1870. N°. 1.
Zondag 2 Januarij.
28 Jaargang.
REVUE.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: M O L E lï P L E IN, S°. 163.
PROCES TROPMANN.
HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT,
„W ij huldigen het goed e.3)
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
ft ti franco per post - 1.65.
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
I.
Wederom een jaar verdwenen! De tijd sleept ons mede
met onze liefde en onzen haat; verstoort hier onze zoetste
hoopvervult ginds onze wenschen boven verwachting.
Nooit was het leven korter dan thans. Nimmer beleefde
men meer in korter dagen. Nimmer korter; want er is zoo
oneindig veel te doen, te zien, te genieten en te doorleven,
dat zelfs de ijverigste, de nooit vermoeide de zon zijns
levens dalen ziet achter de overschaduwde muren van den
Godsakker, voor hij nog een duizendste deel heeft verrigt
van hetgeen hij heeft willen doen. En toch weêr volgen
de gebeurtenissen elkander zoo snel op, brengt ieder dag
zooveel nieuws, groote ontdekkingen te gelijk met treurige
afdwalingen van den menschelijken geest, dat een dag in
de XIXde eeuw meer doet voor onze ontwikkeling, dan
een maand in vroegere eeuwen.
Maar dat veel en snel leven, waartoe de hedendaagsche
maatschappij hare burgers dwingt, doet de behoefte ont
staan, om van tijd tot tijd eens op te houden en een blik
te werpen op hetgeen achter ons ligtom eene keuze te
doen uit die bonte rij van feiten en gebeurtenissen, die
ons zijn voorbijgevlogen, en aan enkelen eene eereplaats
aan te wijzen onder werken van genie, geduld en weten
schap; aan velen een oogenblik van dankbare herinnering
te schenken voor 't goede dat ze hebben aangebragt, en
dan de groote menigte te doemen tot vergetelheid. Tot
vergetelheid; toch zijn die duizende kleinigheden, waar
uit ons «dagelijksch" leven bestaat, hoe eentoonig ook, hoe
onbeduidend soms, nooit geheel zonder waarde voor hem,
die met, en door, en om hen heeft geleefd!
Zulk eene herinnering op den eersten dag van het jaar
1870 zal ons gepaste stof geven voor onze eerste artikelen.
Wij zullen niet trachten den rijken schat van wijsheid en
Omtrent het eerste verhoor van Tropmann verneemt men het
volgende
Op de tafel van de geregtszaal zag men de kleederen van elk
der 8 slagtoffers, met .bloed doortrokken, en uit welke, ondanks de
maatregelen tot desinfectie, een alles behalve aangename genr op
steeg: de zijden japon en bet hemd van mad. Kinck; het blaauwe
jurkje van de kleine Marie Hortense, haar hoedje, haar schoentjes,
nog met modder bedekt, het stuk brood met worst, dat men in
haar handjes gevonden heeft. Verder, de werktuigen waarmede de
misdaad verrigt is: een kolenschop, die tot het delven der graven
gediend heeft, een klein houweel, het mes, dat in het lijk van Gust.
Kinck gevonden is, en nog eenige andere. Eindelijk, de potten,
bevattende de ingewanden van Jean Kinck Aan den muur hangt
eene uitvoerige plattegrond van Pantin en omstreken. De zaal was
stampvol. Men heeft tot 500 fr. voor een toegangbiljet tot de
geregtszaal betaald. Ten half elf ure kwam het hof binnen; en, na
de loting van de jury, verscheen de beschuldigde. Tropmann is
zeer klein van gestalte; hij ziet er jeugdig, tenger en mager uit,
zoo zelfs, dat men hem, en face gezien, voor een knaap zou houden;
en profil echter getuigen zijn trekken van de energie, die hij op
zoo treurige wijs heeft doen blijken. Een hoog voorhoofd, een
arendsneus, een vaste blik, die zich van de regters niet afwendt.
Het benedenste gedeelte van zijn gezigt maakt een minder gunstigen
indruk: het heeft iets dierlijks. Hij draagt de haren lang en achter
de ooren gekamd; een zacht dons bedekt zijn kin en bovenlip.
Voor liet overige is hij als een werkman gekleed: zwarte jas en
donker fluweelen vest. Zes gendarmen bewaken hem. De lezing
van de aete van beschuldiging maakte op den misdadiger geen
.ndruk. Alleen toen er gewag werd gemaakt van de listen, waar
door hij zijne slagtoffers naar Parijs had gelokt, scheen hij ontroerd.
Met vaste stem verklaart de besch. zich te noemen Jean Baptiste
Tropmann, woonachtig te Cernay, werktuigkundige van beroep, oud
20 jaren. Onder het opstaan hield hij zich aan de balustrade vast,
en toonde zoodoende zijn knokige handen en zijn ongemeen lange
armen, die als het ware gemaakt schijnen om te grijpen en te
verbrijzelen. Wie die armen gezien heeft, kan werkelijk gelooven,
dat Tropmann sterk genoeg is om alleen zooveel personen te hebben
kunnen vellen.
De voorzitter wijst er op, dat hij reeds vroeg teekenen van een
woest en gewelddadig karakter geopenbaard heeft; dat hij eens zijn
broeder Edmond met een hamer heeft neer geslagen; dat hij, in
1868 door zijn vader naar Parijs gezonden, daar bijna geheel
alleen en zonder vrienden leefde; dat hij, in zijn wonderlijke ge
sprekken met anderen, steeds van fortuin maken gewaagde; dat hij
aan een bediende in de herberg te Roubaix verzekerd had, tegen
geen misdaad op te zien om zijn doel te bereiken, zelfs niet tegen
het vervaardigen van valsche munt; dat hij met een voorbeeldig
werkman, Jean Kinck, die zich door vlijt een fortuin van 80,000
a 100,000 fr. verwi'erf, had kennis gemaakt en hoe deze nu met
zijn gansche familie onder de moordende hand van den besch. ge
vallen was. Tropmann verklaart, dat hij in de herberg Jean Kinck
heeft leeren kennen; dat hij getracht heeft hem naar den Elzas te
lokken, opdat Kinck hem behulpzaam mogt wezen in het maken
van valsche munt.
Voorzitter. Men weet dat Jean Kinck zich naar den Elzas begaf, om er
zijn huis te doen verbouwen. Gij zult er niet in slagen den goeden
ondervinding uit te putten, die te trekken valt uit het
gebeurde op maatschappelijk gebied in het laatste jaar.
Daartoe zijn wij nog te digt bij die reeks van feitenwij
zijn nog niet onpartijdig genoeg, en ons ontbreken nog
die gegevens, die eerst een later onderzoek der geschiede
nis aan den dag brengt. Wij vergenoegen ons met eene
korte opgave van wat is geschied op economisch en politiek
gebied en wijden dan een woord aan de plek, «waar eens
ons wiegje stond."
Handel is de hartader van de maatschappij. Wel heeft
de handel geen zelfstandig bestaan, en dient zij slechts om
de producten van de overige takken van nijverheid te
brengen binnen het bereik der verbruikers, maar de onder
vinding leert, dat de beschaving steeds eene trouwe gezellin
is geweest van den handel. En geen wonder! Onze geheele
maatschappij is gebouwd op één feit, dat men zoude kun
nen noemen met een woord: ruilen! Geen nijverheid zal
bloeijen, geen fabriekant, geen handwerksman zal arbeiden,
indien niet de gelegenheid bestaat om het voortgebragte te
verkoopen, dat is tegen andere voorwerpen te ruilen.
Een voorwerp heeft slechts dan waarde, als men 't kan
verkoopen. Een bunder land in den Anna Paulowna-Polder
heeft grootere waarde dan eene geheele provincie in de
binnenlanden van Africa. Voor de laatste biedt niemand
iets. Waarom? Omdat al is dat land nog zoo rijk, nog
zoo vruchtbaar, de producten van dat land onverkoopbaar
zijn, en dus geene waarde hebben. En dat zal zoo blijven,
totdat dit land getrokken is binnen den kring onzer bescha
ving, totdat er middelen zullen zijn om de producten van
die landen te brengen op Europesche markten, totdat er
behoorlijke handelswegen zullen zijn.
De handelsweg is de ware toovenaar. Door hem verkrijgt
de grond waarde, worden de inwoners beschaafd, de staat
rijk. Daar, waar een nieuwe handelsweg wordt geopend,
wordt een rijke schat van natuurgaven en natuurkrachten,
vroeger in rust, aan het meusclidom ter beschikking gegeven.
naam van dien ongelukkige te bekladden, door hem als een valschen
munter voor te stellen. Tropmann. Jean Kinck was veel te gierig
om huizen te doen verbouwen. Hij kwam wel degelijk met het
voornemen om valsch geld te maken.
V. Gij hebt hem, op 25 Aug. jl., hij zijne aankomst te Bolwiller
aan het station opgewacht. Tr. Ja.
V. Waar zijt gij toen heengegaan? Tr. Naar de herberg; vervol
gens naar Watwiller.
V. En toen zijt gij zamen naar Herrenflüg vertrokken, waar de
oude man vergiftigd is? Tr, Ja.
V. Wie heeft hem het vergif toegediend Tr. Een medepligtige
V. Welke? Tr. De medepligtige, die met mij was.
V. Den 13 Nov. hebt gij bekend, dat gij zelf hem uit een flesch
hebt doen drinken, waarop hij dood is neergevallen. Tr. Dat was
een leugen.
V. Later hebt gij verklaard, dat drie personen u gedwongen
hebben aan het bestelen en vermoorden van Jean Kinck deel te
nemen. Kent gij die personen - Tr. Neen. Zij wonen te Mulhouse.
V. Noem de plaatsen waar gij hen gezien hebt. Tr. Dat mag
ik niet.
V. Gij hebt geen medepligtigen gehad. Want gij alleen zijt in
het bezit gevonden van al de waarde aan geld en kostbaarheden,
die J. Kinck bij zich had? Hoe komt het, dat ge met uw mede
pligtigen niet gedeeld hebt? Tr. Het deelen van het geld moest
later volgen. Doch er is een portefeuille in het bosch bij Cernay
begraven; daarin zal men het bewijs vinden, dat Jean Kinck naar
den Elzas kwam om valsche munt te maken; en tevens de namen
mijner mtdepligtigen.
V. Waarom geeft gij die namen nu niet op? Tr. Zoek naar de
portefeuille, en gij zult de namen vinden.
V. Dat is een uitvlugt; men heeft reeds gezocht en te ver
geefs. Gij hebt alleen Jean Kinck vergiftigd en begraven. Tr. Neen
het waren mijne medepligtigen.
V. Niemand heeft u ooit met medepligtigen gezien. Gij waart
altijd alleen met Jean Kinck; in uwe correspondentie worden geen
namen van anderen genoemd: gij hebt met niemand den buit
gedeeld. Tr. Toch bestaan zij.
V. Gij hebt zelf het Pruissisch zuur bereid, met instrumenten
door u zeiven aangeschaft. Tr. Dat is waar.
V. De chemicus Roussin heeft duidelijk sporen van dat vergif in
de overblijfsels van het lijk gevonden. Het is dus klaarblijkelijk
dat gij de misdaad gepleegd hebt.
De beschuldigde zwijgt. Daarna bekent hij, dat hij, na den
moord, valsche brieven aan mad. Kinck geschreven heeft, en zich
aan het postkantoor, tot de onvangst van brieven, onder den naam
van Jean Kink vervoegd heeft.
V. Uit Parijs hebt gij door middel van die valsche brieven mad.
Kinck daarheen ontboden. Op deze en meer hiermede in verband
staande beschuldigingen, bewaart Tropmann het stilzwijgen, of
antwoordt slechts onbepaald. Hij bekent, dat hij de schrijver is
van de talrijke brieven en telegrammen, die hij van het hotel du
Nord verzond.
V. Om kort te gaan gij hebt Gnstaaf Kinck den 17den des
avonds te Parijs opgewacht. Tr. Ja, met mijn medepligtigen. We
zijn toen naar Pantin gegaan.
V. En daar hebt ge, volgens uw bekentenis van 25 Nov., Gustaaf
met verscheidene messteken vermoord. Tr. Toen ik dat bekende, loog ik.
V. Gij hebt, geheel alleen, bij de ijzerkoopers Duvour en Duval,
Verbeterde wegen hebben de twee grootste vijanden van
den mensch in vroegere eeuwen gedood: de hongersnood
en de pest. De laatste een gevolg van de eerste.
Hongersnood en pest waren voor drie honderd jaar telkens
wederkeerende plagen. Maar, terwijl de hongersnood woedde
in Italië, baadde Dnitschland in een overvloed van koorn.
De handelswegen ontbraken om het graan uit Duitschland,
waar het in nutteloozen overvloed verloren ging, te
brengen naar Italië, waar gebrek was.
In geen enkel geschiedkundig tijdperk is de materieele
welvaart zoo toegenomen, zijn de middelen tot levens
onderhoud zoo gelijkmatig verdeeld geworden, als in
onze eeuw.
Napoleon, wiens militaire wegen te gelijkertijd als handels
wegen dienst deden, werd spoedig overvleugeld door spoor
wegen en stoombootlijnen. Tengevolge daarvan zijn de
levensbehoeften overal even overvloedig geworden en overal
tegen ongeveer gelijken prijs te verkrijgen. Wel is het
rijk der goedkoope dorpjes uit, en zijn op afgelegene
uithoeken de prijzen gestegen, maar daarentegen is ook de
hongersnood als «maatschappelijke kwaal" met zijn gevolg
van pest en ellende voor goed van de aarde verdwenen en
die winst is oneindig groot.
Ook dit jaar is er veel geschied wat op het materieele
leven, op de volkswelvaart grooten invloed moet hebben,
en zijn er nieuwe handelswegen geopend, wier toekomst
het voorbarig zoude zijn te schetsen, maar waarvan dit
zeker is, dat wij den invloed niet te hoog kunnen aanslaan.
Weinig bekommert het ons of het kanaal van Suez al dan
niet afgewerkt moet heeten, of er nog millioenen noodig
zullen zijn, om het te voleindigen. Die millioenen zullen
worden gevonden, maar op het einde van dit jaar heeft de
Lesseps een eerekroon verdiend; hij, die de schatten van
Indië zooveel digter onder ons bereik heeft gebragt! Hij,
die voor onze Europesche katoen-, linnen- en machinen-
fabriekanten een markt van millioenen verbruikers heeft
den schop en het houweel gekocht, waarmede de misdaad gepleegd
is. Tr. Ik kocht ze voor mijne medepligtigen.
V. Vanwaar kwam het mes, waarmede Gustaaf gedood is. Tr.
Van den oudsten medepligtige, die Gustaaf getroffen en ook be
graven heeft.
V. En wat deedt gij? Tr. Niets. Ik keerde naar Parijs terug.
V. Den volgenden dag hebt ge u een zwaarder houweel en spade
aangeschaft, omdat ge een gansche familie zoudt te slagten hebben.
Tr. Ik kocht ze alweder op verzoek van mijne medepligtigen.
V. Wist ge, dat die werktuigen bestemd waren om voor de gansche
familie een graf te graven? Tr. Zeker wist ik dat.
De voorzitter komt vervolgens op den moord van de moeder en
hare kinderen. Tr. verklaart, dat zijn medepligtigen den moord
begaan hebben; dat hij te vergeefs getracht heeft, het meisje en
de moeder te verdedigen, en daardoor zelfs aan de hand gewond is.
De voorzitter noodigt de jury uit, om de verschillende verklaringen
van den beschuldigde met elkander te vergelijken.
Het verhoor wordt hierna opgeheven en tien minuten voor drie
uur weder hervat. Tr. onderhoudt zich eenige oogenblikken met
zijn verdediger, den heer Lachaud.
V. Beschuldigde, uw verklaring van daareven, is geheel in strijd
met uwe bekentenis van 13 Nov. jl., toen gij in bijzonderheden
verhaaldet, dat gij zelf den moord bedreven hebt. Tr. Mijn be
kentenis van toen was onwaar.
V. Hoe kunt gij gelooven, dat de jury aan uw tegenstrijdige
beweringen eenige waarde zal hechten? Herinner u, dat gij formeel
bekend hebt alleen te zijn geweest; dat gij alléén de moeder naar
het veld van Langlois hebt geleid, en dat gij alleen zijt teruggekomen
om de andere kinderen uit het rijtuig te halen. Tr. Zoo ik verklaard
heb alleen te zijn geweest, is het, omdat men mij tot die verklaring
gedwongen heeft. Ik heb tevens verzocht naar den Elzas vervoerd
te worden, om mijne medepligtigen aan te wijzen.
V. Noem ze dan nu? Tr. Ik heb gewigtige redenen, om dat niet
te doen.
V. Gij hebt zelf gezegd, dat toen Kinck, de vader, gedood was,
het voor u noodzakelijk was, zijne gansche familie te doen volgen.
Gij hebt verhaald, hoe gij, met uwen houweel, aan Emile, Achille
en Henri Kinck de hersenpan insloegt. Tr. Het is duidelijk, dat
meerdere personen dit werk hebben moeten verrigten.
V. Uw kracht en vlugheid hebben d in staat gesteld, alleen te
handelen. Bovendien, gij hebt uw slagtoffers onverhoeds aange
vallen; gij zijt snel te werk gegaan; en de nachtwaker te Pantin
heeft geen andere kreten gehoord dan het geroep van Moeder!
Moeder! Tr. Hoe zou ik een zoo zwaar houweel zoo vlug hebben
kunnen hanteeren?
V. Gij zijt gewoon met dergelijke werktuigen om te gaan; ook
hebben de geneesheeren uitgemaakt, dat gij daartoe vlug en sterk
genoeg zijt.
De voorzitter spreekt hierop nog over de omstandigheden, die de
vlugt en de gevangenneming van den beschuldigde vergezelden,
benevens zijne poging tot zelfmoord te Hftvre. Nadat Tropmann
verklaard heeft een volledige bekentenis te hebben afgelegd, wordt
tot het getuigenverhoor overgegaan. Het verhoor van den commis
saris van politie van Roubaix, Clara Kinck, de zuster des vermoorden,
de verkoopers der moordwerktuigen leveren geene nieuwe bijzonder
heden opslechts wordt daardoor bevestigd, dat de oude Kinck als
een braaf man te boek stond en zijn huisgezin gelukkig en eens
gezind leefde. (Wordt vervolgd.)