1869. N°. 131. Zondag 31 October. 27 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. BINNENLAND. HELDERSCHE EN NIELWEDIEPER COURANT, „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsiuö-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30. H franco per post - 1.65. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Dingsdag den 2 November vertrekt de Oost- Indische mail over Trlëst. HELDER en NIEUWEDIEP, 30 October. De keuze van een Spaanschen Koning blijkt bij voort during eene moeijelijke zaak te zijn. In bijeenkomsten van leden der Cortes tot de verschillende partijen behoorende, schijnt men het tot nog toe niet eens te kunnen worden. De candidatuur van den jeugdigen hertog van Genua wordt door velen aan-, door anderen afgeraden. Meer en meer treedt de hertog de Montpensier weder op den voorgrond, wiens keuze door onderscheidene afgevaardigden wordt aanbevolen. Zoo ooit, dan zou voorzeker ook in Spanje wel het spreekwoord bewaarheid worden: Ongelukkig het land, waar de Koning een kind is. Spanje heeft waarlijk wel behoefte aan een krachtige hand, die terstond zelve de teugels van het bestuur kan aanvaarden. Het is Keizer Napoleon volkomen ernst met de belofte om de regten en vrijheden des volks uit te breiden en de intellectuele ontwikkeling der natie te bevorderen. Immers zijn dezer dagen, volgens het Journal Officiël, de wetsontwer pen betreffende de benoeming der maires en een ter zake van het kosteloos lager onderwijs, aan den staatsraad ter beoordeeling voorgelegd. De jongste tijdingen van het Spaansche schiereiland ver zekeren, dat door een groot aantal leden der Cortes do benoeming van den Hertog van Genua wordt verlangd en|dat in den boezem van het kabinet weder een ernstig geschil over de te doene keuze is ontstaan, zoo zelfs dat daaruit welligt eene ministeriëele crisis zal ontstaan. De opstand in Dalmatie kost der Oostenrijksche regering veel moeite en zorg. Door gestadigen toevoer van personeel en materieel uit het naburige Montenegro en de Herzego- wina, wordt, blijkens de rapporten van den Oostenrijkschen stadhouder in het oproerig gewest, de tegenstand steeds versterkt. Bedoelde ambtenaar wijst op de noodzakelijkheid, om aan de Turksche grenzen tegen die ondersteuning van den opstand te waken. Uit Weenen wordt dan ook gemeld, dat de minister van buitenl zaken zich tot de Porte heeft gewend, ten einde van deze magtiging te verwerven tot overschrijding der grenzen. Heden werden door den heer burgemeester ten Raadhuize alhier uitgereikt de eereteekenen voor deelneming aan krijgsverrigtingen in de Overzoesche Bezittingen aan een 47tal ingezetenen dezer gemeente, allen vroeger in dienst geweest zijnde bij de Marine en daarbij in onderscheidene betrekkingen geplaatst. De namen der gedecoreerden zijnR. Tienstra, C. Kalis hoek, H. Overkamp, F. J. Holdgreve, J. Bergsma, J. J. Tondeur, O. van den Brande, W. de Haas, D. Horsman, F. J. Biesemans, W. Ocks, J. Fredriks, M. Butter, J. H. Boshamer, P. Hofman, II. Vogel, D. H. van Apperloo, J. F. Sparenberg, J. van Veen, J. van Wolferen, J. C. van Scliijndel, W. van Meurs, A. J. Korher, C. Zwartzen- herg, J. A. Peters, J. M. Hoeksel, P. Putto, J. van der Struis, J. Herman, J. P. Sturk, A. J. Bommels, W. V. Veger, W Antlionisse, H. van Loon, F. Meijer, J. Rob, F. J. Ratelband, N. J. Franket, H. Reusche, A. Riedeman, E. Knaupp, A. F. F. Schulze, J. Huis, P. J. Kramer en J. de Jonge. Naar ons medegedeeld is, zal de heer Joh. Dyserinck, op vriendelijken drang van belangstellenden, dezen winter weder een achttal lezingen houden op theologisch gebied. De eerste zal zijn op Woensdag avond a. s., van half zeven tot half acht ure in de Doopsgezinde Kerk. De zaken van het brandwezen in deze gemeente worden door HH. brandmeesters niet veronachtzaamd, ofschoon wij in het gelukkig geval verkeeren sedert bijna 16 maanden de hulp der brandweer niet noodig te hebben gehad. Deze week vergaderde de brandraad en werden, met het oog op het winter-saizoen, de aangelegenheden tot zijn ressort behoorende, met de noodige zorg overwogen. Het bleek uit de verslagen, dat de brandbluschmiddelen zich in goeden staat bevinden. Met inachtneming van de noodige voorzigtigheid met licht en vuur, kunnen de inge zetenen dus het vertrouwen koesteren, dat, mogt soms brandgevaar ontstaan, onze middelen van tegenweer zich in allezins bruikbaren staat bevinden. //Zekerheid geeft rust," zegt het spreekwoord. Aan de vergadering werd mede- deeling gedaan, dat de heer W. H. Winter Sz., door Burgemeester en Wethouders is benoemd tot kommandeur over de brandzeilen, ladders en haken van spuit N°. 2. Dingsdag avond 71 ure voordragt in het gebouw aan de Vischmarkt, door den godsdienstonderwijzer J. Rinner. Onderwerp: //De Godsdienst en het maatschappelijk leven», Matth. XIII 33. Blijkens een bij het departement van Marine ontvangen telegram, is het raderstoomschip de Valk, onder bevel van den kapt.-luit. ter zee N. M. J. Kroef, den 29 dezer van Malta naar Brindisi vertrokken. Aan boord bevond zich alles wel. Naar het Dagblad verneemt heeft de inspecteur van de geneeskundige dienst der zeemagt dr. G. F. Pop, aan Z. M. een eervol ontslag aangevraagd uit zijne militair- geneeskundige betrekking. De Staatscourant maakt de voorwaarden openbaar, waarop door den minister van Binnenl. Zaken, krachtens magtiging des Konings, op den 22 dezer aan den heer W. Cornell Jewett, van Washington, concessie is verleend tot den aanleg en het gebruik eener telegrafische verbin ding van Nederland met Noord-Amerika. Door de hoofdcommissie ter oprigting van een nati onaal gedenkteeken voor November 1813, enz. te 's Hage, is in de Staatscourant ter kennis gebragt van hen, die met het eereteeken van 18131815 versierd zijn en niet leden zijn van de vereeniging //het Zilveren Kruis», dat zij den 17 Nov. a. s. kunnen toegelaten worden op het terrein van het gedenkteeken bij de plegtige onthulling, wanneer zij zich hij gemelde vereeniging aansluiten en met haar en corps naar het terrein optrekken. Aan de burgemeesters der gemeenten in Noordholland is door den Commissaris des Konings in dit gewest bij circulaire dd. 26 Oct. 1869 het volgende berigt: //Het is te mijner kennis gekomen, dat in sommige ge meenten dezer provincie de longziekte onder het rundvee zich wederom heeft vertoond. Met het oog vooral op de aanstaande groote veemarkten is het van het grootste belang dat geen vee, aan die ziekte lijdend of daarvan verdacht, vervoerd worde. Ik dring daaron) weder ten zeerste hij u aan op de stiptste naleving der artikels 459 en volgende van den Code Pénal.» Aan het provinciaal gouvernement van Noordholland is eergisteren aanbesteed: het bouwen van een pastorie voor de Hervormde Gemeente te Ransdorp. Daarvoor was de minste inschrijver de heer C. L. Heijink, te Amsterdam, voor 7900. Naar eene opgave in het Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde, was de sterfte in 1868 1 sterfgeval op 37.22 inwoners. In de 12 grootste steden was zulkste Haarlem 1 op 28.95, te Rotterdam 1 op 30.51, te Leeuwarden 1 op 34.12, te Dordrecht 1 op 34.15, te 's Bosch 1 op 34.52, te Groningen 1 op 34.59, te 's Hage 1 op 35.28, te Utrecht 1 op 35.89, te Amsterdam 1 op 35.96, te Leiden 1 op 36.73, te Arnhem 1 op 37.22 en te Maastricht 1 op 37.57 inwoners. Geene belangrijke epidemie heerschte er in 1868. Er verdronken 821 in dat enkele jaar, terwijl er 137 per sonen verbrand zijn. De heer J. van Dam Tzn., komt in zijne brochure, getiteld//Schoolverzuim en Gevangenis in Nederland» tot de conclusie dat het schoolverzuim 35pCt. der veroordee lingen op zijne rekening heeft, of ruim i der bevolking onzer gevangenissen. Volgens de Statistiek van het gevan geniswezen over 1866 het totaal bedrag der afwisselende bevolking in de strafgevangenissen, in de huizen van ver zekering en in die van arrest ongeveer 18000 veroordeelden zijnde, bekomen wij het ijzingwekkende cijfer van 6000 mannen vrouwen en jeugdigen, meer dan waarschijnlijk door het gedrocht Schoolverzuim naar den kerker gevoerd. Aan de redactie van het dagblad het Noorden wordt gevraagd, waarom niet sinds lang, maar vooral nu men peinst over en zoekt naar bronnen om 's Rijks financiën te verbeteren, ernstig wordt gedacht aan het belasten van de speelkaarten en der goederen in de doode hand? Men leest in de Friesche Courant van 28 Oct. 11.: //Wij zeiden niets te veel, toen wij in ons vorig nommer beweerden, dat het geërbiedigd hoofd van den staat zich wel degelijk liet gelegen zijn aan de hoogste volksbelangen de geschiedenis der laatste dagen bewees zulks weder voldingend. Als blijk toch van belangstelling in het koninklijk scherpschutterscorps van de residentie heeft Z. M. toch de onlangs van hoogerhand ingestelde zil veren schouderbedek kingen aan dat corps ten geschenke aangeboden. Bovendien heeft de koning-groothertog (de Amst. Ct. mag van het Haagsche orgaan wel eene correctie ontvangen, omdat zij die namen met kleine letters schrijft) benoemd tot ridder der Luxemburgsche orde der Eikenkroon den kapitein Hardenberg, van het regement grenadiers en jagers in structeur van het Koninklijke Scherpschutterscorps te 's Gravenhage. Wie een weinig verder ziet dan zijn neus lang is, begrijpt dat de scherpschutterscorpen, wanneer ze eenmaal het gansche land zullen bedekken, in de toekomst het zoo dure, vreeselijk dure staande leger zullen vervangen. Het was een Nederlandsch vorst, namelijk Karei de Stoute, de Bourgondiër, die de staande legers in de wereld bragt; wie weet, of het ook niet eens een Nederlandsch vorst zal wezen, die deze invretende kwaal onder de Europeesche staten den eersten slag toebrengt. Wanneer dan eenmaal de millioenen, die thans het budget van oorlog verslindt zonder het land voordeel te geven, aan openbare werken, aan onderwijs en andere nuttige doel einden zullen kunnen besteed worden, waar blijft gij dan, o pruttelaars en ontevredenendie den ijver voor de krijgsdienst bij onze scherpschutters gelijk stelt met de liefhebberijen van puur socialen aard, zooals rederijkerijen, liedertafels, vélocipède-wedstrijden en dergelijken? Dan bedekt schaamte uw aangezigt en zegt gij: //wij zijn te voorbarig geweest!» Dan wilt gij nooit weer een publiek redenaar aanhooren, die met zijne glossen op schouder bedekkingen de verontwaardiging van alle weidenkenden opwekt.» In de jl. Woensdag gehouden raadsvergadering te Alkmaar is tot stads-geneeskundige benoemd de heer dr. D. Hulst, met wien op de voordragt stond dr. P. Schut. Men schrijft ons van Texel dd. 30 Oct.: «In den nacht van 27 op 28 dezer is achter de Koog alhier gestrand de Zweedsche schooner Victoria, beladen met hout. Het schip was masteloos en van het volk verlaten, en is zeer waarschijnlijk reeds op zee gevonden geweest, wijl men van de scheepsinventaris geen spoor kon ontdekken. Het bovenste gedeelte is van het onderschip afgeslagen, waardoor de lading met de zee aan het strand spoelt.» //Uit goede bron vernemen wij, dat op het oostelijke gedeelte van Terschelling, aan het strand een lijk is gevonden, waarin men den schipper van de loodskotter n°. 9 heeft herkend, zoodat daardoor alle twijfel omtrent het treurig vergaan van genoemde loodsboot wordt opgeheven. Moge voor het treurig lot van de velen, die door deze ramp een bange toekomst te gemoet gaan, de mensch- lievendheid in ruime mate offers brengen op het altaar der weldadigheid, opdat de smart daardoor eenigermate worde gelenigd Men schrijft ons van Terschelling, dd. 28 October: „Uit eene menigte aan het strand alhier aangespoelde voorwerpen is, helaas! maar al te duidelijk bewezen, dat de alhier te huis be hoorende loodskotter No. 9 met hare geheele equipage, bestaande uit 9 gehuwde en 2 ongehuwde mannen, in den nacht van den 20sten op den 21sten October 11. totaal is verongelukt. Binnen een tijdsverloop van twee jaar hebben wij hier het ver ongelukken van drie loodsbooten te betreuren; binnen dat korte tijdsbestek worden 27 mannen uit de kern onzer bevolking door hunne achterblijvende betrekkingen beweend. Doch neenniet alleen de naastbestaanden treuren, geheel ons eiland draagt rouwe over het verlies van de beste mannen uit haar midden. En wat ieder met ontzetting zal vervullen ik voorspel dat aau al deze jammeren nog geen einde is. Reeds bij het vergaan der eerste loodsboot, in Dec. 1867, werd hier algemeen het ver moeden uitgesproken, dat binnen korten tijd het geheele loods- personeel zou zijn weggevaagd, wanneer de door den, op 1 Januarij 1867, van de binnendienst te Rotterdam naar hier overgeplaatsten en met de locale toestanden alhier totaal onbekenden inspecteur over het Loodswezen, voorgeschreven strenge bevelen werden ten uitvoer gelegd, dat namelijk de loodsbooten gedurende hunnen kruistogt niet binnen mogen komen. Dat vermoeden werd maar al te spoedig treurige werkelijkheid, toen den 24sten October van het vorig jaar de rinkelaar No. 4 met hare geheele bemanning een prooi der golven werd. Na dezen tweeden ramp werd door een tal van ingezetenen alhier bij Z. E. den minister van Marine eene klagt ingediend, omtrent den slechten toestand waarin het verongelukte loodsvaartuig zich bevond, hetgeen door deskundigen gestaafd kon worden, benevens vele andere klagten, welk verzoekschrift eindigde met de nederige bede, dat het Zijne Excellentie mogt behagen, den man te ver plaatsen, die voor de achterblijvende betrekkingen der verongelukte loodsen, steeds eene bittere herinnering aan het smartelijk verlies zoude zijn. Niets mogt baten. Toen enkele leden der Kamer Zijne Excellentie om inlichtingen vraagden naar den toestand van het Loodswezen in het district Terschelling, werd door Z. E., die in zaken het Loods wezen betreffende, op de adviezen van den heer de Koek, hoofd inspecteur over het Loodswezen, afgaat, geantwoord, dat het Loods wezen in dit district niets te wenschen overliet. Zoo werden ten tweeden male de bevelen gehandhaafd, die naar onze bescheidene meening, zoo niet geheel, dan toch ten deele de oorzaken zijn van de verschrikkelijke ramp, die thans weder is ontstaan. De eenmaal voorgeschreven maatregelen bleven van kracht en een derde ramp trof ons. Zou het thans niet meer dan tijd worden, nadat 27 kostbare menschenlevens opgeofferd zijn aan een gril, eene idee fixe, dat het aan de wijsheid der loodsschippers worde overgelaten te beoordeelen wanneer zij in zee, en wanneer binnen moeten zijn. Dat de scheeepvaart door dergelijke onbekookte en onberedeneerde

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 1