1869. N°. 98.
Zondag 15 Augustus.
27 Jaargang.
ARBEIDERS en WERKGEVERS,
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
MIJNHEER VOLT.
HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT,
„W ij huldigen het goed e."
yerscliijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Adverteutiën: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
i Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
i.
Het is een verschijnsel, nieuw in Nederland, oud in
Engeland en België betrekkelijk oud ten minste dat
de arbeiders in een bepaald vak, of in meerdere vakken,
die tot elkander in verband staan, op een gegeven oogen-
blik den arbeid staken, om daardoor de patroons te dwingen
tot het geven Van hooger loon. Zoo weigerden voor eenigen
tijd in Harlingen de houtvlotters; in Amsterdam de boek
drukkers-gezellen te werken, indien niet bun loon werd
verhoogd en hunne werkuren verminderd.
Wij wenschen uiteen te zetten boe dwaas en doelloos
zulk een eisch is. Wij hopen, dat het ons gelukken moge
bij eenigen van de arbeiders, die deze courant lezen, hel
derder begrippen omtrent dit punt te doen ontstaan; en
deze wensch noopt ons om slechts kort en duidelijk te
zijn, en niets meer; de stijl en den vorm op te offeren
aan de klaarheid.
In de eerste plaats stellen wij voorop dat de werklieden,
van welken stand en welk vak ook, volkomen liet regt be-
hooren te hebben om zich te vereenigen, hetzij met bet doel
om bet loon te verboogen, hetzij om door werkstaking
hunne patroons tot toegevendheid, in welk opzigt dan ook,
te nopen. Dat enkele bijna nooit toegepaste artikels
in ons strafwetboek dergelijke vereenigingen verbieden, is
zeer te betreuren. De arbeider moet de vrijheid hebben
om voor zijne koopwaar dat is zijn arbeid -- den hoogsten
prijs te bedingen die iemand hem er voor geven wil, on
verschillig of hij dien hoogsten prijs verkrijgt doorvereeniging
met zijne makkers, alzoo door dwang, dan wel vrijwillig.
Maar dwang versta men in den juisten zin. Geen geweld
tegen arbeiders die voor lager prijs willen werken; geen
geweld tegen den patroon; dwang in deze beteekenis, dat
de arbeiders, vrijwillig vereenigd, den patroon deze keuze
laten: ,/of wij werken niet, of wij werken voor dit door
ons vastgestelde loon." Alzoo vrijheid voor arbeiders en
arbeid-geversvrijheid voor de eersten om den arbeid te
staken, vrijheid voor den laatsten eveneens om alle maatregelen
te nemen, die een gemeenschappelijk belang wenscbelijk
maken mag.
Dit stellen wij voorop, om goed begrepen te worden.
Het regt om den arbeid te staken, komt den werkman
toe. De vraag is, doet hij verstandig om er gebruik van
te maken.
Indien een werkman ontevreden is met zijn loon en hij
trachten wil dit te verbeteren, dan zijn daartoe slechts
tweeërlei wegen. Of wel hij kan voor betzelfde werk een
lioogere geldsom eiscben, of wel hij kan trachten met het
zelfde geld meer te doen. Het eerste ligt voor de hand,
Door Ch. D1CKENS.
Vervolgd
De beleefdheid vorderde van mij, dat ik ernstig bleef, maar een
zeer natuurlijke twjfel deed mij mijnheer Volt vragen, uit welke
ingrediënten de stof bestond, die, wanneer hij er van bad gegeten,
hem de geestelijke natuur en de magt der engelen verschafte om
zich te verplaatsen. Hij overhandigde mij een klein doosje van
schildpad, dat een soort van week groenachtig deeg bevatte, en
zeide
„Dit is de ware Hatchis, de zuivere Hatcliis! Het bestaat uit
verscheidene ingrediënten, maar de Indische hennep en een opium-
praeparaat in vloeibaren toestand zijn de twee werkzaamste be-
standdeelen."
„En hoe maakt gij den violetkleurigen damp?"
„Dat zeg ik u niet, dat is mijn geheim.
„Maar," voegde hij er fluisterend bij, „ik denk over de verplaat
sing der geesten een belangrijker proef te doen, dan ik ooit gedaan
heb. Ik heb Mark Stedburn voorgesteld, om gelijktijdig de operatie
te doen en onze geesten in elkander over te storten, en niet op te
houden, voor dat wij letterlijk van gedachten gewisseld hebben;
daardoor versta ik onze uitwendige gedachten, dat wil zeggen onze
ligchamen."
„En heeft Mark Stedburn in deze proefneming toegestemd?"
„Ja, en wij zullen het weldra doen. Ik verberg mij niet, dat er
vele gevaren aan verbonden zijn, daar de dosis Hatchis zeer sterk
vergroot zal moeten worden. Daar ik geen bloedverwanten heb, die
van mij kunnen erven, heb ik besloten voor dat wij deze proef
neming doen eene acte op te maken, waarhij ik al mijne goederen
vermaak aan Mark Stedburn.
„Om te voorkomen, dat die dwazen, voor wie het licht der
wetenschap niet schijnt, en die niet zullen nalaten mijn dood aan
zelfmoord toe te schrijven, geene moeijelijkheden met mijne successie
maken, heb ik besloten om liever, in plaats van een testament, een
geheele en onvoorwaardelijke schenking onder levenden te doen.
Indien gij nu de rol van fidei-commissarius en executeur van deze
acte op u wilt hemen, zoudt gij mij oneindig verpligten."
Op hetzelfde oogenblik weerklonk de klok van den toren, en de
verschijning van Mark zelf redde mij uit eene groote verlegenheid.
j is schijnbaar afdoende, en hierop hebben de werklieden tot
nogtoe bijna uitsluitend de oogen gevestigd; het tweede...
achhet wekt niets dan een medelijdenden glimlach op
j meer doen van 7 in de week, dat is immers onmogelijk
En toch, het tweede middel is het beste niet alleen,
maar het eenigeverhooging van loon is geen verbetering
van lot.
«Wat? is 't geen verbetering, als ik 8 verdien, waar
ik vroeger zeven kreeg? Kan ik niet meer verkrijgen, meer
koopen, mij heter voeden? houd ik niet een gulden
over
//Neendat doet gij niet! Het helpt u voor een oogen
blik, voor één, twee jaar misschien; op den duur is het
precies hetzelfde!
Dit klinkt vreemd, maar bij eenig nadenken natuurlijk.
Uw weekloon besteedt gij geheel tot den aankoop van
voedsel, kleederen, enz. Uw weekloon is dus groot of klein,
naarmate gij er meer of minder voor kunt koopen. Iemand
die drie gulden verdient in Drenthe is even goed betaald,
als iemand die 5 ontvangt in Amsterdam; om dat hij er
even veel voor kan koopen.
Waaruit bestaat nu de prijs van die kleederen en dat
voedsel? Hoofdzakelijk uit dagloonen, die andere werklieden
daaraan hebben verdiend.
Gesteld gij koopt een paar schoenen voor 5. Waarom
kosten die schoenen zooveel? Omdat de schoenmaker een
zeker loon krijgt voor zijn werk, en evenzeer de man die
de spijkertjes voor de zool heeft gemaakt; omdat de leer-
looijer loon krijgt voor zijn arbeid, en de man die de vellen
heeft schoongemaakt; de slagter die de koe heeft gedood
en de huid afgestroopt; de boer die de koe heeft opgevoed;
de boerenknecht die het land heeft bewerkt, waarop de
koe heeft geweid, enz. enz. Telt gij nu al die verdiende
loonen bij elkaar, dan hebt gij den laagsten prijs, waarvoor
met mogelijkheid schoenen kunnen worden gemaakt.
Evenals met schoenen is dit met alle andere voorwerpen,
die de werkman noodig heeft in zijn huishouding, het
geval. De allerlaagste prijs, waarvoor de allerhevigste
concurrentie den koopman dwingen kan zijne waren te
verkoopen, blijft altijd iets boven de som der aan dat
voorwerp verdiende loonen.
Wat doet nu de werkman, die om zijn lot te verbeteren
voor hetzelfde werk hooger loon vraagt? Hij verkrijgt de
beschikking over meer geld. Kan hij daar nu meer voor
koopen? In den beginne: ja! De timmerman die een
gulden opslag krijgt, kan natuurlijk meer koopen, dan
voor dat hij dien opslag had. Maar op den duur: neen!
Want als de timmerman verhooging krijgt, dan zal de
metselaar het ook vragen, en ieder handwerksman zal zijn
voorbeeld volgen. En nu weet de timmerman zeer wel,
dat, als zijn patroon vroeger een kast kon leveren voor
„Welnu", zeide Mark zonder eenige andere inleiding, „heeft
Dr. Volt u over zijne groote ontdekking gesproken."
„Ja!"
„En wat denkt gij er van?"
„Wat zal ik er van denken?" hernam ik, terwijl ik Mark een
naauw merkbaren wenk gaf, dat ik in tegenwoordigheid van Volt
mij liever niet wilde nitlaten.
„Gij ziet", zeide Mark daarop tot den doctor, „dat de geest
van onzen vriend eene beproefde, maar voor hem geheel nieuwe
waarheid nog niet begrijpt. Zou hij wijzer zijn wanneer hij zelf de
proef van onze bewijzen genomen had?"
„Zonder eenigen twijfel."
Was Mark dan ook een ijveraar en ligtgeloovig aanhanger van
den alchimist? Waren zij beiden gek? ik zag nu den een, dan
den ander aan, Volt had een vol rond gezigt, Mark was bleek en
mager; en het scheen mij toe, dat dr. Volt, door hem in hersen
schimmige studiën te wikkelen, het leven en de gezondheid van
mijn vriend evenals een bloedzuiger had uitgepompt en ingezwolgen.
„Hier is de Hatchis", zeide Mark, terwijl hij mij voor de tweede
maal de schildpadden doos gaf. „Mag hij er eene dosis van nemen,
mijn waarde dr. Volt?"
„Ja, als hij wil; maar zonder het voorbereidende diëet en zonder
den violetkleurigen damp zal het uitwerksel slechts zwak zijn."
Ik weigerde mij tot deze proef te leenen.
„Beproef het eens", bleef Mark aanhouden. „Ik geef u mijn
woord, als geneesheer en vriend, dat ik het zelf beproefd heb, en
dat gij er niet de minste schadelijke gevolgen van zult ondervinden.
Ik beloof u, dat gij niet langer dan tien minuten onder den invloed
van de Hatchis zult blijven. Neem de dosis, die dr. Volt u zal
geven. Het is nu tien minuten voor negen uur, en ik zweer u,
dat gij klokslag negen uur met mij den toren zult verlaten."
Deze herhaalde verzekeringen deden mij eindelijk hesluiten een
balletje Hatchis (ter grootte van een hazelnoot) te gebruikendr. Volt
nam er een uit zijn schildpadden doos en zeide:
„Terwijl gij onder den invloed zijt van de Hatchis, die op deze
wjjze is klaar gemaakt, zult gij vele dingen ondervinden; kies zelf,
of zij werkelijk of denkbeeldig zijn zullen. Gij begrijpt, dat ik
door werkelijke ondervinding versta eene juiste, zamenhangende
reeks van gedachten, onafhankelijk van uw eigen wil (want ik ge
loof zeker, dat ik mijn geest zoodanig op den uwe kan doen in
brengen, dat ik er geheel meester van ben), en onder denkbeeldige
j 10, hij nu elf zal moeten vragen, omdat hij meer loon
uitbetaalt aan zijne knechts voor hetzelfde werk; en de
timmerman moest begrijpen, dat dit in elk vak zoo gaan
zou, en dat de toenemende duurte van alles, waarover hij
en vooral zijne vrouw klaagt, juist aan de verhooging van
loonen, aan de verbetering der daggelden, haren oorsprong
te danken heeft.
De man, die vroeger met moeite vijf gulden te zamen -
kreeg voor een paar schoenen, behoeft niet te denken, dat
hem deze aankoop gemakkelijker zal vallen nu zijn loon
verhoogd is. Want de boerenknecht en de boer, de leer-
looijer en de slagter, de schoenmaker en de spijkerfabrikant,
ze hebben langzamerhand zijn voorbeeld gevolgd, eveneens
verbetering van loon gevraagd en verkregen, en de schoenen
zijn in diezelfde evenredigheid duurder geworden.
Wat helpt het nu den werkman, dat hij hooger werkloon
krijgt? Niets; want hetgeen hij zich met dat geld moet
aanschaffen, is juist zooveel duurder geworden.
Het is, dunkt ons, nu wel duidelijk geworden, dat de
eerlijke welmeenende arbeider, die zijn lot wil verbeteren,
iets anders moet doen, dan verhooging van loon vragen.
Zulk eene verhooging kan een tijd lang helpen, niet voor
altijd. Hij moet dus trachten met hetzelfde loon in meerdere
behoeften te voorzien. Dit is moeijelijker dan het eerste
middel, maar daarentegen helpt het, wat het eerste niet
doet. Dit valt buiten het hereik van de groote praters
der socialistische, democratische arbeidersvereenigingen en
arbeiderscongressen, en het schijnt dat de leiders van de
zoogenaamde arbeidersbeweging dezen kant in het duister
hebben gelaten, juist omdat daarbij geene groote woorden
kunnen worden geplaatst, geen beroep op de hartstogten
van de menigte te pas komt; maar de prijs is weggelegd
voor een vasten wil, overleg en werkzaamheid. (Slot volgt.)
De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER
brengt ter openbare kennis, dat DE RAAD ZAL VERGADEREN
op Dingsdag den 17 Augustus a. s., des avonds ten zeven ure.
Helder, De Voorzitter voornoemd,
den 13 Augustus 1869. STAKMAN BOSSE.
punten teh behandeling:
1. Onderzoek geloofsbrief nieuw gekozen lid.
2. Rapport onderzoek Gemeente-rekening 1868.
3. Adres Concessie Bank van Leening.
4. Mededeeling ingekomen stukken.
BINNENLAND.
HELDER en NIEUWEDIEP, 14 Augustus.
Het meest versclie nieuws uit het buitenland staat thans
in betrekking tot de ministeriële crisis in Portugal. De
aftreding van het ministerie aldaar hebben we reeds in ons
vorig nommer medegedeeld, thans zijn we alweer in staat
ondervinding versta ik eene reeks van gedachten naar uw eigen
goedvinden door uw verstand geleid."
Ik antwoordde, dat, daar ik in gewone tijden gewend was mijne
gedachten zelf te bepalen, ik het nu wel eens aardig zou vinden
om mij over te geven aan gedachten, die de wil van dr. Volt zou
voortbrengen.
Ik ging op de sofa zitten, nadat ik eerst de pil, die voor mij
bestemd was, had ingenomen.
Ondertussehen hieid Volt zijne oogen onafgebroken op de mijne
gevestigd. Het scheen mij toe, dat zijne oogen mij aan het hoofd
verwondden, toch zou ik niet weten te zeggen waar; maar het was
een gevoelige pijn, en wanneer ik naar de beenen van Volt keek,
zag ik ze opzwellen, ze vergrooten, kringen beschrijven en eindelijk
door de zolder verdwijnen; vervolgens werd ik in eene vochtige
mist, evenals in een sluijer gewikkeld, en werd het hoe langer hoe
donkerder voor mijne oogenlangzamerhand gevoelde ik, dat ik
mij van dezen sluijer vrij maakte, of er door heen drong, om met
aandacht in de hemelsblaauwe diepte van een wolkenloozen nacht
de schitterende vaste sterren te beschouwen, waarheen ik trapsgewijze
steeg. Zij verschenen mij eindelijk in al haar glans te gelijk met
de planeten aan mijne zijde, en ik hoorde het geluid der ether
trillingen in de ruimte voortgebragt door den loop der groote
hemelligchamen, snel ronddraaijende in hun loop naar de vaste
sterren, die op een onmeetbaren afstand schitterden. Mijne blikken
omlaag slaande, zag ik de aarde zich onder mij uitstrekken als een
donker gordijn, en ik hoorde twee magtige geluiden omhoog stijgen,
als tooneu van een groot orgel; het eene, schel en valsch, kwam
uit de steden, waar de nijverheid hare smeltovens deed vlammen
en in de lucht dikke rookwolken deed opstijgen (als een kreet van
smart en koortsachtige onrust); het andere geleek het zachte ge-
druisch van het bosch, waarin de avondwind speelt. Deze beide
toonen, harmonisch versmolten en verbonden, sleepten mij mede en
verrukten mij.
Met een smartelijk gevoel eindigde de begoocheling en toen ik
weder tot mij zelf kwam, zat ik weder tussehen Volt en mijn vriend
Mark. De klok sloeg negen uur, mijne proefneming had niet lan
ger geduurd dan tien minuten, evenals Mark Stedburn mjj beloofd
had. Ik ging met hem naar huis; wij soupeerden te zamen, ik
sliep zeer vast en keerde den volgenden morgen naar Londen terug
waar ik het werkzame leven, dat aan mijne betrekking verbonden is
(zeker niet dat van een droomer), hervatte. 1 IVordt vervolgd.)