1869. N°. 106. Vrijdag 3 September. 27 Jaa BEKENDMAKING. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BINNENLAND. DICHTER EN COMPONIST. HELDERSCHE dioin' EN iVIEUWERIEPER COURANT, Whuldigen het goede Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. AbonRement9prijs per kwartaalf 1.30. n franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. De BURGEMEESTER der gemeente HELDER maakt aan de belanghebbenden bekend, dat de VOLJAARS-PATENTBLADEN, over de dienst 1869/70, aan de secretarie der gemeente te bekomen zijn van MAANDAG den 6 SEPTEMBER tot DINGSÜAG den 14 SEPTEMBER 1869, van des morgens 9 tot 1 ure en des namiddags van 4 tot 6 ure; den invallenden Zondag uitgezonderd. Helder, De Burgemeester voornoemd, den 2 September 1869. STAKMAN BOSSE. HELDER en NIEUWEDIEP, 2 September. In der tijd heeft Turkije met nadruk en met kracht zijne souvereiniteit over het schoone en belangrijke eiland Candia zoeken te handhaven. De uitmuntende ligging van dat eiland heeft thans de aandacht gewekt van de Turksche regering, die het plan heeft opgevat aldaar een hoofdstation te vestigen van hare marine. Ook in verband met den nieuwen waterweg naar Oost-Indië, is dit plan der Porte niet onbelangrijk te achten. Heeft men het vroeger wel eens als eene zeldzame belangeloosheid aangemerkt, dat generaal Garibaldi zonder voordeelen te willen genieten van de behaalde zegepralen, krachtig in de bres stond voor Italiës onafhankelijkheid; In het vrolijke Weenen zaten in den aanvang van bet jaar 1820 in een donkere kamer op de derde verdieping van een huis in de Wipplingerstraat, dat het nummer 420 droeg, twee mannen bijeen, die zoowel uiterlijk als innerlijk veel van elkander schenen te ver schillen, ofschoon zij reeds sedert lang te zamen woonden. De oudste, een middelmatige, eenigzins ineengedrongen gestalte, had iets strengs in zijn blik, terwijl de mond zich nu en dan tot een sarkastischen glimlach vertrok. Zijne kieeding was uiterst eenvoudig. Met de pijp in den mond, de guitar in den-arm, zag hij strak voor zich neder, terwijl zijne hand onwillekeurig nu en dan eenige accoorden op het instrument aansloeg. Het was Johann Mayrhofer, de dichter, terwijl zijn tien jaren jongere medgezel met zijn dik, rond gezigt, omgekrulde lippen, zware wenkbrauwen en gekroesd haar, die het geheele hoofd eenigzins op een moor deden gelijken, niemand anders was dan Frans Schubert, de beroemde componist. Zij woonden sedert korten tijd te zamen, ofschoon zij reeds sedert jaren met elkaar bekend waren. Schenen de gedichten van Mayrhofer zich in den regel weinig voor compositie te leenen, de alles overweldigende scheppingskracht van den jeugdigen toonzetter, die gedurende zijn korten levensloop meer dan 600 liederen componeerde, beheerschte ook dezen vorm. Even als het huis in de Wipplingerstraat een offer geworden is van den knagenden tand des tijds, zoo zouden ook de liederen en gedichten van den in 1787 geboren Mayrhofer reeds lang begraven en vergeten zijn, wanneer niet de zoete, vloeijende melodiën van zijn jongen vriend, die ze aan de woorden des dichters wist te ontleenen, ze steeds in het geheugen bewaard hadden en den dichter zelf aan de vergetelheid onttrokken. Door de melodiën van Schubert's liederen is zijn (Mayrhofer's) naam voor de na komelingschap bewaard gebleven. Op den dag, waarvan wij spreken, staat de jonge kunstenaar aan het venster en slaat de oogen naar beneden in de donkere straat. Het verledene kwam hem weder voor den geest. Hij bevond zich met zijne gedachten weder te Zélesz, het aan de rivier de Waag gelegene landgoed van graaf Johann Esterhazy. Er werd muziek gemaakt en ge zongen en zij, zijne eenige leerlinge, aan wie hij niet in het bijzonder een zijner werken heeft opgedragen (want de opdragt welke op103 der F. mol klavierfantaisie voorkomt is niet van hem afkomstig) omdat, volgens zijne eigene woorden, zijn geheele arbeid aan haar is opge dragen, zong zijne liederen en speelde zijne compositiën. Daaraan dacht hij. En zie! een equipage reed voorbij, door de donkere straat. Een schoon, jong meisje zat in het rijtuig, dat door vurige Hongaarsche paarden getrokken werd. De jonge dame sloeg toe vallig, geheel onwillekeurig een blik naar het venster; die blik echter was genoeg voor hem, die er voor stond, om haar te herkennen. Een donkere schaduw deed zijn gelaat betrekken. Aan haar had hg gedachtdaar snelde zij heen en zijne lippen stamelden bevend den naam „Caroline." Maijrhofer, die inmiddels ook naderbij was gekomen, zag hoe zijn vriend ontstelde en hoe hij zijn bril van zijn voorhoofd rukte en begon op zijne gewone manier te lagchen, terwijl zijn hand een stok greep, om daarmede als met een lans op zijn vriend af te komen, terwijl hij uitriep: „Wat belet mij of Schubert luisterde ditmaal echter niet naar de gemoedelijke spotternij, maarging stilzwijgend naar het klavier en begon zijn „divertissement a la Hongroise" te spelen, met eene dier zwaar moedige Zigeuner melodiën, zooals hij ze eens te Zélesz had gehoord. Eensklaps sprong hij echter op en riep terwijl hij de kamer uitging „Therese wacht mij1" en verdween. En terwijl hij zich daar heen spoedde, om zich later in Lichtenthal door de dochter des huizes Therese, wier zilverheldere stem tot de hooge D. reikte, zijne liederen te laten zingen, en nu en dan niet naliet het meisje in de schoone oogen te staren, zat de dichter op zijne kamer in zich zeiven gekeerd. En of al de hospita, vrouw de Spaansche minister Topete geeft een treffend blijk, dat liij den eerstgenoemden held ter zijde streeft. Onlangs van vice-admiraal tot admiraal bevorderd, is hij dezer dagen, tijdens hij in de plaats van Prim aan het hoofd van het kabinet was geplaatst, tot den vorigen rang terug- gekeerd. Op eigen voordragt is de benoeming ingetrokken. Topete geeft door deze daad een aangenaam blijk van toewijding aan zijn vaderland en dwingt zelfs van zijne tegenpartij de erkentenis af, dat, moge al hij velen, die naar verandering van regering streven, eigenbelang op den voorgrond staan, bij hem die drijfveer niet gevonden wordt. Werkstakingen en volksvergaderingen zijn in deze dagen belangrijke teekenen des tijds. Van eerstgenoemde gebeur tenissen worden schier iederen dag min of meer interessante tafereelen verhaald; van de laatste was onlangs Weenen, thans weder Engeland het tooneel. Men spreekt daar van meetings, waaraan door duizenden wordt deelgenomen. Die te Wolverhampton had ten doel om bij het Britsche par lement aan te dringen op eene wet tot het inspecteren der nonnenkloosters. Schier met iederen dag neemt de kracht der openbare meening toe gezag uit te oefenen over den toestand der maatschappij. De paniek, die er in de laatste dagen heerschte, ten gevolge van het berigt. dat Keizer Napoleon ongesteld was, getuigt nog wel, dat de oude begrippen van regering en staatkundig oppergezag nog geenszins geheel zijn uitgeroeid, Sanssouei binnenkwam en voor de duizendste maal nog eens ver telde, dat Theodoor Körner gedurende zijn verblijf te Weenen ook op deze kamer gewoond had, en dat hij zoo'n hupsclie, vrolijke jongen geweest was hij sloeg er geen acht op. Hij kon het niet begrijpen, dat Frans zich aan de eene liefde overgaf, om de andere te vergeten. Stilzwijgend nam hij de pen op, om door een geregelden arbeid voor Hocmayr's Archiv zijn ontstemd gemoed tot zwijgen te brengen. Toen Schubert 's avonds weder binnenkwam, trad zijn vriend hem met een nieuw gedicht tegemoet. Het was dat, hetwelk in zijne gedichten voorkomt onder den titel van „de Eenzame." Schubert hoorde het aan, knikte tot goedkeuring met het hoofd, wierp zich op het bed, rukte zijn bril af, en bewaarde eenigen tijd het diepste stilzwijgen. Plotseling sprong hij toen weder op, zette zich voor het klavier, zeggende „Ik heb het!" en speelde de zoo op het oogenbik ontstane melodie. Zoo werkten dichter en componist tot een doel zamen. Jaren zijn voorbijgegaan. Mayrhofer en Schubert wonen niet meer op dezelfde kamer. Terwijl echter de eerste al meer en meer de afzondering zocht, en in de strenge pligtsvervulling van zijn beroep hij is beambte bij de censuur geworden de strijd tusschen ideaal en werkelijkheid zocht te doorgronden, en ziekelijk en zwartgallig alle vrolijken omgang vermeed, vooral nadat zijne verzameling gedichten, die hij op aandrang zijner vrienden had uit gegeven, niet de aandacht trok en den opgang maakte, die hij verwacht had en die ze ook verdiende, en alleen nog bij zijne liederen, door Schubert op muziek gebragt, tot vreugde gestemd werd, gaf zich de laatste aan de vele en aanlokkelijke genoegens der wereld over en genoot het leven met volle teugen. Eens doorliep hij met een lustige vriendenschaar, nadat de bekers met volle teugen geledigd waren, op een nachtelijk uur de straten van Weenen. Hun weg bragt hen aan den Donau. De maan scheen door de van den wind gedrevene wolken. Zij weten en denken in hunne dolle vreugde er niet aan, dat daarboven op de brug een man in het water staart, dat de heldere, kabbelende stroom hem schijnt toe te roepen: kom, kom, hier beneden is rust en vrede; zij zien het niet, hoe de man zich voorover in den Donau stort, om even daarna door een schipper, die hem van de kade had gadegeslagen, uit het water gehaald en aan land te worden gedragen. Zij komen naderbij, toen de geredde op den wal staat en herkennen in hem den ongelukkigen dichter Johann Mayrhofer. Alle scherts was verstomd. Schubert vat zijn ongelukkigen, zwaarmoedigen vriend bij de hand. Deze wijst hem echter af en zegt met een woesten lach: „Ik dacht dat het water van den Donau kouder was!» en gaat ijlings zijn weg zonder zelfs te groeten of zijn dank te betuigen. De vrienden beloofden elkander het voorgevallene onder zich te houdenzij hielden hun woord en van daar dat Mayrhofer's poging om een einde aan zijn leven te maken niet bekend werd, totdat zijn dood ook dit voorval aan den dag bragt. Zoo brak de 19de November van het jaar 1828 aan. Schubert's compositiën waren meer en meer gezocht geworden, zonder dat echter hunne opbrengst hem in staat stelde in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij verstond de kunst niet om met zijne geestproducten te woekeren. Het benefice concert, dat hij in Maart voor zgn dood gaf en waarop alleen zijne werken ten gehoore werden gebragt, is zijn eerste en laatste geweest, even als gravin Caroline Esterhazy zijne eerste en laatste leerlinge bleef misschien, omdat zij tevens zijne eenige, hopelooze liefde geweest waseene liefde van welker grootte zij wel geen denkbeeld zal gehad hebben. „Ich sah nach keinem Monde, Nach keinem Sternenschein, Ich schaute nach ihrem Bilde, Nach ihrem Auge allein." Zoo speelde en zong hij. Wat hij vroeger aangaande zichzelven maar de vooruitgang, waardoor onze tijd zioh kenmerkt, is te algemeen, dan dat persoonlijke invloeden op den duur heerschende zouden kunnen blijvèn. Eerlang wordt te Bazel een internationaal arbeiders-congres gehouden en zullen te 's Gravenhage de statistici bijeenkomen uit alle oorden der beschaafde wereld. Oostenrijk, het vaderland der metalliek, gaat onder het vrijzinnig bestuur van de tegenwoordige regeringspersonen eene schoone toekomst te gemoet. Het scheurt zich los van aloude gebruiken en vooroordeelen en brengt enorme verbeteringen aan in zijne binnenlandsche aangelegenheden. De vertegenwoordigers der verschillende erflanden vernamen dan ook dezer dagen uit den mond van den rijks-kanselier von Beust, dat, terwijl de noodige fondsen voor de staats huishouding door de beide delegatiën zijn toegestaan, de uitkomsten der gehouden beraadslagingen een gunstigen indruk gemaakt en bijgedragen hebben om den vrede te verzekeren. De plaatselijke Commissie alhier voor de Tentoonstelling van voorwerpen voor de huishouding en het bedrijf van den handwerksman, heeft de werklieden, die zich voor het kosteloos bezoeken dier Tentoonstelling hadden aangemeld, doen loten, wie hunner van die gelegenheid kon profiteren. Een 23tal is daardoor aangewezen en deze zullen op a. s. Dingsdag derwaarts gaan, begeleid door een der leden van de Commissie, die zich welwillend met de taak belast om aan een vriend had geschreven, was op treurige wijze bewaarheid geworden: „Denk u een mcnsch„, zoo schreef hij, „wiens gezondheid nooit meer terugkeeren zal, en die uit wanhoop daarover de zaken altijd slechter in plaats van beter maaktdenk u een mensch, zeg ik, wiens schittereudste idealen tot niets zijn geworden, aan wien het geluk en de vriendschap niets aanbieden dan leed en verdriet, wien de inspiratie, de geestdrift voor het schoone dreigt te ontzinken, en vraag u zeiven af, of dat geen ellendig, ongelukkig wezen is? Mijne kalmte heb ik verloren, mijn hart is treurig, en ik vind ze nimmer, nimmer terug." Men speelde zijne werken, men zong zijne liederen, maar van een warme erkenning zijner scheppingen was nog geen sprake. Zelfs Goethe verwaardigde de compositiën van Schubert's liederen niet met zijn aandacht. De nakomelingschap zoude ook hier het verzuim goedmaken. Schubert is in zijne laatste levensjaren werkzamer geweest dan vroeger; het is alsof hij zijn naderend einde gevoeld heeft. Zijn zwanenzang was „die Taubenpost" (de duivenpost) van Seidl. Zijne ongesteldheid nam hand over hand toe, totdat ten 3 uur des na middags van genoemden dag de dood een einde maakte aan zijn lijden. In een kluizenaarsgewaad gekleed, 'de laurierkrans om de slapen gewonden, lag hij op de doodbaar, en de vrienden en bekenden van den afgestorvene spoedden zich naar de nieuwgebouwde straat, huis n°. 714, om zijn lijkkist met kransen en bloemen te sieren. Of ook zij, aan wie hij alles opdroeg, daar verscheen, is ons onbekend. Ook Johann Mayrhofer kwam, hij liet zich niet wachten. Theresa, nu reeds lang gehuwd, voud hem, toen ook zij kwam om den doode nog eenmaal te zien, bij de lijkkist staan, strak de oogen op den ontslapene gevestigd. Hij zag haar niet, hij sloeg geen acht op haar; zwijgend, zoo als hij gekomen was, ging hij van daar; zijne lippen schenen slechts deze woorden te stamelen „Mijn Frans! ware ik toch in uwe plaats gestorven!» Op het kerkhof te Wahring, waar ook Beethoven rust, werd Schubert begraven. Dit was een der laatste wenschen van den ontslapene geweest. Of hij zijne liefde nog indachtig was; of hg met haar naam op de lippen gestorven is? Wie zal het beslissen? En Johann Maijrhofer? Hij heeft den vriend een lied gewijd, hij heeft de treurmuziek bijgewoond, die ter eere van den ontslapene werd uitgevoerd, maar is daarna nog meer in zich zeiven gekeerd, nog meer menschenschuw geworden. Hij vermeed de wereld, en deze stelde er geen belang in om hem op te zoeken. Nog eenmaal slechts (het was bij het afsterven van Goethe) klonken de sedert lang verstomde snaren zijner lier. De 5de Februarij van het jaar 1835 brak aan. Als naar gewoonte ging Mayrhofer naar zijn bureau, maar zijne inwen dige gemoedsgesteldheid was oorzaak dat hij aan den lessenaar geen rust vond. Wat was het geheele leven voor hem geweest? Waar had hij rust, waar had hij kalmte gevonden? Met langzame schreden ging hij door de donkere gangen van het gebouw. Hij gaf geen acht op de groeten zijner collega's. Hij klimt al hooger en hooger de trappen op, tot hij eindelijk op de hoogste verdieping voor een geopend raam staan blijft. Hij slaat beurtelings zijne blikken ten hemel en naar de aarde. De eerste verkwikkende stroomen der lentelucht komen hem te gemoet. Zij jagen hem een kille huivering aan. Hg bukt zich al verder en verder uit het raam, een gil, een kreet wordt gehoord en hij ligt met gebroken nek op het plaveisel der straat ter neder. Ernst von Eeuchtersleben gaf de gedichten van den ongelukkige na zijn dood op nieuw uit, doeh liet vele der liederen, door Schubert op muziek gebragt, uit de verzameling weg. En toch zijn het alleen deze compositiën, die oorzaak waren, dat de naam van Johann Maijrhofer niet geheel verloren ging. Wie zoude eenige aandacht gewijd hebben aan de verzen van den ontslapene? Zij zouden zijn medegevoerd in den stroom der tijden en zelfs zijn naam zou met hen verzwolgen en vergeten zijn. Vrede zjj zgne assehel Die Qartenlaube.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 1