II1869. N°. 142. Vrijdag' 26 November. 27 Jaargang. Henri Rochefort. HELDERSCHE 18 fi\ MEI WEÜIEPER COURANT, „W y huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdao namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Van regels 60 cent, Prijs der Advertentiën: elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Een wonderlijk prodnct van volksverblinding; en eigenwaan Henri de Rochefort, zooals hij toenmaals beweerde, een afstam meling eener oude adelijke familie, behoorde in zijne jongelings jaren tot de aanhangers van de familie Orleans. Niet zoozeer uit overtuiging, het vervolg bewees het, of omdat de familie Orleans een staatkundig beginsel vertegenwoordigt, als wel„paree que (ja vous pose dans le monde!" de Rochefort zag in die afhankelijkheid van eene verbannene familie, een middel om zijn hoogst twijfelachig adelijk wapen onder bescherming te stellen van die welwillendheid, die het groote publiek altijd bewijst aan verbannenen, aan een ge slacht, dat groot geweest is, en zijne ballingschap met eere draagt. Henri Rochefort is een „poseur" wij hebben daar geen Hollandsch woord voor, de zaak is gelukkig ook niet Hollandsch. Een „poseur" speelt komedie, en weet, dat hij komedie speelt. Een man, als de beruchte de Vletter, die zich uitgeeft voor een volksheld en een slagtoffer van justitie en politie, verdient dien naam nog niet; hij is nog te veel ter goeder trouw, hij gelooft nog te veel aan zijn goed regt. Meer nadert bijv. Multatuli in zijne latere werken tot dit type, in zijne brieven aan mevrouw Pin zijn„publiek ik veracht u met groote innigheid!"; maar als de hoofdredacteur van zeker Dagblad, op reis naar Suez, naar zijne courant berigten telegrapheert, die niets anders inhouden, dan kostelijke grappige bulletins omtrent zijne dierbare gezondheid, dan hebben wij in Holland het beeld van den „poseur" weêr gevondenwant wij mogen vermoeden, dat zelfs de naïfste, de meest met ziehzelven ingenomen dagbladschrijver wel weet, dat zijne drankjes en slik- potten, zijn hoesten en verdere kwalen, voor het publiek geheel onverschillig zijn. Terwijl dan Rochefort verzen schreef ter eere van de familie Orleans, de Rochefort schrijft natuurlijk d'Orleans - verdiende hij zijn brood aan een der ministeriële hureaux, leefde hij als amb tenaar van het Napoleontisch bestuur, dat hij heette te verfoeijen. Later werd hij inede-arheider aan den Figaro. De Figaro is een geestig, eerlijk blad, wiens earricaturen door Cham, Grévin en anderen geteekend, aan het blad in een ruimen kring van lezers eenen invloed verschaffen, dien de geestige spot der hoofdartikelen, en de losse toon der feuilletons niet dan versterken. Maar het zwakke punt van den Figaro is zijne moraliteit. Hij speculeert al te veel op den smaak van het publiek in schandaaltjes, in nieuw tjes, die beter verzwegen bleven, in canards en cancans. In dat opzigt is de Figaro volkomen Parijzenaar. Het is een blad d'artistes honnêtes et de fflles perdues." Van daar in het redactie-personeel eene scherpe scheiding. Aan de eene zijde de Villemessant, de hoofdredacteur met zijne geestige persiflages van politieken en socialen onzin, aan de andere zijde de troep der dii minorum gentium, de „amuseurs des gens"„Henri Rochefort en de zijnen. Groote opmerkingsgave, en die uitsluitend gerigt op ééne zijde van het Parijsche leven, de demi-monde in zijne vertakkingen; eene losse stijl; een voorraad van de aardigheden, „qui trainent aux ateliers, et se disent au boulevard"; zietdaar de eischen, die het publiek stelt aan deze tweede klasse van medewerkers. Rochefort was daar volkomen op zijne plaats. Het soort zijner aardigheden en bon mots was een alles behalve verheven soort, maar het soort eenmaal goedgevonden zijnde, lieten zij weinig te wenschen overig. Als schrijver in den Figaro maakte hij zelfs een zekeren opgang, en een paar boekjes van zijne hand, waarin hij Parijs heette te schilderen, maar inderdaad niet anders gaf, dan die ééne zijde van het leven in Frankrijks hoofdstad, werden gereedelijk verkocht. Het behaalde succes wekte zijne eerzucht, hij liet zijne zeer goed bezoldigde betrekking aan de redactie van den Figaro varen, om voortaan zelfstandig van zijne pen te leven. Hij werd de uitgever van de beruchte Lanterne. Maar het was, als of met zijne betrekking tot het geestige en wel geschreven blad van den heer Villemessant ook zijne eigene geestigheid was verloren gegaan, en de kracht van zijne stijl was uitgeput. Iedereen weet, welk een wanhopend en ellendig product deze Lanterne was. Twee of drie misbruiken van het keizerrijkde niet-vervolgbaarheid der staats-ambtenaren voor den regter zonder toestemming van den staatsraad, de hooge bezoldigingen van de eerste waardigheids- bekleeders des keizerrijks, zietdaar, wat Rocheforts eenig politiek kapitaal uitmaakt, waarop hij telkens, telkens terugkeert, en waarvan hij geld tracht te slaan. Overigens vult hij zijn speculatie- blaadje met onwaardige persoonlijke aanvallen op den Keizer en de Keizerin. Toch werd het blaadje gelezen? Ja! en veel gelezen; maar alleen omdat de regering van de lectuur eene verbodene vrucht maakte. Na zijne eerste veroordeeling, die hij in elk land zoude hebben verdiend, en die met het oog op de toen vigerende drukperswet volkomen regtvaardig was, trok Rochefort, zooveel leven makende, als maar eenigzins mogelijk was, naar België, en zette daar de uitgave van zijn treurig product voort. De regering ver hinderde de invoer zijner werken in Frankrijk. Zij had den lautaarnman welk een ander man was de Nederlandsche lantaarn drager P. vanjjWoensel! geen grooter dienst kunnen bewijzen. Groote hoeveelheden van deze brochures weiden in Frankrijk inge voerd, nu eens aan de grenzen opgehouden, dan weêr gelukkig doorgesmokkeld, en beiden was Rochefort even nuttig. De dag- bladeu spraken dagelijks van hem en zijn werk, met talrijke boek- verkoopers voerde hij processen, omdat zij of de Lanterne zonder zijne toestemming hadden ingevoerd, of zich verbonden hadden die in te voeren en het niet hadden gedaan, of wel eindelijk, voor zijne fraaije schrijverij hem niet genoegzaam hadden betaald. Rochefort kreeg een 30ort van beroemdheid, van een schreeuwerige, onaangename soort, maar zijne boekjes werden verkocht, en dat was de hoofdzaak. Toen hij eindelijk wegens feitelijke mishandeling van een Parijschen boekverkooper tot eene correctionele straf was veroordeeld, had de vr—r— zaak uit belmoren te zijn, men had den „poseur" behooren te zien in zijn waar karakter. Maar wat maar in de verste verte den schijn heeft van een martelaarskrans, verheerlijkt, den drager in de oogen der menigte. Voor den vervolgde trekt alles, wat edel in ons is, partij. De woelige club der Parijsche socialistische democraten, kleiner in aantal dan men gewoonlijk wel gelooft zag in Rochefort een staatsman, alleen omdat hij wegens een zoogenaamd politiek misdrijf, een drukpersdelict, was veroordeeld. Deze veroordeeling was dan ook eene fout. Waarom hem niet vervolgd voor laster, evenals men hem later vervolgde voor feitelijke mishandeling? Bij de vorige verkiezingen werd Rochefort kandidaat gesteld voor het Wetgevend ligchaam. Anderen, beteren dan hij, zijn verkozen geworden. Men weet welk eene omkeering, beter misschien weifeling genoemd in de opvatting der bestaande wetten, en in het toekennen van meerdere vrijheid, de uitslag dier verkiezingen in Frankrijk, in het regeringsbeleid heeft gebragt. Ditmaal, nu de Parijsche herstem mingen moeten plaats hebben, heeft er in de dagen voor de verkiezingen inderdaad volledige vrijheid van schrijven en spreken geheerscht. Democratische en socialistische redevoeringen zijn er gehouden en bladen der meest radicale rigtingen zijn uit den grond gerezen als paddestoelen „über Nacht!" Die vrijheid heeft in Parijs hetzelfde gedaan, vrat zij overal doet, licht doen ontstaan, en de regtvaardigheid bevorderd. Deze vrijheid heeft Rochefort gedood. Misschien wordt hij nog met eene kleine meerderheid tot afgevaardigde verkozen Maar 's mans kracht is gebroken. Ware hij met de eerste verkiezing in het Wetgevend Ligchaam gekomen, zijn naam ware een symbool geweest, hij ware een ernstig man geweest, die een beginsel, zij het dan ook een socialistisch, radicaal, onmogelijk beginsel, vertegenwoordigde. Indien de herstemming hem thans onder Frankrijks wetgevers mogt brengen, dan is zijn willen en werken van den aanvang af gedoemd tot onraagt. Dit verschijnsel maakt, ook voor ons Nederlanders, Rochefort's candidatuur tot eene belangrijke en leerzame zaak. Zij toont, hoe de heilzame magt der vrijheid geneesmiddelen weet te vinden, ook voor het schijnbaar kranke volksbestaan. Rochefort heeft vrijheid van spreken gehad. Wie heeft hij er mede geschaad? Alleen zich zelf. Zijn verregaand gebrek aan politieke kennis, zijne grenzenlooze oppervlakkigheid, hij verklaarde immers op de hoogte te zijn van het mijnwezen, om dat hij over dit onderwerp twee artikels gelezen had in den „Rappel," zijne windhaan-politiek, hebben hem deu steun zijner warmste voorstanders onttrokken. De vrije pers heeft hem belag- chelijk gemaakt, gewezen op al den onzin van „Son Attitude." Zelfs in eene ultra-radicale club heeft men hem rekenschap gevraagd van zijne beleedigingen tegenover eene vrouw, de Keizerin. Stelt u voor een oogenblik voor, dat Frankrijk's Keizer ditmaal, zoo als gewoonlijk, met behulp van politie en eene draconische wet geving, de beweging hadde onderdrukt en de grrroote Rochefort tot een martelaar had gemaaktWelk een invloed zoude dit gedrag aan de ultra's hebben geschonken. Al hun geheimzinnig dreigen met revolutie en opstand ware geloofd en gevreesd geworden. Hunne theoriën, hun imperatief mandaat, hunne leer van den onfeilbaren volkswil, waren niet, zoo als thans in de dagbladen onderworpen geworden aan de publieke eritiek, niet, zoo als nu, gewogen eu te ligt bevonden, maar als een smeulend vuur hadden ze voort gewoekerd onder het volk. Nu eindigt de „candidature Rochefort" in eene lachbui dan ware ze misschien gevolgd door een revolutie zoo als in '48. Alle ele menten waren daartoe voorhanden. Maar tevens heeft het Parijsche publiek bewezen, rijp te zijn voor de vrijheid. Houdt men in het oog, dat de verschillende organen van het publiek en het publiek zelve thans voor het eerst zich oefenden in het gebruik dier vrijheid, zoo lang door Napoleon ten eigenbate geconfisqueerd, dan kon men niet anders zeggen, dan dat, met eene zeer enkele uitzondering, zich alles wat eenigen invloed geniet, geschaard heeft aan de zijde van eerlijkheid en gezond ver stand, aan de zijde van Jules Favre en Crémieux, en Rochefort en zijne mede-onzinnigen heeft verlaten. De vrijheid heeft den Parijzenaar leeren tellen. En tellende heeft hij gezien, welk eene kleine minderheid de sociaal-democratische ultra's vormen, en hoe groot het aantal dergenen is, die vrijheid verkiezen boven ongebondenheid en maatschappelijke orde boven de hersenschimmige beloften van sociale omkeering, die de leer der ultra's in haar vaandel voert. De vrijheid heeft een verbond zonder statuten en reglementen, maar een verbond van verstand en geweten gevormd tusschen „les honnêtes gens." Ook in Frankrijk is de vrijheid de moeder van een gezond volksleven De uitslag der verkieziug is thans bekend: de heer Rochefort is in het eerste district met 17,917 stemmen tot lid van het Wetgevend Ligchaam verkozen. BINNjmLAND. HELDER en NIEUWEDIEP, 25 November. Het Belgische ministerie heeft dezer dagen bij monde van zijnen premier verklaard, dat het nog vast genoeg in den zadel zit en voor vallen niet beducht is. Het had in de Kamer der Vertegenwoordigers een aanval te verduren van een der woordvoerders der oppositie, die het interpelleerde naar aanleiding van het gemis eener troonrede en die met het oog op onderscheidene andere omstandigheden het kabinet niet weder voor de Kamer verwacht had. De minister Frère verdedigde het ministerie op overtuigende wijze. De inter- pellant had het vermoeden aan den dag gelegd, alsof er verwijdering tusschen de kroon en het kabinet bestond, omdat er geen troonrede werd uitgesproken. De heer Frère wees op de constitutie, die geene scheiding der ministers van de koninklijke magt toelaat. Het vroeger gebeurde in den Senaat, hetwelk mede als een bewijs van zwakheid was aangevoerd, werd door den minister aan verrassing of toeval toegeschreven; de jongste gemeentelijke verkiezingen voor de gemeenteraden als zonder eenig politiek karakter ook door de oppositie erkend. De zaak der spoorwegen werd door den spreker toegelicht. De regering wil alleen de verkiezingen in Junij a. s. afwachten en uit den uitslag daarvan opmaken of de natie hare daden goed- of afkeurt. De Koning van Italië heeft ter gelegenheid van de geboorte des Prinsen van Napels eene amnestie uitgevaardigd ter gunste van staatkundige veroordeelden. Bij den Prager-vrede, nu ruim 3 jaren geleden gesloten, is eene nadere regeling der grenzen van het aan Pruissen getrokkene Sleeswijk voorgeschreven. De Pruiss. regering denkt, blijkbaar, in het geheel niet meer aan dat voorschrift. Een paar nieuw gekozen afgevaardigden uit Noord-Sleeswijk weigerden dezer dagen den eed af te leggen, voor zij ophel dering hadden ontvangen omtrent die zaak. Het Huis ging ten aanzien van hun schrijven, op voorstel der commissie van onderzoek, over tot de orde van den dag. Zr. Ms. stoomschip Soembing, onder hevel van den kapt.- luit. ter zee jhr. D. Bowier, gisteren morgen uit West-Indië alhier ter reede ten anker gekomen, heeft in den namiddag van genoemden dag weder het anker geligt, ten einde de haven van Hellevoetsluis te bereiken, waar dat vaartuig bestemd was binnen te vallen. Kapt. F. G. Corbelijn, onlangs uit Neerl. Indië teruggekeerd, krijgt te Amsterdam het hevel over de depot compagnie van het korps Mariniers, ter vervanging van den naar hier overgeplaatsten kapt. J. J. Korndörfïèr. Heden werden door den ontvanger der registratie en domeinen alhier verpacht de twee Rijks-pont veren over de Koopvaarders-Binnenhaven, voor den tijd van zes jaren en vier maanden, ingaande 1 Januarij 1870. Hoogste inschrij vers waren voor het 1ste perceel (het veer bij de groote schutsluis) do heeren A. cn L. Klein alhier, voor de som van 400 per jaar; en voor het 2de perceel (het veer bij de werf der hli. Zur Mühlen Taylor) de heer J. A. Leuring alhier, voor de som van 205 per jaar. Bij de op jl. Dingsdag gehouden herstemming ter ver kiezing van één lid van het kiescollegie der Herv. Gemeente is de heer J. Rinner met 236 stemmen gekozen. Op den heer J. Damman waren 129 stemmen uitgebragt. Er waren 371 kiezers opgekomen. 6 stembriefjes werden van onwaarde verklaard. De minister van Oorlog heeft op het voorloopig verslag over Hoofdstuk VIII der staatsbegrooting van 1870 geant woord. De. minister kan niet toegeven, dat bij de behan deling van de staatsbegrooting in het vorige jaar de be grooting voor zijn departement als eene tijdelijke voorziening is beschouwd, en verdedigt zich tegen de beschuldiging, alsof hij den weg zou verlaten hebben, die sedert 1866 was ingeslagen, en, in afwachting eener wettelijke regeling van het verdedigingsstelsel, niets wezenlijks voor de zoo noodzakelijke verbetering der weerbaarheid zou hebben verrigt. Een eindcijfer van 14 millioen zal wel geene bevreemding verwekken, wanneer er gelet wordt op het geen noodig zal wezen voor de aanschaffing van nieuwe wapenen, van zwaar geschut en de voltooijing van het vestingstelseleerst wanneer in die behoeften zal zijn voorzien, zal zulks op het, eindcijfer een gunstigen invloed uitoefenen. Het toestaan der thans aangevraagde gelden zal voorzeker strekken om te kunnen voortgaan op den ingeslagen weg tot verzekering onzer weerbaarheid, vermindering der levende strijdkrachten, wijzigingen in de thans bestaande inrigting van het leger, zouden zeer te betreuren zijn en zeker niet medewerken om het krachtiger zamen te stellen. De minister geeft de verzekering, dat het zijn voornemen is, de wetsvoordragt omtrent het verdedigingsstelsel vóór het einde van dit jaar bij den Raad van State aanhangig te maken; zoodat zij in het voorjaar bij de Kamer in behandeling kan komen. Van de noodzakelijkheid van wettelijke regeling der leger-reorganisatie is de minister nog niet overtuigd: daarover wil hij zich beraden; doch eerst moet de wet omtrent het verdedigingsstelsel tot stand zijn gekomen. Voorts worden door den minister de verschillende hoofd punten zijner begrooting gehandhaafd. De minister deelt in het gevoelen van die leden, welke de meening voor staan, dat onze strijdmiddelen zeer goed toelaten om de verdediging van het land tegen een overmagtigen vijand met goeden uitslag te voeren, wanneer de leiding daarvan slechts aan bekwame handen is toevertrouwd en de volks geest haar krachtig ondersteunt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 1