1869. N°. 113. Zondag 19 September. 27 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BINNENLAND. LUISTER! HELDERSCRE EN NIEUWEDIEPER COURANT, „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Dingsdag den 21 dezer vertrekt de Oost-Indi- sche mail over Triest. HELDER en NIEUWEDIEP, 18 September. Tijdingen van aanbelang behelst de geschiedenis dei- laatste dagen niet. Een groot deel der kolommen van de dagbladen, wat het buitenlandscb nieuws betreft, is gevuld met meer of minder officiële berigten omtrent Napoleons gezondheidstoestand. Ofschoon men verzekert dat Z. M. in beterschap toeneemt, geregeld eenige bezigheden verrigt, kleine wandelingen maakt, bezoeken ontvangt als van generaal Prim en lord Clarendon, is het toch wel zeker, dat de gezondheid des Keizers veel heeft geleden. Naar het uiterlijke te oordeelen is hij in de laatste dagen veel ver ouderd. Inmiddels wordt ernstig gedacht en bij voorbaat reeds getwist over het regentschap in Frankrijk, bijaldien de jeugdige Krooprins eens tot den troon werd geroepen. De liberale bladen in Frankrijk, niet tevreden, dat Prins Napoleon in den Raad van Regentschap zou zitting nemen, uiten den wensch, dat hij, en niet de Keizerin, met het Regentschap worde belast. J1 Donderdag zijn alhier aangekomen de miliciens der ligting van 1865, behoorende tot het hier in garnizoen liggend bataillon van het 7e regement infanterie. De poging, aangewend om onze plaatsgenooten Cliristophersen Shoppüm en den jongeling P. Zoetelief, die jl. Donderdag in een vlet de haven waren uitgedreven, te redden, is gelukt. De visclischuit, daartoe door den heer Haagsma uitgezonden, heeft beide personen na eenigen tijd aan boord genomen, en behouden des namiddags te Anna Paulowna-Polder aan wal gezet, van waar zij 's avonds alhier zijn weder gekeerd. Maandag 13 Sept. vergaderde te Utrecht en wel voor de tweede maal in den loop van dit jaar, de commissie tot het examineren van adspiranten voor den rang van hulp-apotheker. Onder degenen, die opgeroepen werden om het eerst examen af te leggen, behoort de apothekers-leerling G. Jelgersma, alhier. Maandag had het littérarisch, Dingsdag, Woensdag en Donderdag het theoretisch en Vrijdag tot laat in den avond het practisch examen plaats, en a1 deze examens werden door den adspirant Jelgersma met goed gevolg af gelegd, zoodat aan hem het verlangde diploma werd verleend. Wanneer men in aanmerking neemt den jeugdigen leef tijd, 18 jaren, van den adspirant en hoe weinige jongelieden, zelfs van de beste inrigtingen van ons land, de eerste maal Wij waren verloofd ik en Kurt, de beste man die ooit geleefd heeft. Mannen roemden zijn vernuft, vrouwen vonden hem beschaafd en vriendelijk, maar ik beminde bovenal zijn hart, dat liet goede en schoone lief had, en niet zelfzuchtig en moedig was. Maar het was een hartstogtelijk hart, even snel als diep in zijn opvattingen en daarbij zeer koppig. Het is acht jaren geleden sedert ik van Kurt's moeder een uit- noodiging kreeg om op haar buiten, nabij Mariënberg, dekerstmis- maand door te brengen. Er waren nog vele andere gasten genoodigd, men zou bals geven, comedies opvoeren, enz. enz., zooals Kurt mij schreef en ik zou de koningin van het feest zijn. Ongelukkig werd kort te voren mijn zuster zwaar ziek. Ik schreef dat ik niet terstond komen kon, maar mij dadelijk naar Mariënberg spoeden zoude, zoodra mijn zuster beterde. Mijn zuster herstelde ook, maar ik kon het niet van mij verkrijgen haar alleen aan de hulp van vreemden over te laten. Ik bleef dus en smeekte Kurt geduld te hebben, daar zijne brieven dringender en menigvuldiger werden. Eindelijk schreef hij, - het was juist een week voor kerstmis, - mij een brief vol bitterheid, dat hij wel wist dat mijn zuster mij nu missen kondat er daags na de ontvangst van dezen brief een feest zou zijn, waar bij hij zeker verwacht had dat ik tegenwoordig zou zijn, dat ik nog bij tijds kon komen als ik met den eerstvertrekkenden trein naar Mariënberg reed, kortom, dat hij dit van mij eischte. Als ik den 18den mij te vergeefs liet wachten, dat hij dan zien zou dat ik mijn zuster meer beminde dan hem. Hij zou dan van Mariënberg wegreizen om mij nimmer weêr te zien. Ik vergoot vele tranen toen ik den brief gelezen had, maar mijn zuster zelve bezwoer mij om toch te gaan; miju hart dreef mij om mij met hem te verzoenen en zijnen wensch te vervullen. Dus maakte ik mij dadelijk op om te vertrekken. Ik voelde mij een weinig gerust, toen ik in den spoortrein zittende het nevelachtige landschap doorvloog. Niemand behalve ik zat in den zwak verlichten coupé, ik wikkelde mij in mijn' warmen pels en luisterde half droomeude naar het eentoonige geraas. Het was zes uur in den avond, toen wij het station Elberfeld verlieten; spoedig daarna viel ik in een diepen slaap. in dit examen slagen, dan is deze uitkomst niet alleen j eervol voor den geëxamineerde en verblijdend voor zijne ouders en hemzelven, maar men komt tevens tot het besluit, dat onze gemeente de krachten bezit tot voorbereiding voor dit en dergelijke examens. Den heer de Winter in het bijzonder, maar ook den heer Blok en ds. Bron, die den adspirant onderwezen, komt allen lof toe voor zulk eene degelijke voorbereiding. De 2de luit. N. J. A. P. H. van Es, van het 1ste reg. vesting-artillerie, alhier in garnizoen, is verplaatst naar het reg. veld-artillerie te Arnhem. Uit goede bron verneemt liet //Dagblad" dat H. K. H. Prinses Hendrik, voornemens is Ildr. gemaal op de reis naar het Suez-kanaal te vergezellen, waartoe de toe bereidselen op het stoomschip »de Valk" reeds gemaakt worden. Naar men aan de z/Amst. Crt." uit 's Gravenhage meldt, zal er ook een onderscheidingsteeken ingesteld worden voor officieren en verdere militairen die hij veldtogten eene eervolle vermelding verwierven wegens betoonde moed en dapperheid. Zij die de Militaire Willemsorde niet hebben gekregen, zouden daarvoor in aanmerking komen. Een metalen plaat, aan het lint gehecht, zal den naam van den veldslag aanduiden. Jl. Donderdag namiddag, na de sluiting der zitting van de Staten-Generaal, heeft, naar men verneemt, de aftredende president van de Tweede Kamer, de heer van Reenen, de ambtenaren van de griffie in zijn bureau ont boden en een hartelijk afscheid van hen genomen, daarbij met welwillendheid erkennende de orde en regelmaat, steeds op de griffie heerschende, de goede diensten, door het personeel bewezen, en hoe daardoor voortdurend de geregelde gang der werkzaamheden werd bevorderd. De heer vau Reenen gaf aan allen de hand tot afscheid. Het bestuur der Maatschappij van Weldadigheid te Frederiksoord is op nieuw verblijd met een gift van/1000 2t°/0 werkelijke schuld, haar door wijlen ds. D. Schoen, emeritus predikant, den 3 dezer te Alkmaar overleden, vermaakt. (N. R. Crt.) Aan het provinciaal gouvernement van Noordholland is jl. Donderdag aanbesteed: het aanleggen van vier rijzen- lioofden op het zuiderstrand van Vlieland; minste inschrijver de heer T. Beenhouwer, te Giessendam, voor 27,980. Als een curieuse bijdrage tot de kennis van de be weegredenen, die soms tot het plegen van misdrijven aan leiding geven, verdient vermelding die, welke dezer dagen ter teregtzitting van de crimineele kamer, in het provinciaal geregtshof van Noord-Holland is gebleken. Zekere R. stond namelijk teregt, ter zake van diefstal van vee uit de weide, nadat hij vroeger een ligte gevangenisstraf had ondergaan, ter zake van diefstal van een parapluie. Deze man had Het gewone gefluit, dat een locomotief pleegt aan te heffen als hij een tunnel inrijdt, deed mij ontwaken. Ik keek eens op mijn horologie. Het was 8 uur, toen wij den langen Karel's-tunnel binnen stoven, 4 mijlen van Mariënberg verwijderd. Miju hart verheugde zich bij de gedachte, dat ik binnen weinige minuten Kurt zien zou. Plotseling voelde ik een' schok, die mij voorover wierp. Toen ik mij hersteld had van den eersten schrik, hoorde ik het verder voortrollen van de trein, hoorde ik hoe hij den tunnel verliet daarop werd het doodstil rondom mij. Omtrent den toestand, waarin ik mij bevond, kon ik niet twijfelen: de waggon waarin ik zat en die de laatste was van den langen trein, was van de anderen op de eene of andere wijze losgeraakt en midden in den tunnel blijven staan. Ik liet het raampje neer en riep naar den aan- grenzenden coupé. De beide anderen waren evenwel niet verlicht. Ik was de eenige passagier in dezen waggon. Ik schreeuwde, maar te vergeefs, het was als verzonk mijn stem in de duisternis Het klinkt vreemd, maar mijn eerste gedachte was, hoe lang het duren kon eer ik bevrijd werd. Spoedig evenwel bekroop mij de gedachte, dat mijn waggon zich juist bevond op den kruisweg van de spoortreinen. Hoe? Als eens een trein op dezelfde rails aankwam? Had niet de knecht, die mij naar het station bragt, gezegd dat er tien minuten later een goederentrein zou vertrekken?Luister! Ja, daar laat de locomotief zijn gillend gefluit hooren een plotseling geraas, dat echter even snel weêr verdween een trein snelt door den tunnel. Ontzetting woelt door mijne hersenen, door mijne ziel. Het geraas nadert, het dof gerommel gelijkt op een hevigen donderslag, en de donder groeit tot storm aan, waarmee de trein, den hemel zij dankop de andere rails voorbij vliegt. Ik durfde niet langer in den waggon blijven. Haastig trachtte ik het portier open te maken, het was gesloten, gesloten even als het andere. Doeh ik zou uit het raampje kunnen klimmen, maar neen, men had waarschijnlijk opdat niet de een of andere gek er uit zou kunnen springen het zoo gemaakt dat niemand er door kon gaan. Ik ging zitten om te overleggen onmogelijkal mijn gedachten en gewaarwordingen waren: Luister! En ten tweede male verbrak een schrille toon de nachtelijke van zijn vrouw willen scheiden, op grond van beweerd, docli in regten niet bewijsbaar overspel. Ten einde haar nu in stóat te stellen, echtscheiding te bekomen, pleegde hij een diefstal onder verzwarende omstandigheid van her haling van misdrijf, waardoor liij nu zeker meende te zijn. Het hof beoordeelde echter de zaak op zich zelve, en niet in verband tot de als gevolg eener crimineele veroordeeling gewenschte echtscheiding. Het veroordeelde den delinquent, met toepassing van verzachtende omstandigheden tot eene correctioneele gevangenisstraf van één jaar, in eenzame opsluiting te oudergaan. Men schrijft ons van Texel dd. 17 September: //Dezer dagen is achter den Hoorn, aan het strand, een wrak geheel met zeegewassen begroeid, aangedreven, dat waarschijnlijk tengevolge van het ruwe weder uit den grond is losgeraakt; men vermoedt dat dit wrak afkomstig is van een Engelsche schoener, voor vele jaren in de na bijheid der kust verbrand." z/In het dagblad «de Tijd" van heden 17 Sept., lezen wij, dat in de nabijheid van //liet eiland Makkum" een schip is gestrand. De redactie van //de Tijd" zal zich waar schijnlijk vergist hebben, ten minste wij, die met de eilan denreeks van ons Noorderkwartier tamelijk goed bekend zijn, herinneren ons het bestaan van het bewuste eiland niet, maar kennen wel een dorp Makkum aan de Friesche kust, niet verre van Ilarlingen.» Men schrijft ons van Vlieland dd. 17 September. //Gisteren is alhier masteloos op liet strand gekomen de hom «de Jonge Gerard;" zij was van liet volk verlaten, zoodat het te vreezen is, dat de equipage in de golven is omgekomen." Uit Schagen deelt men ons mede, dat door de werkende leden der Sclierpschutters-Vereeniging West-Friesland aldaar een prijs wordt beschikbaar gesteld voor de buitengewone leden van het korps, die aan het concours op Zondag 3 October e. k. wensclien deel te nemen. Door den heer A. Knikker aldaar is een prijs toegezegd voor de werkende leden van liet korps. Van het Artillerie-Vrijkorps te Heldor zal een tiental leden om een prijs hebben te kampen. Beroepen te Aartswoud dr. J. A. Bruins, candidaat bij het prov. kerkbestuur van Zuidholland. Te Edam is het volgende drietal opgemaaktdd. Geerts, in de RijpNijhoff te Drimmelendr. Wiarda, te Ooster- en Wester-Blokker. De ongeregeldheden te Amsterdam indien men de kinderachtigheden op den Dam zoo noemen mag zijn geëindigd naar het schijnt. Ze hadden niets te beteekenen, maar uit eene onbeduidende aanleiding kunnen soms belang rijke gebeurtenissen voortspruiten. Om die te voorkomen, ware het misschien het eenvoudigst, een laag hekwerk of eenige paaltjes met kettingen om het paleis op den Dam stilte, ten tweede male hoorde ik het naderende gestommel weer wegzinken. Vol vertwijfeling sprong ik op. Het komt steeds nader. Met gewaarwordingen, die mij bij de gedachte doen sidderen, vloog ik naar het raampje, sloeg het stuk en riep naar buiten. Op het zelfde oogenblik flikkerde mij eeu licht tegen en vernam ik de stem van een' man. Wat hij zeide, weet ik niet, ik weet alleen dat ik gered was en in onmagt viel. Lang, zeer lang duurde deze onmagt zooals ik later vernam en daaruit ontwakende werd ik zwaar ziek en had ijlende koortsen. Mijne herinnering begon bij het ontwaken in een vreemde, doch aangename kamer. Ik zag verward op naar een oude vrouw die met moederlijke zorg mij oprigtte ik kende haar niet. Met verwondering zag ik door het opene venster naar buiten, waar geen sneeuw meer lag, maar de booraen praalden met hun frisch groen. Ik boog mijn hoofd op de hand, het losse haar viel naar voren en verschrikt kromp ik inéén het was grijs evenals dat van een oude vrouw. Waren er dan jaren verloopen, sints dien noodlottigen nacht? Neen, want zij die aan mijn legerstee stond, bloeide nog in de volheid van haar jeugd het was Kurt's zuster. Mij oprigtende, sloeg ik de beide armen om haar heen. Maar Kurt? Hij had woord gehouden en was in dienzelfden nacht, toen ik niet kwam, vertrokken. Niemand wist waarheen. En zoo was ik dan het ongelukkigste schepsel op aarde; een jonge, grijze en verlaten bruid. Kurt's zuster bleef echter getrouw bij mij. Daar ik het huis van den boschwachter, waarin men mij gebragt had, nog niet verlaten kon, kwam zij bijna iederen dag, door een dienst maagd begeleid, naar mij toe. Het was op een avond van de maand Junij, toen ik haar verzocht mij uit het beste boek iets voor te lezen; want mijn hart was vol angst en verlangen, vol vrouwelijke versaagdheid en dankbare ge dachten. En: Luister! daar gilt het door de lucht, daar rommelt het als de donder en nog eens gilt het, maar dezen keer klinkt het als het herademen na doodelijke pijn, als een vreugdekreet, want met dezen trein keerde Kurt terug, terug naar mij! Acht jaren zijn voorbij; grijs is mijn haar, maar jong en gelukkig mijn hart.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 1