1869. N°. 153.
Woensdag 22 December.
27 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BINNENLAND.
BEELDSPRAAK
HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT,
„Wij huldigen het goede.'1
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zatubdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
regels 60 cent,
Prijs der Advertentiën: Van
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatarnimte berekend.
Donderdag den 93 dezer vertrekt de Oost-Indi
sche mail over Mouthampton.
HELDER en NIEUWEDIEP, 21 December.
De doorgraving der landengte van Suez heeft reeds
overvloedige stofte geleverd tot geschrijf over het al of
niet voldoende der doorvaart door dezen nieuwen handels
weg. Men heeft het kanaal beschreven als geheel en al
ongeschikt voor de vaart met eenigzins diepgaande schepen
en de verwachting geuit, dat de verbinding der beide
zeeën eigenlijk weinig of geen resultaat zal opleveren.
Dezer dagen heeft de heer de Lesseps een brief ontvangen
van den graaf van Clarendon, die hem namens de Engel-
sche regering geluk wenscht met het tot stand komen der
grootsche onderneming en de gevoelens van deelneming
van Koningin Victoria en van de Engelsche natie uiteen
zet. Het is bekend, dat in der tijd de Engelsche regering
het meest den voet dwars heeft gezet tegen de plannen
van de Lesseps. Engeland heeft nooit in het slagen zijner
pogingen geloofd en nooit het tot stand komen van het werk
gewenscht. Thans, nu de regering van dat land op offi
ciële wijze erkent, dat de poging gelukt, en de nieuwe
handelsweg daargesteld is, nu mag men veilig aannemen
dat de beschuldigingen van het onvoldoende geheel en al
overdreven te noemen zijn.
De Spaansche regering heeft een paar wetsontwerpen in
gereedheid gebragt, die getuigen van haar streven naar
hervorming in liberalen zin. Het eene ontwerp strekt tot
afschaffing van de straf der tentoonstelling in het openbaar
en het ander tot geldigverklaring van het burgerlijk huwelijk.
Te gelijk daarmede heeft zij aangekondigd, dat in de vol
gende maand een ontwerp van wet tot regeling van den
burgerlijken staat zal worden ingediend.
Op Donderdag den 23 dezer, des avonds ten 8 ure, zal
in het Bierhuis //de Brouwer* eene zamenkomst plaats
hebben, tot bijwoning waarvan wij belanghebbenden bij
dezen dringend uitnoodigen. Het doel dier bijeenkomst
is voor allen, die aan den hoofdelijkeu omslag in deze
gemeente moeten bijdragen, van zeer groot belang. Het
is bekend, dat onze gemeenteraad, het onmisbare inziende
van het behoud der verbruiksbelastingen in deze gemeente,
in de begrooting voor het volgende jaar deze weder heeft opge
nomen. De Hooge Regering echter weigert hare goed
keuring aan die begrooting, wil de verbruiksbelastingen
van lieverlede zien vervallen en dringt aan op de verhoo
ging van den hoofdelijken omslag.
Heden houdt de gemeenteraad eene vergadering, waarin
een adres aan den minister van Binnenlandsche Zaken zal
worden vastgesteld. Wordt nu echter de houding van den
Raad door de ingezetenen krachtig gesteund, dan eerst
dook
JOH». DYSERINCK.
II.
Vóór alles wordt een schip op stapel gezet, hetgeen echter niet
altijd het van stapel loopen insluit. Menigen arbeid vangt men
aan, zonder dien te voltooien. Met lust en ijver en vuur legt men
de kiel, al heeft men zich niet eens vooraf volkomen rekenschap
van zijn plan gegeven, zijne krachten beproefd en aan mogelijken
tegenspoed gedacht. Vaak komt er een kink in den kabel, waar
door de zaak in het ongereede loopttoch zou menige belemmering
te voorzien geweest zijn, zoo niet vooringenomenheid, waanwijsheid
of onnadenkendheid het oog had beneveld of verduisterd. Menig
werk blijft dan halverwege staan, en is alleen hierin nog nuttig,
dat het evenals een verongelukt schip, welks mast boven het water
uitsteekt, anderen tot waarschuwing strekt.
Ergens in Noord-Holland is men sedert geruimen tijd bezig met
een vaartuig op stapel te zetten, waar de Great Eastern een roei
bootje bij is. Verbeeld u een schip, waarvan de bouwmeesters zoo
bescheiden in hunne berekening van kosten zijn, dat zij die op
geen millioentjes weten te beramen, en waarvan de arbeid zoolang
duren kan, dat, zoo er boetedagen waren, die op geen driemaal
honderd vijf en zestig zouden te bepalen zijn. Of het schip na de
voltooiing zou kunnen stuk stooten op een reuzen zandbank dat
zou men dan wel zien; „komt tijd, komt raad." Of een geduchte
storm de werklieden, de onder- en de bovenbazen, ja de ingenieurs
zeiven zou kunnen storen in den arbeid daar kon men niet op
bedaoht zijn; immers stormt het op de Noord-Hollandsche kusten
lelden of nooit. En dan de finantiën! Nu ja, „valt de hemel, dan
zijn alle menschen dood." Men bracht toch door een enkele in
schrijving tonnen gouds bijeen, 't Is wel waar, dat in den winter
van 1868 een aantal hongerige werklieden ter plaatse, waar de
kiel van dien modernen Leviathan wordt gelegd, geheel zonder
arbeid waren; maar tot den zooveelsten Februari a. s. kon men
vrij reiskosten krijgen om elders werk te zoeken, dank zij een
krachtig beroep op Neêrlands bekende philantropie. Bijna had ik
houden wij ons verzekerd, dat zulks een gewenschten uitslag
zal hebben. Met aandrang wekken we daarom alle belang
hebbenden op, om de vergadering op Donderdag e. k. bij
te wonen.
Heden werd bij de Directie der Marine alhier aan
besteed het vervaardigen en leveren van een stel tubelaire
stoomketels van 250 p. k. nominaal. Er waren 6 in-
schrijvingsbilletten ingekomen, als van de heeren: Christi
Nolot, Delftshaven, voor 48,850; Maatschappij Atlas,
Amsterdam, 43,800; Nederl. Stoomboot-Maatschappij,
Rotterdam 42,000; Maatschappij IJssel, Kampen, 40,400;
Lemm en Stornebrink, Kralingen 39,135Berges Jonker
en Zoon, Amsterdam f 38,798.50.
Men verzekert, dat de kapitein ter zee van Rees zal
worden benoemd tot kommandant en inspecteur van het
corps Mariniers, ter vervanging van den tegenwoordigen
titularis, den viee-aduxiraal Camp, die in pensioen treedt.
Het onderwerp der bijbellezing van den heer Johs.
Dyserinck, morgen avond, in de Doopsgezinde kerk, is:
„Het geloof en de goede werken."
Zr. Ms. schroefstoomschip Cura^ao, onder bevel van
den kapt.-luit. ter zee jhr. M. W. Bowier, is, volgens een
bij het departement van Marine ingekomen telegram, den
17 dezer van Suez over Djeddah en Aden naar Busbir in
Perzië vertrokken.
Z. K. H. de Prins van Oranje is, naar men verneemt,
Ponderdag als trouwgetuige verschenen voor den burge
meester ambtenaar van den burgerlijken stand der
gemeente Loosduinen, bij de huwelijksvoltrekking van
jhr. Constant Rebecque en jvr. Hora Siccama. (D.)
Z. K. H. Prins Frederik der Nederlanden, zou,
volgens gerucht, hebben bepaald, dat het huwelijk van HDs.
dochter met Z. D. H. Prins von Wied, op den 21 Mei a. s.,
den een en veertigsten huwelijksdag van den grijzen vorst,
zal gesloten worden. (D.)
H. K H. Prinses Maria beeft eene belangrijke gift
doen toekomen voor de te Alkmaar op te rigten school
voor Christelijk nationaal onderwijs.
Het prov. geregtshof in Zuid-Ho'land heeft jl. Vrij
dag de 24jarige Jannige Vermaas schuldig verklaard aan
de haar te last gelegde opzettelijke brandstichting te Mijns-
heerenland, waarbij het te voorzien was, dat eenig men-
schenleven in gevaar kon worden gebragt, en haar ter zake
van dit misdrijf veroordeeld tot de straf des doods, uitte-
voeren op eene openbare plaats binnen de gemeente
Dordrecht.
Bedankt voor het beroep naar 's Gravesande door
ds. J. Wijs, te Oude Niedorp.
Het zevende zendingsfeest zal gehouden worden op
6 Julij 1870, op het buitengoed Nijenburg, nabij Heilo,
een rijksdaalder aan de hoofdkommissie te Amsterdam gezonden,
met den tekst er bij, Lukas XIV 28 „wie van u een toren
„willende bouwen zit niet eerst neder en overrekent
„de kosten, opdat niet misschien, als het fondament
„gelegd is, men niet kan voleindigen, en allen die het
„zien beginnen te bespotten."
Om een ander voorbeeld te noemenvóór jaren is er in de nabij
heid van Terschelling een schip met staven goud gezonken. Natuur
lijk moest men het kostbaar metaal nit de diepte te voorschijn
trachten te halen, maar hiervoor was geld noodig; duizenden gul
dens werden voorloopig gestort om de onkosten te dekken; met
tien, ja duizenddubbele winst hoopte ieder het zijne terug te krijgen.
En nog ligt het meeste goud onder het zand der zee bedolven, door
noodzakelijke staking van den arbeid. De geldschieters hebben in-
tusschen het voorgeschotene terug ontvangen. 01 is dit maar een
praatje? Zeker wel, anders toch zou het onverklaarbaar zijn, dat
men voor eenigen tijd weder een onderneming heeft tot stand ge
bracht om naar de onderzeesche schatten te duiken.
De belangrijkste schepen van ons land worden op het Zuid-Hol-
landsche Binnenhof gebouwd; jammer dat het te water laten niet
altijd even vlot gaat. Bij mensohen-geheugenis, mag ik wel zeggen,
is reeds den léden April 1828 de kiel gelegd van het vaartuig
„de drie Akademiën"; na verloop van acht jaren moveerde men
even de kwestie, of het voor 's lands schatkist niet voordeeliger
zou zijn, het schip een derde kleiner te maken, waarop een spot
vogel zei, dat het dan eenvoudig moest heeten: „de drie Akademiën
min óón"; waarop een ander vroeg, of het dan niet nog voordee
liger was „de drie Akademiën in één." Dit laatste intusschen
werd door het bezwaar gedrukt, dat een gepaste naam zeer moeie-
lijk te vinden was, onder het dreigend gevaar van een eindelooze
gedachten- of juister gezegd woordenwisseling onder de verschillende
werklieden. „De groote hofstede" mocht men te landbouwachtig
oordeelen; „mihi constat" klonk zoo erg geleerd; en „de machtige
monist" was weêr niet populair genoeg. Na '36 nu werd er wel
een ontwerp gemaakt, maar om te rusten tot het jaar onzes Heeren
1869. En heilbegeerig zien wij thans naar de behandeling van de
voorgedragen wet op het hooger onderwijs in 1870 nit.
In 1836 zou er een nieuw model schip gebouwd worden: „vrije
een half uur gaans van Alkmaar, toebehoorende aan
jhr. mr. C. van Foreest.
De in den nacht van 16 op 17 Dec. gewoed hebbende
storm heeft bet geheele land door zijne verwoestingen
aangerigt; vele gebouwen zijn ingestort, vele daken zijn
totaal vernield; kerken, scholen, huizen en schuren zijn
bijna allen door den woesten kampvechter zwaar beschadigd.
Even als de gesneuvelde militairen na een hevigen strijd,
lagen de dakpannen, schoorsteenkappen en dakgoten ver
nield en verstrooid langs de straten. Zoo meldt men uit
Groningen, alwaar de sterkste winddruk, evenals te Utrecht
150 kilo op de vk. meter is waargenomen.
Men schrijft van West-Terschelling, dd. 17 dezer:
„Nog geheel onder den indruk verkeerende der herhaalde
rampen, die in de laatste twee jaren ons loodswezen in zoo
geduchte mate hebben getroffen, zagen wij heden morgen
dat de loodskotter, welke gisteren avond nog op de Vlie
reede lag, spoorloos verdwenen was.
Klaarblijkelijk was bedoeld vaartuig in den orkaan, die
gepasseerden nacht hier zoo vreeselijk woedde, voor hare
ankers weggeslagen.
Groote vrees maakte zich weder van allen meester, daar
men niet wist wat er van de kotter geworden was, en al
weder bereidde men zich op het ergste voor.
Gode zij dank! bragt de post ons beden middag een
telegram mede van Vlieland, inhoudende dat de loodskotter,
met verlies van ankers en kettingen, met groot gevaar te
Harlingen was binnengeloopen.
Blijkt uit dit voorval niet weder ten duidelijkste, dat de
loodsvaartuigen alhier, niet worden uitgerust zoo als zulks
behoort
Ieder deskundige toch zal bet met mij eens zijn, dat een
loodsvaartuig voorzien moet zijn van ankers en kettingen,
van zoo zwaar kaliber, dat er van begeven geen sprake
kan zijn.
Algemeen noemt men het hier eene bijzonderheid, dat de
kotter behouden is gebleven.
Ware zij verloren geweest, het had zeer zeker minstens
ton moeten kosten, om het verlorene aan te vullen.
er zoo roekeloos met rijks gelden, die
ook de onze zijn, worden gehandeld!"
Men schrijft ons van Vlieland, dd. 20 dezer
„Gisteren morgen is alhier in de gronden gestrand bet
te Memel thuis beboorende barkschip Aphrodite, kapitein
von Zaborowsky, komende van Snnderland, met steenkolen
naar Barcelona gedestineerd. De equipage, bestaande uit
dertien personen, is in twee togten door de Vlielander
reddingboot gered en door de Vlielander loodsschuit N°. 5
alhier aan wal gebragt. Schip en lading zullen vermoe
delijk totaal weg zijn. De namen der redders zijnA. A.
Visser, C. P. Zeijlemaker, J. Timmerman, J. J. Zeijlemaker,
A. K. Visser, K. Smit, R. Koudenburg en G. P. Visser."
arbeid"; en een der chefs van de werf zou zelf naar de Oost
reizen, om het benoodigde daarvoor in orde te brengen: maar na
het vertrek van dien vriend begreep men, dat het wel wat lang
kon aanhouden, eer alles in orde was; en daar het land bitter om
geld verlegen zat, vond men het beter voorloopig zich maar weêr
aan de oud-modelletjes te houden, met den onveranderlijkeu naam
van „de kuituur." Nu zij echter tot eer van dien chef in de Oost
gezegd, dat hij onmiddellijk zijn congé nam, zich dus verdedigende:
„die lui van het Binnenhof hebben mij met een kluitje in het
„riet gestuurd; eerst het ontwerp vastgesteld voor het schip de
„vrije arbeid", en nu weêr te eindigen met een kuituurtje; ik bedank ze."
Ongelukkig, dat zij op die werf van tijd tot tijd zoo vreeselijk
„harrewarren"op die wijze kunnen door allerlei oponthoud en
dagdieverij de meeste schepen niet op hunnen tijd te water gaan.
Laatst maakten er wel acht en dertig werklieden een heel opstootje
tegen de zeven commandeurs; en het einde er van was, dat al die
lui (de 38 namelijk) naar huis werden gezonden. Wel moesten
later de commandeurs velen der naar huis gezondenen aannemen,
maar het was toch ten koste van staking van den arbeid. Een
andere maal had er óón een paar brieven op karrewei meêgebracht,
die eigenlijk niet publiek gemaakt mochten worden; maar het gold
de verdediging van een gewezen commandeur, die door zijnen opvolger
openlijk beleedigd was; en dat konden de onderhoorigen niet dul
den; daarom weigerden zij ten slotte nog langer te timmeren naar
het ontwerp van een schip, dat heeten zou: „het Buitenland" of
„La paix de 1'Europe" of „Aller Russen Keizers G'onsul" (hierover
was men het nog niet eens). Nu, toen gingen de kommandeurs
als óón man naar den hoofdingenieur om hun beklag te doen,
dat zij met „zulk" werkvolk niet te recht konden. En toen kregen
zij (de arbeiders namelijk) weêr hun congé, wel te verstaan, uit
naam der kommandeurs, want dezen en niet de hoofdingenieur
waren de verantwoordelijke personen. Ongelukkig echter moesten
korten tijd daarna de kommandeurs al weêr óf voor een deel de
zelfden opnemen in hunnen dienst, óf anderen, die geheel in den
geest van de naar huis gezondenen zouden werken. Ik zeg maar:
wat oponthoud! Waar blijven de schepen, die telken jare moeten
afioopen? Wordt vervolgd.)