1869. N°. 92. Zondag 1 Augustus. 27 Jaargang. WOORDEN en KLANKEN, ie HELDERSCHE EN iVIEUWEDIEPER COURANT, „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Uureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Adverteutiën: Van 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. WoeiiMlat; den 4 Augustus vertrekt de Oost- lndisclie mnil over Itfnrseille. La parole est faite pour cacher les pensees Is dit misantropische «het woord is gegeven om de ge dachten te verbergen" waar? Misschien is het even ver van de waarheid als van onwaarheid verwijderd, en indien de spraak den mensch al niet gegeven is om zijne gedachten te verbergen, dan is 't toch niet te ontkennen, dat wij er dit misbruik tallooze malen van maken, dat wij uit, woor den en klanken een dichten sluijer weven, om ons willen en wensclien te bedekken. Waarom? «Mit Worten lilsst 's sicli trefflicli streiten" zegt Goethe, en die uitdrukking legt hij Mephisto in den mond. Voorzeker Mephisto, die de vleesch gewordene kwade trouw is, vindt er baat en voordeel hij om argumenten te vervangen door groote woorden, en begrippen door holle klanken, want een argu ment is te wederleggen, een begrip te wijzigen; maar een woord, eene phrase is onoverwinnelijk, men kan haar niet vatten, lieden beteekent zij dit, en morgen dathij die met woorden strijdt heeft altijd gelijk, en 't gevecht duurt eeuwig. Michel en Gros-Jean en de groote hoop laten zich vangen door die bonte beelden, die woorden, die schetteren als fanfare-muziek, en ze gelooven, dat er achter dat moois ook wel wat zitten zal. Hoeveel woorden heeft niet de geschiedenis vereeuwigd, waarin nooit iemand een redelijken zin heeft kunnen ontdekkenHoe hebben de zinlooze uitroepen van den eersten Napoleon, waaronder zijn zoo bekend: //Soldats, du haut de ces pyramides quarante siècles vous regardent!" zijne krijgslieden geëlec- triseerdHoe heeft «1'empire c'est la paixdie onwaar heid, en //la France est assez riche pour payer sa gloire//, die onzin, waarop weduwentranen en moedersmart een ant woord geeft, bevestigd door een bodemlooze schatkist de ronde gedaan om de wereld! Wanneer er gesproken wordt van groote woorden, van indrukmakende phrasen, dan zijn wij gewend met onchris telijke splinterzoekerij, de oogen te wenden naar Frankrijk of naar 't Amerikaansche paradijs van den humbug, maar wij vergeten den zwaren balk die wij medetorschen in ons oog. Een balk, die ons bijna geheel heeft verblind. Wij hebben zoo met woorden gesold, ietier op onze beurt zoo dikwerf schuilhoekje en verstoppertje gespeeld achter klan ken, dat langzamerhand ons gelieele politieke leven eene maskerade, eene verwarring is geworden, waarin Mephisto zich verheugt, maar waarvan de slaperige Michel en de altijd bewonderende Gros-Jean de slagtoffere zullen worden. De tijd is al lang voorbij, dat liberaal of conservatief iets heteekende. In den aanvang waren de conservativen de mannen van de geschiedenis. Zij" lazen en teregt in de historie, dat Nederland zich had ontwikkeld tot een ultra-aristocratisch republiekje, met souvereine steden en stadjes, met souvereine, hoewel zelden adelijke familiën daarin, om den goeden burger landsvaderlijk te regeren. En de staats-omwenteling, die in 't laatst der vorige eeuw Europa doortrilde, beschouwden zij als een onnatuurlijken, of beter te^ennatuurlijken schok, die het menschdom niet heeft ontwikkeld, maar veeleer kwaad gedaan, daarin storing heeft gebragt. Hun streven was de sporen van die geweldige omkeering te doen verdwijnen. Zij waren daarom niet tegen elke vooruitgang, niet tegen verbetering; de eerlijken onder hen, en zij telden er evenveel als de tegenpartij begeerden vooruitgang met al hun hart, mits op dat wat zij noemden «den historischen grondslag", dat is op den grondslag eener aristocratische familieregering gesteund door de onafhankelijkheid der gemeenten, en herstel zooveel mogelijk van alle eerbiedwaardige overblijfselen onzer oude republiek. De liberalen waren de mannen, die in de omwenteling, van Frankrijk uitgegaan, overal in Europa, ja zelfs ver daarbuiten gevoeld, iets anders zagen dan een plotselingen donderslag. Die de revolutie liefhadden, zooals de man den leermeester liefheeft, die hem als kind hard en streng heeft gekastijd, maar hem tevens geleerd, alles wat hij weet, voor hen was de revolutie eene smartelijke bloedige les geweest. Zij lazen in 't boek der historie, dat het regeringstelsel, van de midden-eeuwen af in Europa ge volgd, de revolutie moest tengevolge hebben, en uit het vreeselijke van het gevolg besloten zij tot het slechte van de oorzaak. Zij braken met het verledene, zij wilden anders geregeerd worden, omdat zij de revolutie, die hen veel had geleerd, bleven vreezen. Want «wat niet te doen" leerde hun voornamelijk 1793. Zij zagen geen heil in het op lappen, verbeteren, verruimen van de oude regerings- niachiue; zij wilden iets anders, iets nieuws, iets beters, vrijheid van persoon, van verkeer, van woord en taal en gedachten; zij eischten voor allen, wat het oude regime aan enkelen schonk, "zelfregering!" Beiden hadden ze een groot, een krachtig beginsel, en daarvoor wilden zij strijden, en daarmede trachten te over winnen. Maar van een dergelijken strijd begreep Michel niets, en hij ging ver hoven het begrip van Gros-Jean. Ook Mephisto was deze stelling een doorn in 't oog; leeft Mephisto zonder tweedragt, zonder twist en zonder bedrog? Toen is Mephisto begonnen de woorden te veranderen, te spelen met klanken, personen aan te vallen, zaken weg te moffelenGros-Jean en Michel hebben gejuicht, dit be grepen ze, dit viel in hun bereik, bravo, bravo! Mephisto begon met de conservativen dompers te noe men, en te verklaren, dat ze achteruit wilden, naar de middeneeuwen en nog verder! Gros-Jean begreep niet, dat 't een lengen was, en dat de conservativen alleen op andere wijze vooruit wilden; en Michel werd conservatief, omdat het brood zoo goedkoop was in de Middeneeuwen en hij graag eene ruïne ziet bij maanlicht. Mephisto wreef in zijne handen, en noemde de liberalen radicalen. En noch Gros-Jean, noch Michel begrepen, dat men radicaal goed of radicaal slecht kan zijn, maar dat radicaal alleen onzin is. Mephisto zeide niet, maar wist te doen gelooven voorzigtig zijn de slangen! dat radicaal Robespierre Marat schavot onthoofden, verbeurtverklaren, etc. is: en Michel trok zijn slaapmuts over de ooren, en Gros-Jean kroop achter de toonbank van angst. Mephisto genoot, en doopte de conservatieven constitu- tionelen, en dat waren ze grootendcels, maar Gros- Jean en Michel leidden er uit af, dat nu de liberalen niet constitutioneel, niet getrouw aan de grondwet, en dus meineedig zouden zijnen dat was Mephisto's vrome doel. Toen eenige mannen bezwaar maakten tegen de school wet, riep Mephisto, anti-revolutionairen, opdat domheid en onverstand de overigen voor revolutionairen republikei nen oproerstokers en plunderaars zou houden. Wat heeft Mephisto gelagchen, toen ook dit goed ging! Eindelijk heeft Mephisto de gelieele zak vol onverstand en misverstand omgekeerd over Nederland, en een zee van phrases, gevaarlijke wapenen, gegeven aan Michel en Gros-Jean, en sedert dien tijd zegt Michel «de Javaan is te lui om te werken" vlijtige Michelen zegt Gros- Jean «de radicalen tasten 's Konings praerogativen aan alsof hij 't begreepSedert dien tijd gebruikt Michel ultramontaan en katholiek als woorden van gelijke betee- kenis, terwijl Gros-Jean katholiek en vrijdenker op eene lijn stelt. Sedert dien tijd spartelt ons politieke leven in een zee van woorden, sedert dien tijd zuchten wij onder een last van phrases. Gij, goede mannen in Nederland! helpt ons de zaken noemen bij hunnen waren naam, ont maskert MephistoZendt Michel en Gros-Jean naar de lagere school! BINNENLAND. HELDER en NIEUWEDIEP, 31 Julij. De Utrechtsche Professor Vreede, de naam van dien man klinkt, in het geheel niet oorlogzuchtig stelde dezer dagen in zijn tijdschrift «de Conservateur" de ge moederen gerust met de verzekering, dat in den tegen- woordigen toestand van ons werelddeel geene kiemen van oorlog verborgen zijn. Onderscheidene gebeurtenissen van den jongsten tijd zijn, naar zijn inzien, voldoende waar borgen voor het behoud des vredes. Naar aanleiding van het opstel des heeren L. Jottrand, getiteld «Perspective de paix durable," wordt gewezen op den uitslag der jongste verkiezingen in Frankrijk en op de hervormingen van het kiesregt in Duitschland en Engeland als zoovele gebeurte nissen, die den vrede ineer zeker en duurzaam maken. Van de steeds voortschrijdende deelneming van het volk aan de staatsaangelegenheden, die tot dusver aan de uit sluitende leiding van Vorsten of oligarchische partijen waren overgelaten, verwacht de schrijver de wegruiming van de verdere hinderpalen eener vreedzame zamenleving der natiën. In verband met het daar aangevoerde, is zeker de ver melding van gewigt, die een berigt uit Parijs ons overbrengt, dat door het verleenen van onbepaald verlof aan onder scheidene klassen van miliciens niet minder dan 50,1)00 soldaten naar hunne haardsteden zullen wederkeeren. Een ander berigt uit diezelfde hoofdstad stelt het cijfer der verlofkrijgende manschappen, wel iets lager, maar in ieder geval is het een zeer geruststellende tijding. De Parlements-hervorming in Frankrijk maakt liet onder werp uit van geruchten en gissingen. De dagbladen daar te lande hebben ruime stof voor artikelen om over het bij gerucht bekende reeds in beschouwingen te treden. De Carlisten rigten telkens op nieuw in Spanje beroe ringen aan, die zorg verwekken en de rust aanhoudend verstoren. De Spanjaarden, die in Parijs vertoeven en de Carlistische partij zijn toegedaan, gelooven echter, dat de toeleg der Carlisten in Spanje ten eenenmale mislukt is. Ook meldt men uit Madrid, dat de Carlistische henden zijn uiteengejaagd en dat de plannen tot het verder opvatten j der wapenen thans ten eenenmale zijn opgegeven. Toch verneemt men weder uit het noorden van Spanje, dat aldaar geweerschoten zijn gejost en dat dus in die streken weer gevechten geleverd worden. De Onderkoning van Egypte, na een bezoek aan Europa gebragt te hebben, is eergisteren te Alexandrië teruggekeerd. Hij werd met geestdrift door de bevolking ontvangen. Moge zijn verblijf in ons werelddeel gunstige gevolgen hebben voor de beschaving van Egypte en voor het verkeer der volken, met de opening van den nieuwen waterweg! De herstemming, ter verkiezing van een lid van den gemeenteraad, zal plaats hebben op Dingsdag 3 Augustus 1869, van 's morgens 9 tot 's namiddags 5 ure. Er moet eene keuze worden gedaan tusschen de Heeren W. J. IIIDDE BOK en P. GROEN. Met zekerheid verneemt men, dat bij den wedstrijd van het Artillerie-Vrijkorps alhier, te houden op Zondag den lsten Augustus, behalve den prachtigen prijs van Z. M., onzen geëerbiedigden Koning, nog fraaije prijzen zijn uitgeloofd door Z. Exc. den vice-Admiraal Uhlenbcck, directeurenkoinm. derMarine alhier,door het gemeentebestuur, door den President en den vice-President (de laatste Majoor- Kommandant van het Korps, welke prijs bestemd is voor den besten schutter op 200 passen), doorde heeren Kraijenhoft, Jeekel, den Penningmeester van het Korps, enz., terwijl ook bovendien nog prijzen beschikbaar zijn gesteld, voor den besten schutter op 150 passen, voor den besten schutter op 200 passen en ook een prijs voor heeren Officieren van alle wapens, binnen deze gemeente. De prijzen zullen des avonds in het lokaal «Tivoli" ter bezigtiging worden gesteld. Wij vernemen, dat gisteren bij het schijfschieten aan boord van Zr. Ms. ramschip «de Buffel" een granaatkartets in de monding van een 23duims kanon is gesprongen; hierdoor moet het stuk nog al beschadigd zijn. De 14de comp. van het 1ste reg. vesting-artillerie, onder konnnando van den kapt. Schneiders van Greyffenswert, alhier in garnizoen, vertrok heden morgen naar het kamp te Zeist. De kolonel-kommandant van het 1ste reg. vesting artillerie F. A. T. Delprat, kwam gisteren voormiddag alhier aan, tot het houden eener inspectie over de alhier garnizoen houdende compagniën van genoemd regiment. Uit de Engelsche stoomboot «Severn," kapt. Wickerens, op de Noorderhaaks gestrand, is heden morgen door eenige vaartuigen een groot deel der lading tarwe en lijnzaad alhier aangebragt. De equipage, die aanvankelijk het vaar tuig verlaten had, is heden morgen weder naar boord gegaan. De adsistentie der sleepbooten wordt gevraagd, om het vaartuig af te slepen; ze zijn bereids daar heen vertrokken. Uit een brief van den luitenant ter zee Zegers Veeckens, den 24 Junij te Cape Coast ten huize van den gouverneur geschre ven, blijkt omtrent het gebeurde met een gedeelte der bemanning van de „Amstel" (behalve hetgeen reeds door de «Staatscourant" is medegedeeld), dat het doel, waarmede de sloep van boord werd gezonden, dit was, dat men wilde trachten eene rivier te vinden, die op de kaart was aangewezen, maar van boord door de kijkers niet gevonden werd. Na verhaald te hebben, hoe de sloep ten gevolge der hooggaande zee was omgeslagen, hoe hij zelf en vier matrozen zwemmende het strand hadden bereikt, en hoe de geredden besloten hadden, te trachten langs het strand het Holland- sche fort Cham te bereiken, toen het opdagen van een troep negers hun belette dat voornemen ten uitvoer te brengen, vervolgt de schrijver aldus: „Ik zag den vijand op geene twintig pas van ons. Ik wenkte met de hand, dat wij niet zouden schieten en dat zij moesten ophouden met vuren [in den aanvang hadden de negers geschoten en daardoor een der matrozen in den arm gekwetst] waaarop ik den matrozen toeriep geene vijandelijkheden te plegen en regt op den vijand toeliep. Twee- of drie mannen pakten mij, even als anderen de matrozen deden, aan, rukten mijn pistool uit de hand en al mijne kleederen van het lijf, zoodat ik in een ondeelbaar oogenblik geheel naakt voor hen stond. Daarop liepen zij met ons de struiken in, bragten ons voor eene rivier en voerden ons in kano's naar den anderen oever, waarna zij ons in hun krom voerden, onder groot krijgsrumoer, en ons dreigden den hals af te snijden. Wij dachten ook niet anders dan dat ons laatste oogenblik gekomen was. In hun krom gekomen, werden wij (voornamelijk door vrouwen) met klappen in het gezigt begroet en daarop in het huis van het Hoofd van het krom gevoerd. Zij zetten ons naast elkander op den grond, doch in plaats van vijf waren wij nu slechts vier. Later vernam ik, dat de ontbrekende had willen vlugten en, toen hem dat onmogelijk was, tegeustribbe- lingen had gemaakt toen zij hein wilden medevoeren, waarop zij

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 1