meening verkeerd voor; maar daarop hebben wij alweer geantwoord met een beroep op zijn eigen woorden. Ons antwoord bestond alleen in de vraag: heeft de heer van Foreest niet dit gezegd in 1857, niet dit in 1868 en zijn die woorden niet duidelijk? Nu heeft geen der verdedigers van den heer van Foreest en hierop verzoeken wij u wel te letten nu heeft geen der verdedigers van den heer van Foreest zelfs een poging gewaagd om met de woorden door hem in 1857 en 1868 gesproken aan te toonen, dat wij hem ver keerd hadden begrepen, dat wij zijn meening niet hadden verstaan, dat wij hem een andere zienswijze toeschreven, dan hij inderdaad was toegedaan. Wij verklaren ons niet bjj magte om iemands gevoelen anders te leeren kennen dan uit zijne eigene ondubbelzinnige woorden. Als iemand ons nu tegenwerpt: gij stelt zijn gevoelen verkeerd voor, dan zou hij toch verpligt zijn aan te toonen, dat die woorden iets anders beteekenen dan wij en ieder die Hollandsch verstaat er in lezen. Dit heeft men niet gedaan, dit heeft men zelfs niet beproefd. Wij blijven dan ook beweren, dat hetgeen de heer van Foreest vóór het sluiten van de stembus over de onderwijs kwestie heeft gezegd, zoo duidelijk is, dat aan geen misverstand valt te denken. Vóór het sluiten van de stembus heeft de heer van Foreest geweigerd, gelijk ieder eerlijk man in zijne plaats zou gedaan hebben, iets van het gesprokene terug te nemen of te verzachten. Nu echter geeft hij een nadere verklaring. Komt die overeen met zijne vroegere verklaringen? Het is voor ons onnoodig dit te onderzoeken. Wij hebben ons beroepen op zijn woorden vóór het sluiten van de stembus, het eenige dat wij konden en behoorden te doen. Eene opmerking willen wij echter niet achterwege laten:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 3