BUITENLAND. veroordeeld ter zake van het te koop uitstallen, van aard appelen in zakken, die niet een geheel mud of twee halve Nederlandsche mudden inhielden. Daar het niet algemeen bekend is, dat feiten als de genoemde strafbaar zijn, meenen wij, dat de vermelding dier veroordeelingen niet ondienstig is te achten. Het bestunr van het 24ste Nederl. Landhuishoud- kundig Congres, in het volgend jaar te Arnhem te houden, heeft eene circulaire verspreid, waarin alle landbouwers, landeigenaars, volkshuishoudkundigen en de beoefenaren van die wetenschappen, welke min of meer met den landbouw in betrekking staan, uitgenoodigd worden het congres bij te wonen, en vóór 15 Januarij 1870, vragen, voorstellen of mededeelingen in te zenden aan den secretaris, dr. L. Mulder te Arnhem. Het bestuur verklaart zich tevens bereid, zooveel mogelijk zorg te dragen voor behoorlijk logies voor hen, die het congres wenschen bij te wonen, en daarvan vóór 1 Junij 1870 franco aan den heer secre taris doen blijken. De Tielsche Courant meldt: Jl. Maandag werd door eenige heeren uit Avezaath een jagt georganiseerd op een wild zwijn, dat zich aldaar ophield en van Eek en Wiel schijnt gekomen te zijn. Toen men op het jagtterrein kwam, halfweg Buren, zag men want men had nog getwijfeld dat er wezenlijk een wild zwijn moest huisvesten. Er waren zeer aanzienlijke gaten in den grond gewroet en overal stond spoor. De bosschen werden afgejaagd, doch het dier werd niet gevonden, waarop men naar Erincliem trok. Aldaar bragt een jonge schaapherder de tijding, dat hij het beest gezien had in een vrij klein boschje. Voor men het nog goed afgezet had, kwam het dier te voorschijn; de beweging en de drukte van de aan zienlijk toegenomen schare kon niets anders doen verwachten. Het beest kwam tegen een polsdrager in, die zich natuurlijk niet zeer op zijn gemak gevoelde. Door een luid geschreeuw daartoe nog te eer aangemoedigd, ging het op den loop, zwom de Linge door, en begaf zich naar Op-Iïeniert. Het werd achtervolgd tot het duister werd, doch niet meer gezien. Het dier was zeer groot, grooter dan onze grootste tamme varkens." In de veenderijen in Friesland moot het treurig gesteld zijn. Door de vereende kracht van water en wind zijn onderscheidene dijken bezweken, waardoor het water een vrijen toegang tot de turf hoopen erlangde, en een groote massa van de beste turf, van duizenden guldens waarde, verzwelgd en weggespoeld is. In eene der laatste zittingen van het kantongeregt te Sneek is een vonnis uitgesproken over eene hoogst onzede lijke, maar bijna elk oogenblik voorkomende handeling en dat we daarom te eerder onder de oogen van alle heeren kantonregters en onder die van het publiek wenschen te brengen. Zekere M. V., aldaar, is tot een boete van 1 veroordeeld, wegens het doelloos en wreedaardig mishandelen van een dier. Of het een kalf geweest is, dat zijn weeken bek moest meten met de hardheid der straatkeijen, of een bezwijmend span honden, dat door de striemen eener harde zweep nieuwe veerkracht moest vinden voor de afgebeulde spieren, wordt niet vermeld en doet ook minder ter zake. Het constateren van een, door ons van harte toegejuicht vonnis, voor een zoo vaak straffeloos gepleegd wordend en toch zoo hoogst onzedelijk misdrijf, was voorhands slechts ons eenig doel. Men spiegele er zich aan! De beschaving gaat met rassche schreden vooruit! Eerlang zal men in het Théiltre des Dólassement te Brussel een nieuw drama opvoeren, den titel voerende„Le drama de Pantin." Het drama: «La nonne de Cracovie" is reeds dertigmaal vertoond. Amerika, in "vele opzigten navolgenswaardig, levert echter ook nu en dan blijken van zeer ruwe zeden. Zoo had in een der steden van de groote Unie, Stephentown, het volgende plaats: De burgemeester der stad, zoo luidt het verhaal, was sedert eenigen tijd verliefd op eene weduwe, mevrouw Dodge, wonende op eenigen afstand van de stad. Hij moet haar een onwelkom bezoek hebben gebragt, en, volgens het zeggen van de algemeen geachte dame, haar hebben aangerand, waarop zij een talhout genomen heeft en hem daarmede zóó op het hoofd geslagen, dat hij dood is neergestort. De gelieele stad is over het voorval in opschudding ge raakt, maar iedereen geeftder weduwe toe, dat de burgemeester loon naar werken heeft. De hofnar en kamerheer van den Sultan van Turkije, Nevres-pacha, is weggejaagd, omdat hij niet op zijn post was, toen zijn heer op zekeren morgen wat vroeg ontbeet. Men hoopt evenwel dat hij weldra weêr in zijn eer hersteld zal worden, daar meermalen gebleken is, dat de Sultan spoedig lijdt aan indigestie, wanneer hij dit gezelschap mist. Nevres-pacha valt niet voor de eerste keer in ongenade, maar bij een vroegere gelegenheid werd hij onmiddelijk tot minister van onderwijs benoemd. Door de Hollandsche landverhuizers te Michigan in "YViseonsin is van 186069, dus in tien jaren tijds, voor godsdienstige en weldadige doeleinden de belangrijke som van 780,315 bijeengebragt. Waarlijk een bewijs, dat het die menschen, welke meestal betrekkelijk arm hun vaderland verlieten, daar werkelijk goed gaat. In Posen is eene jonge dame van 22 jaren uit eene der rijkste en tevens der oudste adelijke familiën der stad, met den 25jarigen kok des huizes op den loop gegaan. Zij hadden eene som van fl. 11,700 uit de secretaire van papa medegenomen. De politie vond te Krakau het paartje na een viertal dagen; in dien korten tijd hadden zij reeds meer dan 6. 2000 verteerd. Instinct of nif,t? In een huisgezin was een hond, die des zomers mede naar het buitenverblijf ging en des winters mede naar de stad terugkeerde. Op zekeren dag werd er van buiten in een korf een kat gebragt, en werd die in de kamer gezet, waar zicli de hond bevond. Daar die hond zich altijd goed verdroeg met katten, werd de laatste uit de korf gedaan. Toen er voor een oogenblik niemand in de kamer was, bekroop poes de lust zich meester van een kanarievogeltje te maken, dat in een kooitje op een tafel stond. Door het springen der kat tegen het kooitje, viel dit op den grond en maakte zulks veel geraas. Iemand der liuisgenooten dit hoorende, ging aanstonds naar de kamer en vond het vogeltje zitten in een hoek der kamer, terwijl de hond heel bedaard vlak voor het kleine diertje zat en poes met een hoogen rug en dikken staart op eenige distantie, valsch, dat de getrouwe en verstandige hond de oorzaak was, dat zij nu een lekker kluifje moest missen. Is dat instinct van den hond of is dat oordeel? Te Tournai werd dezer dagen in het openbaar de levering aan besteed der levensbehoeften voor het burgerlijk hospitaal. Op het oogenblik dat de melk zou worden aanbesteed, verklaarde de leve rancier, dat hij op de oude voorwaarden de levering onmogelijk kon voortzetten, waarover vervolgens eene tamelijke warme discussie ont stond. Te midden der zamenspreking leidt de portier eene jonge vrouw binnen, met de woorden: „Deze vrouw komt voor de melk." Na die inleiding had het volgende gesprek tusschen haar en de uitbestedende commissarissen plaats. „Wel vrouwtje, voor hoeveel wilt gij ons uw melk verkoopen?" „Ik verkoop ze niet," antwoordde de vrouw, „maar doe ze present." Blijde verrassing van den Voorzitter! die een weldoenster der armen voor zich meende te zien. Aanstonds werd een fauteuil ge haald en de milde geefster onder tallooze buigingen en strijkages uit genoodigd daarin plaats te nemen. „Gij weet zeker, mevrouw," zoo ging de voorzitter voort, „dat wij jaarlijks voor onze gasthuizen ruim 40,000 kan melk noodig hebben. Zijt gij waarlijk bij magte om die te leveren?" „Wat," riep het vrouwtje uit, „40,000 kan! Mijnheer, gij scheert mij den gek aan, mij dunkt, als eene gezonde vrouw 1^ pint melk per dag geeft, doet zij haar best." Bij deze woorden ontstond een daverend gelach, en tengevolge van wederkeerige inlichtingen, loste het raadsel zich op. De jonge vrouw was een zoogende moeder uit een naburig dorp, die naar het hospitaal was gekomen, om een der aldaar verpleegde kinderen de borst te geven. De weêrprofeten hebben dan toch maar stellig en vast besloten, dat het dezen winter extra-ordinair koud zal zijn. Zekere heer Heuzé heeft zelfs de statistiek te hulp geroepen om deze meening te bevestigen en hij publiceert de resultaten zijner bevindingen in de Patrie. In 1789, zegt hij, was het zoo koud, dat de wijn in de kelders bevroor; 10 jaren later, in 1799, vroor het 49 dagen achtereen; nogmaals 10 jaren later, in 1809, waren de Seine, de Loire en andere groote rivieren geheel bevroren. Zoo komt hij tot het besluit, dat bijzonder strenge winters regelmatig om de 10 jaren teruggekomen. In 1819 was het voorbeeldeloos kond en hadden de armen veel te lijden; in 1829 evenzoo. In 1839 schijnt de natuur zich vergist te hebben, daar het niet in dat jaar, maar in 1840 erg koud was. Het vroor toen 59 dagen, waaraan men op nieuw kan zien, dat „uitstel geen afstel is, en wat in 't vat is niet verzuurt." Ook in 1859 was het erg koud en dus, zegt de heer Heuzé zal 't in 1869 wel weer koud worden. Moraal: Ieder voorzie zich van brandstof. Kan het geen goed, kwaad kan het ook niet, zoo als de verkoopers van alle-kwalen- genezende heilmiddelen zeggen. BENOEMINGEN EN VERPLAATSINGEN BIJ MARINE EN LEGER. Tot 2den luit. is o. a. benoemd: bij het 7de reg. infanterie, de kadet H. Merkus Willer. België. In de Kamer van vertegenwoordigers is thans de militie- wet aan de orde. Door twee harer leden was een amen dement voorgesteld en met warmte verdedigd, de strekking hebbende om het remplaceren te verbieden en alleen af koop van dienst vrij te laten. De minister van Oorlog heeft het amendement bestreden, voornamelijk op grond, dat het aantal vrijwilligers met ieder jaar afneemt, waar door bij opheffing der remplacering de aanvulling van het contingent dikwijls moeijelijk, zoo niet onmogelijk zou wor den. De [minister verklaarde overigens zelve een tegenstander der remplacering te zijn, omdat door haar vaak onwaardige personen in de gelederen plaats nemen, een bezwaar waarin echter bij de nieuwe legerwet genoegzaam is voorzien. Het amendement werd met groote meerderheid verworpen. Aan het Journal des Bruxelles wordt uit Parijs geschre ven, dat de Kamer van in beschuldiging stelling aldaar jl. Vrijdag de verzending van de zaak van Tropmann naar de assises van de Seine onbepaald verdaagd heeft, niet ten gevolge van nieuwe openbaringen, welke die beschuldigde dezer dagen, naar verzekerd wordt, aan de justitie gedaan heeft, doch welke, even als verscheidene vroegere, onwaar zouden zijn bevonden, maar in de hoop, dat men intusschen tot nieuwe en meer afdoende ontdekkingen zal geraken. F r a n k r ij k. De bisschop van Orleans, mgr. Dupanloup, de beroemde kanselredenaar en talentrijke schrijver, heeft, toen hij dezer dagen naar het concilie van Rome vertrok, eene openlijke berisping aan het dagblad l'Univers en deszelfs hoofd redacteur Veuillot, of eigenlijk aan de ultramontaansche rigting in de Catholieke Kerk, gegeven. In het daartoe strekkende schrijven zegt hij o. a. het volgende tot de redactie van het genoemde blad „Indien uwe taal de taal van al de godsdienstige organen onder ons was; indien het uitgemaakt was, dat uwe leer werkelijk onze leer, de leer der Kerk is, dan zou de haat, dien gij opwekt, even algemeen zijn als zij geducht is; dan zou de Kerk onder den banvloek der beschaafde natiën geraken." Ook het liberale blad le Temps meent, dat de uit slag der Parijsche verkiezingen, bijeengenomen, reden tot tevredenheid oplevert. „Die van den heer Rochefort (zegt zij) is ontwijfelbaar eene vergissing van het algemeene stemregt, daar zijne verkiezing niet aan de daarvan gekoes terde verwachting kan beantwoordende heer Rochefort zal in de Kamer ten eenenmale worden weggecijferd. Le Pays, die zich onder de gouvernementele organen op een geheel speciaal standpunt geplaatst had, door de candidaturen van de onverzoenlijken en onbeëedigden te ondersteunen, laat zich over de verkiezingen aldus uit: „Helaas! wij zijn geslagen; een enkele onzer candidaten slechts is verkozen: wij hebben alleen Rochefort! Wij hadden wolven willen hebben, echte wolven, huilende om troon en altaar, om alles, in één woord; wij hadden er zoo gaarne een viertal in het Wetgevend Ligchaam willen loslaten om gedurende het zesjarig wetgevend tijdperk bestendig jagt op hen te blijven maken. Welk eene schoone jagt voor liefhebbers, gelijk wij. De wilde jager uit de Duitsche legende zou op zijnen eindeloozen rit zoo heerlijk niet te gast zijn gegaan! Ledru-Rollin, Barbes, Pyat, Rochefort ziedaar de medicamenten, die wij noodig hadden gehad. Bij een imperatief mandaat benoemd, zouden zij tot opstand de toevlugt hebben genomen en in den val geloopen zijn. De door het oproer bezette straten en pleinen zouden ras zijn schoongeveegdhandel en bedrijven zouden eene nieuwe vlugt genomen hebben, en Frankrijk zou, na zoo vele afmattende nachtwaken, zich eindelijk eens te rust hebben kunnen leggen. Thans even wel zijn wij geene enkele schrede gevorderd; de toestand is dezelfde gebleven en de uitterende kwaal, die ons teistert, zal in het oneindige voortduren. De tegenwoordige oppositie is slechts een langzaam vergif; een snel werkend was veel beter geweest; men komt daarvan op of bezwijkt daaronder, maar de zaak is dan spoedig beslist. Rochefort! Rochefort!.... doch dit is niet genoeg om ons van onze kwalen af te helpen De Neue Freie Presse zegt o. a. van Rochefort„De heer Rochefort is alleen dapper met den mond. Hij heeft te Brussel eenige maanden geleden verklaard, dat hij, indien een politie-agent bij zijne terugkomst in Frankrijk de hand aan hem waagde te slaan, dien zou nederschieten als een hond. Toen hij echter onlangs aan de grenzen werd aangehouden, heeft hij niet geschoten, noch gestoken, maar is geduldig naar de gevangenis gewandeld, waaruit het bevel des Keizers hem na verloop van zes uren bevrijdde." Uit dien kleinen karaktertrek kan men een oordeel vormen over den man, die heden zijn kind niet doopen laat en twaalf jaren geleden een stichtelijk sonnet aan de Heilige Maagd dichtte. Volgens een te Parijs verspreid gerucht zou de heer Ferdinand de Lesseps, door tusschenkomst van de Keizerin, bij Keizer Napoleon aanzoek doen om vergunning tot het uitschrijven eener nieuwe loterijleening van 150 millioen, noodig tot den aanleg van nieuwe werken, zonder welke het Suez-kanaal voor groote handelsschepen onbruikbaar zou wezen. In een der laatste volksvergaderingen te Parijs, waar het, zooals men weet, nog al bar toeging, stormde plotse ling in dolle drift een der candidaten voor het lidmaatschap der Kamer naar de tribune, en begon met de handen in den zak een opgewonden speech af te steken. Zijne wel wat onachtzame houding lokte een luid gemor uit onder het „geacht publiek." „Men spreekt niet tot het volk met de handen in den zak!» klonk het allerwege. De president legde der erentfeste vergadering het zwij gen op. „Laat hem maar gerust begaan», riep hij heldhaftig den hamer hanterend. „Het is beter, dat hij de handen in zijn eigen zak steekt dan in die van zijne buren!» Tropmann heeft reeds achttien slagtoffers voor zijne rekening. Men verzekert toch, dat niet minder dan tien personen tengevolge van den moord te Pantin krankzinnig zijn geworden. Blijkens een telegram uit Belfort, dd. 85 dezer, (Fransch departement van den Boven-Rijn), wordt berigt, dat op den middag van dien dag door den regter van in structie het lijk van Kinck (den vader) is teruggevonden. In het Fransche regeringsblad leest men: „Volgens brieven uit Lima, hebben de aardbevingen aldaar opge houden, of liever niet plaats gehad. In spijt van de voor spellingen van den abt Falb en van den kapitein Saxby, mag Peru op dit oogenblik nog onder de rijken dezer aarde geteld worden. Den 28 September heeft eene alge meene paniek zich van de bevolking van Lima en van Callao meester gemaakt. Ongeveer 20,000 bewoners dier steden hebben deze verlaten en niet hunne have en goed eene week lang in de vlakte of in nabij gelegen tuinen, onder tenten, verblijf gehouden. Volgens de sombere voor spellingen van Falb, zou tusschen den 28sten en den avond van dan 30sten September, volgens die van Saxby zou tusschen den lsten en 5den October geheel Peru ondergaan. Met uitzondering evenwel van eenige weinige schokken in den nacht van den 1 October, heeft men niets van eene aardbeving waargenomen, en de bevolking is rustig en ongedeerd naar hare woonplaatsen wedergekeerd.» Engeland. De Prinses van Wallis is jl. Donderdag tegen midder nacht van een dochter verlost. Het feestmaal door den lord-inayor van Londen gegeven, werd bijgewoond door den Hertog van Cambridge en verscheidene ministers. De Koning der Belgen, de eeregast, hield eene toespraak, waarin hij o. a. zeide: „Engeland is Belgiës oude vriend, en de sporen dezer oude vriendschap zijn nog merkbaar op dezen dag, nu de gemeenschappelijkheid der gevoelens op nieuw blijkt.» De hertog van Argyll gaf namens de regering den wensch te kennen, dat de nakomelingen van den Koning der Belgen, vele geslachten door, zich mogen verheugen in de getrouwheid en de liefde hunner onder danen voor hunne verstandige Koningen. Sedert de vorige week heeft men 91 zeerampen nabij de Engelsche kusten te betreuren. Sedert het begin van dit jaar is het getal tot 2632 geklommen. Door eenenLondenschen boekhandelaar wordt de uitgave aangekondigd van een werk van den generaal Garibaldi. „Het heeft den vorm van eenen roman zoo leest men in de aankondiging maar het is op werkelijk gebeurde feiten gegrond, en geschreven in den treftenden, dichter-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 2