1869. N°. 100.
Vrijdag 20 Augustus.
27 Jaargang.
ARBEIDERS en WERKGEVERS.
A. A. B A K K E R
Cz.
MIJNHEER VOLT.
HELDERSUHE
EN i\IEIIWEDIEPER COURANT,
„W ij huldigen het goed e."
Verschijnt Bingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Uitgever
Bureau:
MOLENPLEIN, N°. 103.
Van 14 regels 60 cent,
I Pnjs der Advertentiën:
elke regel meer 15 cent.
j Grootc letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
ii.
Hoe kan een arbeider met zijn loon meer doen? Hoe
kan hij meer genot smaken, in meerdere behoefte voorzien
met dezelfde geldsom?
Vooraf moeten wij opmerken, dat het onderscheid, dat
gewoonlijk gemaakt wordt tusschen kapitalisten en arbeiders,
geheel onjuist is. Ieder werkzaam lid in do maatschappij
is op zijn beurt arbeider en op zijn beurt kapitalist. De
armste werkman, die in 't bezit is van de voor zijn vak
noodige werktuigen is in zoover kapitalist. Zijne wefktuigen
zijn zijn kapitaal. En in bet weekloon, dat hij verkrijgt is
behalve de belooning voor zijn handenarbeid ook de rente,
de prijs, van dat kapitaaltje begrepen.
Natuurlijk; stel twee timmerlieden, de eerste heeft werk
tuigen, de tweede niet. Op het einde der week ontvangen
zij hetzelfde loon. Toch heeft de eerste meer verdiend,
want de huur zijner werktuigen, die de tweede aan een
derden persoon zal moeten betalen, steekt de eerste in zijn
zak. De arbeider dus, die zijne werktuigen verkoopt of in
de bank van leening brengt, berooft zich niet alleen van
de voorwerpen, die hij noodig heeft voor zijn beroep, hij
doet meer. Hij vermindert zijn loon voor altijd met dat
geheele deel, dat de rente en in dit geval de zeer liooge
rente van zijn kapitaal vertegenwoordigt. Klaagt dus
de arbeider, dat hij voor zijn dagtaak naauw genoeg ont
vangt om te leven, terwijl hij die hem aan 't werk zet,
voor een dag van diens werk, zeer ruim wordt betaald,
dan is zijn klagt ongegrond. Want het voornaamste ver
schil zit hem hierin, dat de werkgever een groot kapitalist
is, en de arbeider een zeer klein, en dus het geheele loon
voor de diensten van het kapitaal in den zak van den
werkgever teregt komt.
En nu helpt het den arbeider al verbazend weinig of hij
redevoeringen houdt tegen het kapitaal, en lid wordt van
't een of ander internationaal arbeiders-congres, want zijn!
geweten zegt hem, dat er in die belooning van het kapitaal
Door Ch. DICKENS.
Verwig en slot.)
Ziellier het treurige verhaal:
„Gij weet, dat dr. Volt en ik het plan hadden opgevat om eene
voorloopige proef te nemen, of wij onze uitwendige gedachten,
dat is: onze ligchamen zouden kunnen verwisselen. Nadat wij
ons hadden onderworpen aan een lang en streng diëet, om zooveel
mogelijk het stoffelijke van ons af te schudden, vereenigden wij ons
weder in het laboratorium om deze proefneming te beginnen. Toen
wij aan het werk zonden gaan, zeide Volt, dat in geval deze proef
neming voor hem noodlottig mogt worden, hij mij zijn toren met
alles wat hij bevatte had vermaakt bij wettige schenking. Dat was
edelmoedig, maar niet zeer geruststellend. Wij brngten onze distilleer
ketels in werking, die ons bij groote stroomen den jodiumhoudenden,
violetkleurigen damp verschafte; vervolgens, nadat wij geheel door
drongen en verzadigd waTen van dezen damp, namen wij ieder een
zeer sterke dosis liatchis in.
„Ik weet niet of dr. Volt, door digter bij den toestel te gaan,
waaruit de wolken opstegen, eene grootere hoeveelheid daarvan had
ingeademd of dat hij een ander geheim had gebezigd, maar het is
een feit, dat hij zijn geest had gedistilleerd, en zich van zijn lig-
chaain had weten te bevrijden, vóór dat ik gereed was het mijne
te verlaten. Het gevolg hiervan was, dat, terwijl zijn ligchaam
verlaten was en op een bewoner wachtte, zijn geest in het labora
torium heen en weder zweefde: „Haast u", zeide zijn geest tot mij,
„want ik word verkouden, zoo kil wordt het mij 1
„„Ik haast mij zooveel ik kan!" antwoordde ik.
„Naauwelijks had ik mij van mijne uitwendige gedaante bevrijd,
of dr. Volt nam er bezit van en ik hoorde hem met mijn oude
stom zeggen
„„Alles gaat goed, Mark! ik ben ingekwartierdboe bevindt gij u?"
„Die 'lage schelm, die verfoeijelijke booswicht was, terwijl ik
mijn ligchaam verliet, naar zijn ledig gebleven ligchaam geloopen
en had het anderhalve kan laudanum in dc keel gegoten; hij had
het vermoord, zoodat mij gecne schuilplaats om mij in terug te
trekken overbleef. Gij kunt u mijn wanhoop voorstellen! Ik enkel
geest! en mijn ligchaam weg! door Volt gestolen! Ik deed mijn
uiterste best om mij te condenseren en in mijn ligchaam terug te
keeren, maar dit ligchaam was slechts geschikt om óón geest te
herbergen, en dr. Volt had er reeds bezit van genomen. Het was
al naauw genoeg voor hem. Er was geen plaats voor mij. „Wat
moet er van mij worden?" riep ik. Dr. Volt, die gedurende dien
tijd zich in mijn ligchaam had gevestigd, en er zich lekker en ge
makkelijker in begon te gevoelen, antwoordde: „dat zaakje zullen
wij gaauw geschikt hebben, dat zal niet lang duren
„Hij nam een grooten glazen plaat, gebruikte reagentiëu, bragt
mij in vloeibaren toestand en goot mij in dit lleschje. Gij begrijpt
waarom de schurk mij zijne bezittingen had vermaakt het was
om ze te kunnen blijven genieten, nadat hij mij mijn ligchaam zou
hebben ontstolen! Zeg mij thans, of gij gedurende uw geheele leven
als regtsgeleerde ooit hebt hooren spreken over eene zaak als
de mjjue?"
niets onbillijks ligt; hij laat zich immers ook voor 't gebruik
van zijne werktuigen betalen.
De arbeider worde kapitalist, en die voordeden zullen
hem toevloeijen.
In de tweede plaatsalle werk heeft niet evenveel
waaxxle, omdat niet alle werk evenveel nut heeft. Veel van
het werk, dat vroeger met de handen werd gedaan, ge
schiedt thans met machines. Maar alle werk, waarbij
denken te pas komt, moet tot op liet einde der wereld toe,
door mensehen worden verrigt. Een goede stoomkraan,
doet het werk van honderd sjouwerlieden, maar geen notaris
zal ooit zijne plaats door een werktuig zien ingenomen.
De man echter die de stoomkraan bedienten in werking
brengt verdient veel meer, dan ooit de sjouwerlieden verdienden.
Want hij moet meer weten.
Kennis is geld in onze maatschappij.
Laat de werkman dus veel leeren. Niet omdat het leeren
zoo aangenaam of zoo gemakkelijk is, maar omdat het hem
in staat stelt nuttiger d. i. beter betaald werk te
verrigten
Door vrijwillig op zich te nemen een soort van werk dat
hij thans tegen overdreven hoogen prijs door anderen laat
verrigten, kan de arbeider zijn lot belangrijk verbeteren.
Menig werkman zal verwonderd zijn, indien hem gezegd
wordt, dat minstens een zesde deel van zijn toch al karig
loon wegraakt, verdwijnt zonder dat iemand er iets aan
heeft. Toch is het zoo.
Vraagt eens, hoeveel de arbeider betaalt voor slechte
aardappelen, vervalschte Java koffij, in één woord: voor
onvoldoende levensmiddelen.
Dat koopen in kleine winkeltjes, en op een onevenredig
lang crediet is dc dood voor de welvaart van den arbeider.
De eigenaren van die winkeltjes worden niet rijk, verre
van daar, de meeste verdwijnen, als hunne eigenaars een
klein kapitaaltje, waarmede ze zijn begoimen, hebben ver
speeld; liet lange crediet, dat zij moeten geven, en het on
beduidende crediet, dat zij van den groothandel krijgen,
doodt ze; en hunne dure prijzen, hunne meestal vervalschte
waren kunnen ze niet hoven water honden.
„Neen! Nooit!" antwoordde ik.
„Goed! welk verhaal heb ik nu in regten op dr. Volt?"
„Waarlijk, het is een moeijelijk geval, en wij hebben geen pre
cedenten, die ons tot leiddraad kunnen strekken. Ik zie ook niet
goed in waarvan gij dr. Volt kimt beschuldigen 1"
„Wel van alle misdaden, die in onze wetboeken zijn omschreven
voor den drommelIemand in een flesch doen, hem onder een
verzegelde kurk opgesloten te houden, is dat niet een daad van
willekeurige gevangenneming en van onwettige verzegeling?"
„Bepaald!"
„Tot welke straf kunnen wij hem voor dat enkele feit doen
veroordeelen?"
„Op zijn meest tot eene geldboete en eenige dagen gevangenisstraf!"
„Maar kunnen wij hem niet van diefstal beschuldigen? Is het
niet een diefstal kunstarmen of kunstbeenen van bout te ontvreemden
„Zonder eenigen twijfel!"
„Dan is het ook bepaald een diefstal een andermans natuurlijke
armen en beenen van vleesch en bloed te kapen! Hij heeft mij
van al mijne leden beroofdWelke straf zal men hem in dit geval
opleggen
„Daar het de eerste maal is, dat hij geregtelijk vervolgd wordt,
zal men hem tot een jaar gevangenis veroordeelen; indien het
feit bewezen wordt maar slechts dan als het feit bewezen is!"
„Verder kunnen wij hem beschuldigen van opligterij en valsch-
heid in onderliandsch geschrift. Hij heeft zich het geld uit mijn
geldkist toegeëigend, en brieven, kwitantiën en andere papieren
met mijnen naam onderteekend. Dat is strafbaar met vijf tot tien
jaren gevangenis
„Eindelijk, het spijt mij het te moeten zeggen, hij leeft met mijne
vrouw; is dat niet een geval van bigamie, en werd bigamie eertijds
niet gestraft met den strop?"
„Wacht eens; er bestaat van zijn kant geen bigamie, en indien
uwe getuigenis in dit geval wettig is, zal uwe vrouw wegens bigamie
veroordeeld worden, als zijnde reeds getrouwd; terwijl dr. Volt
jonggezel was!"
„Dat is ongelukkig! Maar gij kunt hem toch vervolgen, als
niedepligtigc aan bigamie, en hem tot eene groote schadevergoeding
en de kosten doen veroordeelen; eindelijk moet gij hem van zelf
moord beschuldigen, hij heeft zijn eigen ligchaam gedood. Aan
welke straf stelt hem dat bloot?"
„Aan die van begraven te worden; maar dat is hij reeds, of
wel, indien hij niet begraven is, is het omdat hij niet dood is, en
in dat geval kan incn hem niet van zelfmoord beschuldigen
„Vervolg hem dan wegens moord onder den naam van Stedburn
en beschuldig hem dr. Volt vermoord te hebben. Wanneer bij
veroordeeld zal zijn, geef ik (ter wille van onze oude vriendschap)
mijne toestemming, dat gij gratie voor hem vraagt, en dat men
hem naar Australië zendt!"
„Dat is alles heel best, mijn waarde Mark!" zeide ik tot hem,
„indien gij, zooals wij aan de regtbauk zeggen, wettig bewijs van
deze feiten kunt leveren, maar ik vrees zeer, dat de regtbauk,
waarvoor de zaak dienen zal, u buiten de zaal en buiten liet proces
zal laten. De naar mijn inzien twijfelachtige vraag is, of er eene
jury te vinden zou zijn, die toestemde om uwe getuigenis in kwa-
Een pond koffij, dat door tien handen gegaan is sedert
dat het geplukt is, totdat liet in den koffijketel van den
werkman komt, is duurder, dan een pond van dezelfde
koifij, die maar door vijf handen is gegaan. Iedereen ver
dient er wat aan.
Koopt dus niet in kleine winkeltjes, weest uw eigen
winkelier, en vooral neemt geen crediet. Crediet is de
duurste weelde, die gij u kunt veroorloven.
Wordt kapitalist, verzamel kennis, wees uw eigen win
kelier Deze drie raadgevingen roept de maatschappij den
arbeider toe. Wij vreezen, of de maatschappij wel geneigd
is iets te doen voor den arbeider, die dezen raad in den
wind slaat.
Hoe zal ik kapitalist worden? vraagt de werkman zuch
tend, alles is duur en mijn huishouding is groot
//Door besparing!" Zoolang de wereld bestaat, heeft nog
nooit iemand een ander middel gevonden, dan sparen, sparen
en weer sparen
Wij weten wel, dat dit een zeer moeijelijk en kiesch punt
is, en liever bespraken wij het niet. Er is iets liards in
om tot den arbeider te zeggen drink geen borrel, rook
niet, entrouw niet zoo vroeg.
Maar harde waarheden, zijn en blijven toch waarheden.
Den gelieelen dag te werken, in de opene lucht veelal,
en geen borrel te mogen drinken, de 'pijp, die troosteres,
te moeten weg leggen't Is immers alles wat wij hebben,
laat ons dat behouden
In de eerste plaats, zijn uwe vrouwen, die niet rooken
en niets dan koffij drinken en water, er zoo veel slechter
aan toe? Ja, dan is dat juist niet zeer eervol, dat gij voor
uzelf genoegens neemt, die ontberingen worden voor uwe
vrouw, want wat gij verrookt en verdrinkt, al zijn 't maar
enkele stuivers, 't gaat van 't voedsel en de kleederen
van vrouw en kinderen af.
In de tweede plaats, laten wij elkander goed begrijpen,
gij zijt vrij man, niemand heeft liet regt u te berispen om
't matig gebruik van tabak en genever, de vraag is alleen
maar: „doet gij verstandig."
De arbeider moet nu eenmaal met een vast loon toe.
liteit van flesch aan te nemen, en die hare uitspraak op die ge
tuigenis zou willen gronden."
De flesch bromde een antwoord, dat ik niet kon verstaan, daar
ik buiten kennis geraakte.
Als een vochtige sluijer kwam er een nevel over mijne oogen
En toen deze nevel langzamerhand optrok, lag ik te slapen op de
sofa in het laboratorium van dr. Volt; Mark Stedburn maakte
mijn das los en wierp mij eenige droppels frisch water in het gezigt
Eindelijk werd de nevel geheel helder en verdween, en ik kreeg
een gevoel, alsof ik ontwaakte; Mark voelde mij den pols.
„Welnu", zeide hij op een vriendschappelijken toon tot mij,
„welnu, oude vriend, hoe gaat het, zijt gij hersteld van de proef?"
„Laat mij, hoe eerder hoe beter, naar Londen terug gaan, Mark 1
Sedert de begrafenis van dr. Volt, heb ik zulke akelige en wonder
lijke gedachten, dat ik er mijn verstand bij zou verliezen!"
„Wat! de begrafenis van dr. Volt? Maar daar staat hij vlak
voor u! Hoe lang denkt gij dat dc hatchis u heeft doen slapen?
„Zooals gij weet ben ik, nadat gij er mij van hebt ingegeven,
ontwaakt en naar Londen teruggekeerd, dat is nu twee maanden
geleden; of hebt gij er mij sedert mijne terugkomst weêr van
ingegeven?"
„Gij hebt slechts eens een enkele dosis ingenomen en dat is
tien minuten geleden; zie mijn horologie, het wijst juist tien
minuten over negen uur en geen seconde meer. Heeft dit chemische
praeparaat geen zonderlinge uitwerkselen?"
„Ik hoop", zeide dr. Volt op zijne beurt, „dat gij thans geheel
overtuigd zijt van de werkelijkheid der indrukken, die door de
hatchis worden voortgebrngt. Zijn zij niet ontstaan onafhankelijk
van uwen wil, en hebt gij die volmaakte logica niet opgemerkt
met al hare aaneenschakelingen en gevolgtrekkingen, geheel dezelfde
als hij in die feiten, waarop gij uitsluitend de uitdrukking „werke
lijkheid" toepast,' waarneemt?"
„Dat is ontegenzeggelijk", hernam ik; „maar deze indrukken
verschillen van de werkelijkheid op óón punt, dat evenwel niet
onbelangrijk is dat is, dat een hersenschim mij deed zien, dat gij
u zelf van het leven hadt beroofd en dat ik ontwaak om u levend
terug te vinden; en wel zeer met liet leven ingenomen!"
Dr. Volt had zeer gaarne eene rede over dit onderwerp willen
beginnen en mij zijne bewijzen ten gunste van zijn leerstuk willen
ontwikkelenmaar mijn vriend Mark maakte er een einde aan door
te zeggen, dat ons de tijd ontbrak om over eene zoo belangrijke
stelling te redetwisten, en mij medenam om bij hem te gaan souperen.
Al wandelende vertelde Mark mij, dat hij mij had voorgesteld
aan een der geleerdste en bekwaamste scheikundigen van de wereld.
„Het zij zoo", zeide ik, „maar gij zult toestemmen, dat hij
doorslaat!"
„Hij is slechts gek op óón punt", hernam Mark, „en uit eerbied
voor zijne kennis, zijn vlijt cn al zijne hoedanigheden, vermijd ik
hem tegen te spreken! Wees evenwel verzekerd, dat ik, hoewel
het dikwijls gebeurt, dat wij iii de algemeene beteekenis der uit
drukking van gedachten verwisselen, nooit de minste moeite zal
doen oin te beproeven inet dr. Volt van uitwendige gedachten, in
den zin dien hij aan deze woorden hecht, dat is van ligchamen
te ruilen. (AU the year round.)