1869. N°. 155.
Zondag 26 December.
27 Jaargang.
Eene Prijsvraag.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
BEELDSPRAAK
BINNENLAND.
HELDERSCHE
EK NIEUWEDIEPER COURANT,
„W ij huldigen het goed e."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30.
franco per post - 1.65.
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Op Dingdag den 28 dezer vertrekt de Oost-
Indische mail over Triest.
Pour savoir une chose, il faut 1'avoir apprise, zegt de
verstandige Lafontaine. Des te meer behoort men kennis
te hebben van die onderwerpen, waarover men anderen
beweert voor te lichten. De redactie eener courant dient
dus wel op de hoogte te zijn van staatsregt, volkenregt en
geschiedenis; immers alles, waarover het publiek haar
oordeel wenscht te weten, hangt met die takken van
wetenschap te zamen. Aangezien nu deze kennis zoo
omvangrijk is, dat ook het beste redactie-personeel daarvan
niet geheel en volledig op de hoogte kan zijn, zoo zal
men wel steeds zijne toevlugt moeten nemen tot het eenig
mogelijke redmiddelde quaestiën en vragen van den dag
te bestuderen, naarmate zij zich voordoen. Tot zoover
gaat dan ook alles goed. Maar indien eens, niettegen
staande alle aangewende moeite, men eindigen moet met
de prosaïsche verklaring: „wij begrijpen er niets van."
Dan is zeker de verzoeking groot, om of het onderwerp
te laten rusten, of er zich met een paar groote woorden
van af te maken; eene tactiek in Nederland niet zelden
in praktijk gebragt (videde Ned. Indische begrooting
passim). Maar eigenlijk valt dan de courant geheel uit
haren rol van geleidster en voorlichtster der publieke
opinieeven goed, als zij dat door eene gulle erkentenis
van onbevoegdheid zou doen. Toch kan, gedachtig aan
het latijnsche spreekwoord: nemo solus satis sapit, (niemand
heeft alleen de wijsheid in pacht), het geene verwondering
haren, dat iedere courant op hare beurt op een aantal
vragen het antwoord schuldig blijft.
De redactie van de H. en N. Courant verkeert in een
dergelijk geval. Ze heeft met onderzoeklievenden geest
zich gebogen over een tiental bladzijden in den staats
almanak, en met ernstig hoofdschudden een onderdeel der
begrooting van het departement van Buitenlandsche Zaken
overwogen, en is tot het smartelijke resultaat gekomen,
dat het nut van beiden een volkomen raadsel voor haar
blijft.
Na die treurige ontdekking blijft ons maar een middel:
dat wij de rollen omkeeren, en ditmaal aan het publiek
vragen ons voor te lichten, terwijl wij luisteren zullen.
Wij willen daarom een prijsvraag uitschrijven van dezen
inhoudWelk nut heeft in de laatste vijf en twintig jaar
de diplomatie gedaanWaarvoor dient de Nederlandsche
diplomatie in 't bijzonder
Het beste antwoord wordt niet alleen in deze courant
afgedrukt, maar bij de volgende begrooting ontvangen de
leden der Tweede Kamer, die in 'tzelfde geval schijnen
te verkeeren als wij, blijkens de discussiën bij dat hoofd-
door
JOH». DYSERINCK.
IV.
Maar zetten wij koers! Gelukkig gaat het op eens met den
stroom en voor den wind; voorspoediger kan het niet. Aardigis
dit beeld toegepast op de bekende plaat: „before stream", in den
flinken boerenknaap, al de zaligheid genietende van het spelevaren
met het boerinnetje zijner keuze, nadat hij eerst met groote inspan
ning het bootje stroom-opwaarts had geboomd „against stream."
Met den stroom en voor den wind maakt echter menigeen zorgeloos,
terwijl daartegenover velen de bezwaren van tegenstroom niet kun
nen te boven komen. „Voor- en tegenstroom" is het menschelijk
leven. Gelukkig wie bij het laatste zich altijd kan inspannen, de
mogelijkheden overwinnen, de gevaren trotseeren, en voorts goeden
moed houdt. Een soortgelijke beeldspraak is ook in de bekende
spreuk vervat: „'s werelds goed is eb en vloed."
Nog steeds in de nabijheid van de kust zien wij naar het ver
zetten van de bakens, of het getij ook verloopt. Zoo is het op de
groote levenszee, met hare altijd durende beweging en verandering,
voor ieder mensch evenzeer heilige plicht zich te schikken naar den
loop der omstandigheden, en zijn gedrag, zijne inzichten en zijne
werkzaamheid te wijzigen naar den gang en den vooruitgang der
dingen in kerk en staat, in huisgezin en maatschappij. Aan de
toepassing van dat beginsel mag en moet echter alleen ten grond
slag liggen, wat degelijk en rechtvaardig is, en uit overtuiging
voortkomt. Gehechtheid aan het oude, gemakzucht, zelfmisleiding
enz. zijn oorzaak van veler traagheid in het verzetten van de bakens.
Voor de toepassing van dit laatste zou men kunnen volstaan met
een verwijzing naar onze hoofdstad. Sedert jaren heeft men aan de
eene zijde dezer plaats van 300,000 inwoners den Hollandschen
spoorweg, en aan de andere zijde den Rhijnspoorweg, en sedert
jaren gevoelt men diep de behoefte om die beiden te vereenigen.
Wat wilt gij meer? Wat den handel betreft, werd nog onlangs
herinnerd, dat de scheepvaart in 1863 zooveel duizend tonnen last
meer bedroeg dan in 1867.
Op het gebied der hygiëne is het er niet veel beter gesteld; de
stuk, ieder een exemplaar. De gelukkige oplosser van
dit raadsel heeft regt op een keurigen afdruk in den vorm
van zekere beruchte vrede-van-Europa-reddende proclamatie
met rood- wit en blaauwe randjes.
Wij willen de geachte aanstaande inzenders gaarne zoo
veel als in ons vermogen is op den weg helpen, hoewel
wij, zoo als volgt uit hetgeen wij boven schreven, erken
nen, dat onze oplossingen ons niet geheel voldoen.
Kan het zijn om gekroonde hoofden gelegenheid tot
//uitlaten" te geven? Natuurlijk niet in den zin van
./beleefd de deur uitzetten» wat ons overigens geen
ongepaste maatregel voor de geheele diplomatie schijnt
maar in de beteekenis van //verklaren.»
Een diplomaat brengt zijne crediet-brieven over, en bij
die gelegenheid, laat het //gekroonde hoofd," bij wien de
gezant is geaccrediteerd, zich uit. In den regel, vriendelijk
voor de persoon van den gezant en de natie, die hij ver
tegenwoordigt; een enkele keer ook onvriendelijk, zoo als
Napoleon kort voor den Italiaanschen oorlog tegen den
Oosten rij kschen gezant. Heeft de diplomaat zijne geloofs
brieven overhandigd en het //hoofd» zich uitgelaten, dan
hoort men „nooit ofte nimmer» van den gezant weer
spreken. Yan deze laatste „men," zijn de leden van de
Rekenkamer uitgezonderd, die eens in 't jaar een notatje
van tusschen de 20 en 40 duizend gulden hebben te
verifiëren.
Sommige staatkundigen, die neven in den Haag hebben,
beweren, dat de diplomatie eene instelling is ter bevorde
ring van „dans en tooneelkonste," en zulks op grond van
de hofbals, en de in hooge kringen voortreffelijk opgevoerde
„charades en action.» Deze oplossing komt ons eenigzins
gezocht voor.
Een andere verklaring, die veel voor zich heeft, is, dat
een gezant dient om gedesavoueerd te worden. Deze meening
is hoogst constitutioneel. De zaken met vreemde mogend
heden worden in den tegenwoordigen tijd uitsluitend door
de ministers van Buitenlandsche Zaken behartigd. Men
behoeft slechts te wijzen op de herhaalde reizen van den
heer von Beust, de conferentiën vóór Sadowa, van den heer
von Bismarck met Napoleon, en op het feit, waarop
Nederland roem draagt, dat een Nederlandsch minister den
vrede van Europa redde, en daarvoor een medaille kreeg;
als of die vrede een kind was, dat in 't water gelegen had.
De zaken gaan geheel buiten de gezanten om. Maar hun
rol is die van den zondebok bij de oude Israëlieten. Heeft
de minister zich verpraat, of vergist, dan wordt de gezant,
die zoo onschuldig aan de zaak is als de bovengemelde bok,
gedésavoueerd, ende eer van het land is gered. Wat
de eer van het land daarmede heeft uit te staan, kan alleen
door diplomaten aan diplomaten worden verklaard.
Van conservative zijde wordt van het bestaan der diplo
matie eene andere verklaring gegeven, die mede niet geheel
statistiek ziet jaar uit jaar in de verhouding vau geboorte en sterfte
in Amsterdam juist het omgekeerde vau die in Engelands hoofdstad;
nog altijd schijnt men, in weerwil van de wegwijzing der weten
schap, de voorkeur te geven aan nauwe straten, bedompte kelders,
en grachten, welker uitdamping zelfs de verw van deuren en vensters
niet ongedeerd kan laten. Evenzoo gaat het elders, waar men niet bij
tijds de bakens heeft verzet. De mannen van het behoud, op ieder
gebied van het maatschappelijk leven, vinden dat veel te lastig.
Met den tijd mede te gaan, op gematigde wijze en met verstand te
hervormen, ontwikkeling en vooruitgang te bevorderen daaraan
wensehen zij vreemd te blijven; want, luidt hunne diepzinnige leuze,
„alle verandering is geen verbetering."
Op de breede wateren gekomen, gaan wij zooveel mogelijk „recht
door zee"; door het onder alle omstandigheden te willen doen,
zouden wij gevaar loopen met ons eigen schip „op een klip te ver
zeilen" en „schipbreuk te lijden"voortdurend op één boeg te zeilen
is onmogelijk; bij tegenwind moet er noodzakelijk gelaveerd en naar
gelang van de omstandigheden wat zeemanschap gebruikt worden.
Maar onder dat alles verlieze men het hoofdbeginsel niet uit
het oog!
Bij velen is het een ongeluk, dat zij, bij gemis aan vastheid van
karakter en deugdelijkheid van principes, altijd zoo wat laveeren, en
vreemd blijven aan het „recht door zee," d. i. geen flink en open
handelen kennen in huiselijk, maatschappelijk en kerkelijk leven. Met
alle winden te draaien ter wille van de gunst van het publiek, en
bovendien nu eens onder dezen, dan weêr onder genen vlag te zeilen,
al naar het eigenbelang het meebrengt, en zooveel streken als moge
lijk is op zijn kompas te hebben dat is het, wat wij dagelijks
in de werkelijkheid vinden, niet zelden gepaard aan het „achterbaks",
d. i. het „achter den rug" spreken en doen.
„Wel vriendvan harte geluk gewenscht met je benoeming tot lid van
„de Kamer, wat koers denk je zoo wat te zeilen?" „„Zal ik je dat
„„eens zeggennu eens wat liberaal-conservatief, en dan weêr wat
„eonservatief-liberaal, tusschen de partijen door."" Wie wordt
van zulk laveeren niet zeeziek?
„Zoo collega! hoe gaat het in je nieuwe standplaats? Kun je
„het nog al vinden met je gemeente?" „„Opperbest, hoor! je
„„begrijpt, dat ik me noch aan de linker- noch aan de rechterzijde
„„schaar; het eene formuliertje, dat niet al te kras is, wordt ge-
onjuist schijnt te zijn. Men kan in haar zien een schitte
rend en glansrijk, hoewel een beetje vruchteloos, protest
tegen den geest der eeuw. In deze eeuw, van telegraphen,
spoorwegen en couranten, in deze eeuw, nu bijna overal
de openbare behandeling van 's lands zaken door de wettig
gekozene afgevaardigden des volks in de plaats is getreden
van de duistere kabinets-intrigues, staan voor elke regering
duizende middelen open om te weten, wat bij hare buren
voorvalt; het Departement van Buitenlandsche Zaken
trekt oneindig grooter practisch nut uit een abonnement
op den „Times," dan van onzen gezant in Engeland. Maar
hier zit hem nu juist het heerlijke en schoone van de zaak.
Dat regeren van het volk door het volk, die niets ver-
schoonende publiciteit, al die democratische verfoeiselen onzer
eeuw hebben de magt in handen, en wij onderwerpen ons
aan het onvermijdelijke. Maar als ruïnes, die spreken van
guldene dagen in 't verleden, als merkpalen op den weg,
waarheen wij terug moeten keeren, als zwijgende protesten
tegen den heerschenden regeringsvorm staan daar statelijke
gezanten, nu niet meer in 't boudoir eener Pompadour
Europa regerende, maar uittreksels makende uit couranten,
beter ingelicht dan zij, omgedésavoueerd en.... uitge
laten te worden.
Misschien geeft de beantvvoorder onzer prijsvraag ons
iets beters. Voorloopig vinden wij de diplomatie duur en
nutteloos.
HELDER en NIEUWEDIEP, 25 December.
In de Donau-Yorstendommen schijnt men [tot nogtoe,
bij al bet licht dat de negentiende eeuw verspreidt, niet
op de hoogte te zijn ten aanzien van de onderlinge verdraag
zaamheid. Gedurig verneemt men van daar onaangenaam
heden tusschen de Christenen en de Israëlietende laatsten
hebben in den jongsten tijd, welligt tengevolge van de
aanhoudende onderdrukking der tegenpartij, zich aan mui
terij schuldig gemaakt. Zal dan toch eindelijk ook daar
eens een meer milde, liefderijke geest heerschende worden!
De Kamer der Afgevaardigden te Bucharest heeft deze
zaak eerstdaags te behandelen. Hare beraadslagingen mogen
wij hopen dit van harte bijdragen om meer liefde
en eendragt te weeg brengen onder de zonen van hetzelfde
vaderland
Het nieuws op politiek gebied is in deze dagen, de
laatsten des jaars, al zeer schraal. Te meer wordt over die
schaarschheid geklaagd, omdat uit Frankrijk, dat in den
regel den toon geeft aan Europa, haast geen ander nieuws
komt, dan dat van de discussiën in het Wetgevend Lig-
chaam te Parijs over de toelating der nieuwgekozen leden.
Dat daarbij telkens en telkens weder over onvoegzame in
menging der regerings-beambten in zake der verkiezingen
„„handbaafd, en het ander, dat bepaald verdacht is, wat verknutseld,
„„zonder dat men het echter merkt; geven en nemen; vieren en
„„halen; dan breekt de lijn niet; en je houdt vrede met al je
„„passagiers!"" Zou dan niet meer waarheid zijn het woord van
den onsterfelijken leekedichter
,,'k Heb mijn bekomst van 't midden, want
„Men krijgt er, als een kwade jongen,
„Thans klop van de' een en de' andren kant
„En wordt geduwd en plat gedrongen.
„Zoo'n middeman,
„Wat heb je er an,
„Zoo'n sukkelaar,
„Zoo'n modderaar!
„Inkonzekwentzoo luidt het heden.
„De knappe lui van wederzij
„Zien op u neer met medelij',
„Alleen de stumperts staan u by....
„'t Zijn andre tijden, andre zeden!
„Dus, wilt ge een man zijn, kies party."
Alvorens nu terug te komen op het „verzeilen op een klip"
en het „schipbreuk lijden" laat ik een drietal opmerkingen vol
gen over het „aan lager wal geraken." Vooreerst met het oog
op onze beeldspraak, halen vele menschen hun zeil te hoog in top,
vangen zij daardoor naar evenredigheid van hun vaartuig te veel
wind, en kunnen zij zich ten slotte niet langer van de kust houden.
Ten anderen zegt men, dat bij een eventueele nieuwe beurs in
Amsterdam, die nog mooier - hoe is 't mogelijk - geplaatst zal
worden dan de tegenwoordige, op ieder der kolommen een toepas
selijk symbool gebeiteld zal worden; zoo in den effektenhoek een
voudig een schip, dat op strand zit. Ten derde, en ziedaar
's menschen bitteren spot met eigen ongeluk, pleegt het te gebeuren,
dat sommige burgers, bij de ontdekking, dat het dieplood maar
weinige 'voeten meer daalt, onmiddellijk hun beste pak aantrekken,
ten bewijze dat er volstrekt geen gevaar is. Om het publiek te
misleiden met hun finantiëel onhoudbaren toestand geven zij nog
partijen, waarvoor nog altijd vriendelijke gasten te vinden zijn, die
niets fatsoenlijker achten dan by zulke gelegenheden de tafel alle
eer aan te doen. (Wordt vervolgd).