Het bestuur van het te Schagen gevestigde departement
der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen heeft van H. M.
de Koningin ontvangen een prachtig bewerkt canapé-kussen,
om als prijs te dienen in de op 13 Januarij 1870 te houden
verloting, ten voordeele der aldaar bestaande departements
bewaarschool.
Te Barsingerhorn is eene afdeeling opgerigt van het
Schoolverbond, die aanvankelijk 70 leden telt. Het bestuur
is opgedragen aan de heeren C. Bood, K. Breebaart, R.
Brouwer, president, C. A. Hoogschagen, C. Jongejan Kz.,
G. Plevier, J. C. Pool, penningmeester, L. Pott, P. Ram
pen, secretaris, C. Smit Jz., Jb. Wasboer en J. van der
Waade.
Het Handelsblad meldt, dat in Amsterdam onlangs
een proef is genomen om de verhouding van aanvraag en
aanbod op de trouwmarkt te leeren kennen. Of het ge
schiedde om den marktprijs vast te stellen, wordt niet
gezegd. Er werd namelijk een advertentie geplaatst, waarin
een ongelukkig weduwnaar, P. G., (al of niet van de pokken
geschonden), die uit drie huwelijken een 13tal bijdragen voor
de toekomst des lands had zien geboren worden, //langs
dezen meer en meer gebruikelijken weg" een minnend hart
zocht, dat de vierde wilde zijn in de rij zijner vriendinnen.
Men kan niet zeggen dat het bod hoog was, toch waren
er 14, die zich niet hooger taxeerden, althans, er kwamen
14 antwoorden. Aan elk der adressen, in de antwoorden
opgegeven, werden gelijkluidende brieven gezonden, onder
teekend stellen wij van der Poes, met bijvoeging
van een toegang- en plaatsbiljet tot het theater van den
heer van Lier, waar «auf Verlangen" Blaubart gegeven
werd. In eiken brief werd er tevens bijgevoegd dat de
weduwnaar in de derde inagt ter aanknooping van de eerste
banden, de plaats, achter die in het biljet aangewezen,
zoude innemen.
Des avonds werden 9 van de veertien naast elkander
besproken plaatsen allengs ingenomen door een negental
dames. Eene beschrijving van elk heeft geen der proef
nemers opgeteekend, maar zij verklaren, zich dol vermaakt
te hebben in de blikken, die de dames van tijd tot tijd
steelsgewijze op de heeren wierpen, die toevallig achter
haar hadden plaats genomen, doch tot hare verbazing geen
enkel blijk gaven van getroffen te zijn over de schuchtere
avances, die sommigen harer waagden.
De gordijn valt: men maakt zich gereed om te ver
trekken. Daar hoort men plotseling roepen ./Het rijtuig
van mijnheer van der Poes!» Opschudding onder de dames
men ijlt naar de deur, maar tracht te vergeefs het rijtuig
te vinden en verwijdert zich onder het maken van gissingen
wat toch den heer van der Poes verhinderd mogt hebben,
te verschijnen
Volgens den Leidschen Studenten-Almanak waren op
15 Nov. aan de hoogeschool te Leiden ingeschreven 647
studenten, waarvan 102 in de geneeskunde, 308 in de
regtsgeleerdheid, 47 in de godgeleerdheid, 69 in de wis-
en natuurkunde, 68 in de letteren en 53 elders studerende.
Het getal studenten aan de Utrechtsche hoogeschool,
op 24 Nov. jl., was: in de regten 161, wis- en natuur
kunde 63, letteren 19, geneeskunde 67, godgeleerdheid 175.
Te Utrecht ingeschreven, elders studerende: in de regten 4,
letteren 1, geneeskunde 10, godgeleerdheid 9; te zamen 509.
Gisteren werd te Utrecht de buitengewone vergadering
van den Nederl. Weerbaarheidsbond geopend door den
pres. dr. J. W. Schubart. Er waren vertegenwoordigd
25 vereenigingen. Door het comité is voorgesteld, de
plaats voor den volgenden wedstrijd te bepalen in de
nabijheid van Apeldoorn. Z. M. de Koning, beschermheer
van den bond, heeft krachtigen steun toegezegd. Het
begin van de maand Augustus 1870 werd voorgesteld, als
tijdstip voor dien wedstrijd. Er is besloten een telegram
aan Z. M. te zenden, om te vragen of die tijd aan Z. M.
aangenaam zoude zijn.
Men leest in de Nord: //De sigaar schijnt een ge-
wigtige rol te spelen in Holland, te Zeist, bij Utrecht,
waarheen de hefstigsten uit het vroegere gouvernement,
bekend onder den naam van republiek der vereenigde pro
vinciën, zich begeven hebben. Ziehier watde Sport daaromtrent
meedeelt: Als een jongman op een meisje verliefd is en
haar huwen wil, schelt hij aan haar huis aan en vraagt
om vuur voor zijn sigaar; dit is slechts als waarschuwing
voor de ouders; maar als hij nog eens vuur komt vragen,
weten de ouders waaraan zij zich te houden hebben en
als hij voor de derde maal komt is hun antwoord geresd.
Wordt hij niet aangenomen, dan weigert men hem een
vlammetje en de deur gaat toe. Maar in het tegenover
gestelde geval wordt hem het vlammetje gegeven hij steekt
zijn sigaar aan, treedt binnen en deelt mede in welke
dochter des huizes hij zin heeft. Als men het daarover
eens is, komt het meisje binnen, geeft den vrijer een hand
en als zijn sigaar uit is, weer een vlammetje en er bestaat
in Holland geen voorbeeld, dat een engagement, op deze
wijze gesloten, ooit afgeraakt is.
Door den heer N. M. Bosdijk, te Goes, is een adres,
vergezeld van een ontwerp eener nieuwe staati-loterij
(zonder nieten) en daartoe betrekkelijke memorie van toe
lichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan
geboden.
Het Prov. Geregtshof van Friesland heeft jl. Zaturdag
met vernietiging van een vonnis der Arrond. Regtbank
van Leeuwarden, waarbij K. S., stationchef bij den Staats
spoorweg te Wirdum, was ontslagen van regtsvervolging,
en A. v. d. P., wisselwachter aan dat station,.was ver
oordeeld tot eene gevangenisstraf van drie maanden
schuldig verklaard aan het hun bij dagvaarding ten laste
gelegde feit van het zonder opzet doen ontstaan van gevaar
voor een trein, dat zij hadden kunnen en moeten voorzien;
en hen te dier zake veroordeeld tot cellulaire gevangenis
straf, den eersten voor den tijd van zeven weken, en den
tweede van veertien dagen.
Een verschrikkelijk ongeluk heeft jl. Zaturdag voor
middag plaats gehad met den trein, die ten 10.54 uur van
Leeuwarden naar Arnhem was vertrokken. Bij het station
te Heerenveen had de brugwachter verzuimd, de brug goed
te sluiten. Het gevolg was, dat de locomotief, pas op de
brug gekomen, ontspoorde en in de vaart stortte. Gedeel
telijk bleef hij echter nog aan de brug hangen, zoodat de
wagens althans op het drooge bleven. Dit belette echter
niet, dat verscheidene personen min of meer zwaar gewond
werden, gelijk te begrijpen valt. De heer P., inspecteur
van den spoorweg-telegraaf, die zich voor den dienst op
den trein bevond, is zwaar aan het hoofd gewond en in
schier bewusteloozen toestand te Leeuwarden gebragt. Men
vreest in ieder geval het behoud van een zijner oogen.
Een der machinisten moet er op soortgelijke wijze zijn
afgekomen. De brug is geheel vernield. Er is ten spoedigste
een hulpbrug over de vaart gelegd.
Met betrekking tot dit ongeluk, wordt nog nader mede
gedeeld, dat de brug nog geheel afgedraaid lag. Des
brugwachters-vrouw verkeerde, gelijk gezegd wordt, in zeer
ziekelijken toestand, hetgeen den man langer te huis had doen
blijven dan de dienst had veroorloofd. Aan het sein was
echter niet te bemerken, dat de brug niet gesloten was.
De vaart is gelukkig niet breed, anders ware de gelieele
trein er ingeraakt. Ook werd nog niet met de gewone
snelheid gereden, waardoor de schok minder hevig was.
De geruchten, dat dit ongeluk reeds menschenlevens zou
hebben gekost, hebben zich niet bevestigd. Wel zijn ver
scheidene personen gekwetst geworden. De heer P. te
Leeuwarden, bevindt zich iets beter, doch zijn toestand is
nog altijd niet van gevaar ontbloot. De zware kneuzingen
aan het hoofd veroorzaken hem veel pijn.
Een jeugdige spoorwegbeambte te Meppel werd dezer
dagen op een treurige wijze het slagtoffer eener onvoor-
zigtigheid. Terwijl de locomotief in vollen gang was, om
van water voorzien te worden, wilde hij op de loopplank
springen, greep mis, kwam te vallen en het zware gevaarte
verbrijzelde in een oogenblik zijn beide beenen. Den vol
genden dag overleed hij aan de gevolgen.
Het volgende gebeurde op den 7 Oct. 11. op ongeveer
44' Z.B." en 50° O.L. aan boord van het den 4 Nov. te
BataviaaangekomenNed. schip India-Packet, kapt. Diepering,
die voor de bijzonderheden gaarne een extract uit zijn jour
naal ten dienste gaf. Het luidt aldus:
//De nacht was al voorbij en hoezeer de zon reeds sedert
een half uur hare stralen door het luchtruim schoot,
heerschte een diepe duisternis op aarde. Een dikke, zwarte
mist hing loodzwaar op de zee en belette aan het zoekend
oog van den man op uitkijk verder dan op een paar scheeps
lengten van zich af te zien. Reeds sedert twee etmalen
hield die dikke mist aan, en bij de aflossing van den uit
kijk werd het wachtwoord gegeven van «uitzien naar ijs.»
Het was tegen zes uur in den morgende wind woei met
een frissche koelte uit het noorden; met de boven-bram-
zeils op den kop werd een half uur te voren tien mijlen
vaart gelogd. De zee was met den wind uit dien hoek
tamelijk vlakhet schip liep rustig over eene zijde hellende,
lekker door het water, toen op eens de kreet van den
man op uitkijk werd vernomen: «Loef! loef! een ijsberg
vooruit.» Verschrikt springt al het volk voorop en terwijl
de een roept, loeven! roept de ander, afhouden! Het
volk, dat de wacht te kooi heeft, ontwaakt met een schrik
van dat ongewone geroep, vliegt op het dek en het ge
schreeuw verdubbelt
De kapitein, die juist bezig was de kaart te raadplegen,
hoort wat er gaande is, springt op het achterdek bij den
tweeden stuurman, die de wacht heeft, en ziet ijs vooruit
aan alle zijden, maar aan minste te loefwaart, en het roer
wordt aan lij gecommandeerd, nog juist in tijds, want reeds
raakt de buitenkluiver-gij den ijsberg en werpt zich het
volk handenwringend op het dek, als hadde hun laatste
moment geslagen. Maar, Goddank, het schip luistert naar
het roer en in de loevende beweging raken de onderra's
één voor één het ijs; de fokkera slaat aan dek, de groote
ra wordt gekraakt, de rusten met de ijzers worden van de
zijden gescheurd. Maar nu nog het achterschip, dat het
laatste er langs moet schuren en met het oploeven er tegen
aan wordt gedrongen. De man aan het roer waant reeds
alles verloren en de angst doet hem de spaken van het
stuurrad uit de hand glippen. Gelukkig grijpt de tweede
stuurman het wiel en houdt het schip in zijne loevende
beweging. De bagijne-ra breekt, en het zeil wordt door het
ijs van de ra gescheurd, terwijl groote stukken ijs op dek
vallen; met angst wordt te gemoet gezien dat het achter
schip zal blijven haken en dan moet de spiegel er uit en
het schip openslaan, maar er hangt een sloep in de davids
die den stoot breekt. De ijzeren davids breken af als glas;
de sloep wordt tot gruis gedrukt. Wel gaat nog de ijzeren
brasboom mede, maar het schip raakt vrij en eene God-
dankende uiting ontvloeide aan aller lippen.
Groote God! welk een oogenblik van diepe angst werd
daar doorgebragt! met eene tienmijls vaart, dat is ongeveer
van vijf Nederl. ellen per seconde, langs een ijsberg te
moeten slieren, die zoo hoog is als het tuig van het schip
en eenige honderd voeten lang,.... wat in zulk een oogen
blik doorleefd wordt, laat zich niet beschrijven, wel gevoelen."
Hier te lande zijn berigten ontvangen van het eiland
Java, loopende tot 10 November:
«Uit Tjiksvang is, onder dagteekening van 1 November,
aan de Java-Bode geschreven, dat aldaar den 28 October,
des avonds, boven het tijdelijk kampenement der artillerie
van de afdeeling Bekassie, een vreeselijk ouweder, met
een orkaan gepaard, is losgebarsten. De wind, die eerst
uit het Z. O. ten O en daarna uit drie hoeken te gelijk
woei, had, in den tijd van één uur, alle bamboezen
gebouwen, commandants-woning, officiers-woningen, kazernen
voor Europesche en Inlandsche soldaten, paardenstallen,
affuitloodsen, enz., vernield. De paarden waren onder
de verpletterende gebouwen bedolven; het kampenement
stond door den zwaren regen geheel onder water, en den
geheelen nacht was de kommandant, kapitein Brugman,
met zijne officieren en manschappen werkzaam, om het
materieel zooveel mogelijk te redden. In de omliggende
kampongs waren een löOtal woningen door den storm
vernield. De berigtgever meldt, dat dank zij de tegen
woordigheid van geest van den kommandant en van de
officieren, geen verlies van menschenlevens te betreuren is,
en dat bij het onheil slechts één paard is omgekomen.
Daar men geheel van beschutting tegen wind en regen
verstoken was, had men den 30 October den marsch naar
Weltevreden ondernomen.
Uit Pasoeroean wordt van 30 October het volgende
gemeld: Op de reede alhier heeft eergisteren des avonds
ten 5 uur een treurig ongeluk plaats gehad. De licht
matroos Siebrand Oosterloo, oud 18 jaren, van het Neder-
landsche schip Koning Willem II, gezagvoerder Besseling,
na de werkzaamheden willende baden, sprong tot dat doel
einde over boord. Kort daarop hoorde men een schreeuw;
de bootsman dit hoorende, was op het punt over boord te
springen, denkende dat de matroos kramp had gekregen,
doch ontwaarde twee groote haaijen, die den ongelukkige
naar de diepte trokken; weinige oogenblikken later zag
men het verminkte lijk weder boven drijven, dat men
onmiddellijk met de grootste inspanning ophaalde en bevond
dat een been met een gedeelte der ingewanden en een arm
er aan ontbraken.
In de maand September 11. werd de ladang (moestuin) van
een Maleijer, teLoeboeh-Along,beplant met padie en djagoeng,
door een troep apen (baroek's) verwoest. De man, zijn ladang
zoo verwoest ziende, bedacht een list, maakte een val en vond
den volgenden dag twee van de dieven, die hij uit den val
haalde en levend den kop vilde. Daarna liet hij de beesten
los, die zich terstond uit de voeten maakten en naar hunne
kameraden in het bosch gingen. Toen deze de twee vrienden
zoo gehavend zagen terug komen, nam de geheele troep de
vlugt, en na dien tijd hebben de bovenbedoelde man en de
andere boschbewoners geen last meer gehad van die lastige
dagdieven
De gedenkpenning op het oekumenisch Concilie is te
Lyon geslagen. Op de eene zijde ziet men de beeldtenis
van den Paus, met het omschriftPio IX. Pontifice Maximo.
An. XXIV. De keerzijde vertoont de duif van den
Heiligen Geest, en daaronder leest menVaticanum. Con-
cilium.gen.etoecumenicum. AIII.KalJnl.MDCCCLXVIII
indictum faute auspicat. VIII Dec. huiusann.MDCCCLXIX
die Imm. Sacro. Hieromheen staat een tweede inschrift uit
Genesis, en luidende: vidit Deus licem quod esset bona. et
divisti lucem a tenebris appellavitque lucem diem.
De gewezen President der Zuidelijke Confederatie
van Noord-Amerika heeft zich te Memphis als koopman
gevestigd, terwijl kapt. Serames, van de Alabama, het land
doorreist om voorlezingen te houden.
Veel wordt er door de vrouwen over het kachel-
poetsen gesproken. De eene bevindt zich bij dit, en de
andere bij dat politoer het hest, terwijl men er niet zelden
van hoort dat het goedkoopste middel beter voldoet dan
enkele in den handel gebragte peperdure soorten.
In de wouden van Friesland wordt daartoe sedert eenigen
tijd iets gebruikt dat niets kost, namelijkkoude koffie,
Iedereen toch die koffie gedronken heeft houdt in den ketel
of kan wel een weinig vocht over, dat toch altijd wegge
worpen wordt. Er zijn daar huismoedertjes, wie het gebruik
van dat eenvoudig huismiddeltje even goed bevalt als het
duurste kachelpolitoer,
Wij raden onze huismoeders aan met dat middel ook
eens de proef te doen nemen.
Avontuurlijke reizigers vinden in den Pacific-spoorweg
een ideaal van genot. Tegen den aanstaande winter maakt
men zich tot romantische gebeurtenissen gereed. De raad
van bestuur heeft namelijk besloten, gedurende dien tijd
waggons met brandstoffen en levensmiddelen aantehaken,
ten einde bij 't eventueel «insneeuwen» van den trein de
passagiers te behoeden voor bevriezen of verhongeren!
Toen zeker onderwijzer zijne betrekking wilde neer
leggen schreef hij aan de schoolcommissie:
"Weledele zeer geleerde Heeren!
Mijn vriendelijk verzoek is, dat ik mag ophouden te zijn.
Weledele z. gel. Heeren!
Uw onderdanige dienaar,
A. B."
Voor eenigen tijd huurde een boer een nieuwen knecht.
«Jan, veel praten doe ik niet,» zeide de boer; «maar als
ik bijv. zoo maar eens eventjes met mijn vinger wijs dan
wil dat zooveel zeggen als: Jan ga aan je werk!" «Dan
passen we net goed bij elkaar, baas," antwoordde de
knecht, «want als ik bijv. zoo maar eens eventjes met mijn
hoofd schud dan wil dat zooveel zeggen als: baas ik geef
er den brui van!»
Een kapper te Arlon heeft een brief geschreven aan den Echo du
Luxembourg, om te protesteren tegen een artikel uit een Engelseh
dagblad, waarin verhaald wordt, dat iemand overleden zou zijn
door het dragen van een chignon,1 gemaakt van haar op lijken
afgeneden. „Ik ben geen geneesheer", zegt hij, „en kan mij niet
in de vraag verdiepen of zoogenaamd virus zich kan mededeelen
door tusschenkomst van een persoon, die daarmede besmet was
maar ik kan onwederlegbaar bewijzen, dat het onmogelijk is, hoe
ver men zijne kunst moge gedreven hebben, om haren van een
overledene te bewerken; het is niemand onbekend, dat iedere liaar-
pijl eene bloedaar bevat, die de eigenlijke oorzaak is van zijn luister.
Zeker is het dus, dat, wanneer daaraan het leven ontnomen wordt,
met den persoon die sterft, ook de luister verdwijnt en het haar
gelijk gedroogd stroo wordt, dat zich evenals dit laat breken en
onmogelijk te ontwarren of van een te scheiden is, omdat het haar,
evenais gehekeld vlas of hennep, onder den kam komende, deze
zou omstrengelen en afgesneden of afgebroken zou moeten worden,
om de kam daarvan te ontdoen.