1870. N°. 17.
Woensdag 9 Februarij.
28 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
De grondslag voor een belastingstelsel.
BINNENLAND.
HELDERSCHE
NIEUWEDIEPER COURANT,
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Prijs der Advertentiën: Van 1K regals 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Donderdag den ÏO dezer vertrekt de Mail over
Marseille naar Oost-Indië, China en Japan.
II. (Slot.)
Deze waarheid, dat de belastingen moeten zijn evenredig
met de diensten, die de belastingschuldige van den staat
geniet, is niet plotseling voor den dag gekomen. Men
heeft haar lang vermoed, vóór men haar uitsprakvreemd
is het te zien hoe diezelfde staathuishoudkundigen, die de
productiviteit der staatsuitgaven erkennen, het logische
gevolg van hun eigetr, stelsel niet bemerken.
Zoo bijv. de Bruijn Kops (Sthhk. II p. 270 en vlgd.)
Hij zegt: «belasting is de last om door geldelijke bijdragen
in de algemeene uitgaven te helpen voorzien.» Dan
«algemeene uitgaven zijn die, welke ten nutte van al de
ingezetenen plaats vinden.» Nu zoude er behooren te
volgen, niet ieder burger heeft bij die algemeene uitgaven
gelijk belang; het is dus billijk, dat een ieder betale naar
evenredigheid van dat belang. In een vorig artikel zagen
wij echter, dat er dat niet volgt, en de schrijver tot een
geheel ander besluit komt. Waarom? Omdat hij eenvoudig
als bewezen aanneemt, wat onjuist is -dat al die
belangen gelijksoortig zijn, en hunne betrekkelijke grootte
alleen bepaald wordt door de grootte der fortuinen der
ingezetenen.
Welk een wonderlijk taai leven zulk een wanbegrip kan
hebben, hoe het zich opdringt aan geleerde en verstandige
lieden, en als behoorde 't zoo, de plaats weer inneemt,
waaruit gezonde redenering het reeds lang had verdreven,
zien wij nergens sterker dan hier.
Onze eerste staathuishoudkundige prof. Vissering, zelfs
hij heeft zich niet geheel los kunnen maken van het oude
begrip«zooveel mogelijk behoort elk burger bij te dragen
«in evenredigheid, aan de eene zijde met zijn vermogen
«aan de andere met zijn belang bij de handhaving van den
«staat en de bescherming, die hij van dezen geniet.» Zoo
dringt zich ook hier dat ongelukkige «vermogen» weêr in
hier, waar het juiste beginsel duidelijk is omschreven,
blijft de oude dwaling nog talmen aan de deur, en wil
niet weg.
Zal men nu zeggen, in de praktijk zal het dikwerf op
hetzelfde neêrkomen, dan geven wij dit gedeeltelijk toe
maar voegt men er dan bij: daarom is deze onderscheiding
van weinig belang, dan teekenen wij daartegen protest aan.
Het is nooit «van weinig belang» of een beginsel juist of
onjuist is, en vooral niet in belasting-zaken. Is een
belastingstelsel zoo ingerigt, dat ieder betalend ingezetene
gevoelt en weet, dat hij niets doet dan diensten betalen,
die hij werkelijk heeft genoten, dan is het ideaal bereikt,
en zal de belasting even bereidvaardig als andere schulden
worden voldaan.
Hoe zal dat belang worden afgemeten? Deze moeijelijk-
heid is inderdaad zeer gewigtig, want men moet erkennen,
dat die grootheid niet met zekerheid is vast te stellen.
Toch behoeft deze zwarigheid ons niet te weêrhouden,
want eene belasting op de inkomsten, op de verteringen,
of welke ook, allen lijden aan dezelfde kwaal, dat de
grondslag der belasting niet mathematisch juist kan worden
bepaald. Men moet dus hier ook denzelfden weg inslaan.
Evenals men inkomsten en vertering meet met zekeren
conventionelen maatstaf (huurwaarde, meubilair enz.), even
zoo behoort men ook hier een dergelijke maat te
zoeken.
Men vindt die in de eerste plaats in het vermogen.
Juist daarom is de vergissing verklaarbaar van hen, die
het vermogen beschouwden, als den grondslag zelf, en niet
als den (voornaamsten) maatstaf voor dien grondslag.
De staat handhaaft orde, veiligheid en rust door justitie,
politie, en in zekeren zin ook door leger en vloot. Nu
ligt het voor de hand, dat aan den staat, die voor A.
honderdduizend gulden bewaart, en voor B. duizend, eene
vergoeding zal verschuldigd zijn door A. en B., maar dat
die van A. honderdmaal grooter zal moeten zijn. Maar
als A. eene waarde van 100,000 in papieren bezit, en
B. daarentegen vijftig bunders land beweidt, dan zal B.
(zooals feitelijk bij ons reeds geschiedt door de grondlasten,
en de regten op den overgang) eene grootere vergoeding
schuldig zijn. Want aan A. verschaft de staat niets, dan
de gewone materiëele veiligheid, die A. zich des noods
met behulp van sterke sloten, grendels en brandkasten
zelf zoude kunnen verschaffen, terwijl hij voor B. eene
groote uitgestrektheid grond bewaakt, waartoe deze zelf
onmogelijk in staat zoude zijn, en buitendien wegen voor
hem onderhoudt, kanalen graaft, markten voor hem aan
legt, enz., enz.
Toch zijn A. en B. even rijk; maar de diensten, die zij
van den staat genieten zijn niet dezelfde. Waarom zou
een rijk man, maar die zuinig op kamers leeft, weinig
behoeften kent, en zijn fortuin in papieren heeft, zware
lasten betalen? Daarvoor is geen enkel argument te geven,
dan wat Hugenpoth het dieven-argument noemt: omdat
hij het wel missen kan!! Hij zal zeker iets meer betalen,
dan zijn buurman de kantoorklerk, die van zijne wekelijk-
sche verdiensten op denzelfden voet leeft, omdat de staat
voor hem een grooter kapitaal bewaart; maar de staat vordere
niet meer dan eene billijke assurantie-premie van dat
kapitaal; hem in de algemeene uitgaven te doen deelen,
evenredig met zijn vermogen, ware eene gruwzame onregt-
vaardigheid! Behalve dat eene, wat schenkt hem de staat,
dat deze niet zijn behoeftigen buurman geeft?
Het kan hier de plaats niet zijn voor eene volledige ont
wikkeling van dit stelsel, waarvan men eenige trekken
terug vindt bij Mac Culloch «On taxation and funding-
system.» Wij willen met enkele trekken zeggen, waarheen
het onzes inziens moet voeren. In de eerste plaats ter
vergoeding van die talrijke belangrijke voordeelen, die de
staat eiken burger schenkt, ook den armste; twee of drie
algemeene verbruiksbelastingen, zoo mogelijk op weelde
artikelen: tabak en sterke dranken, bijv. Verder eenige
belastingen, die tot vergoeding strekken van die diensten,
welke in verband staan met de handhaving van orde en
veiligheid, waarbij in aanmerking komt de hoegrootheid
en den aard van het bezit. Eindelijk: zooveel mogelijk
(men zij hier echter in de toepassing uiterst voorzigtig)
specificatie van belasting, volgens het Amerikaansche systeem.
Waar dat mogelijk is, worde de belasting betaald voor
eene bijzondere tak van staatsdienst, door hen die er ge
bruik van maken, zooals thans reeds bij posterijen en
telegraphie het geval is. Vooral in de gemeentelijke huis
houding verdient dit aanbeveling. Brandweer, verlichting,
marktwezen, enz. enz. zouden zonder onoverkomelijke bezwa
ren, door middel eener speciale belasting te brengen zijn ten
laste van de dadelijke belanghebbenden. Misschien ware
zelfs met het onderwijs eene proeve te nemen, ware het
niet, dat hiermede de toekomst van den staat, dat is aller
belang, in te naauw verband stond.
HELDER en NIEUWEDIEP, 8 Februarij.
Het gemis van een hoofd van den staat, de lange duur
der voorloopige regering in Spanje, levert daar nadeelige
gevolgen. Deze staat van zaken is weinig geschikt om de
openbare aangelegenheden in een geregelden gang te houden.
Maarschalk Serrano, regent des rijks, gevoelt zelve hoe
nadeelig deze toestand is; hij wenscht, gelijk men verzekert,
dat hem in het belang van 's lands zaken, meerdere regten
worden toegekend. Of men verwachten mag, dat de Span
jaarden genegen zullen zijn een deel der pas veroverde
vrijheden weder af te staan, valt te betwijfelen.
De openbare aangelegenheden worden thans in Frankrijk
met groote vrijmoedigheid ook door de dagbladen besproken.
Een der Fransche bladen, le Temps, beweert, dat de
keizerlijke regering het geheim der brieven niet eerbiedigt
en dat zij stelselmatig, op vermoeden af, brieven doet openen.
Een ander blad, le Gaulois, erkent, dat de prefect van
policie het regt heeft brieven open te breken, welke hij
vermoedt, dat hem dienstig kunnen zijn bij geregtelijke
vervolging, en dat die hoofdambtenaar dat regt overdraagt
op commissarissen van politie, dat er mandaten tot beschik
baarstelling der brieven in blanco voorhanden zijn, en dat
aan het postbureau een afzonderlijk beambte is voor de
opsporing der brieven, die de policie zoekt Uit de mede-
deelingen van le Temps blijkt, dat in 1862 iemand is ver
oordeeld wegens strafbare zamenspanning met het buitenland,
o. a. op grond van een brief, dien hij aan Ledru-Rollin had
geschreven, doch dien hij uit voorzigtigheid aan een derde
had geadresseerd. Het blad vestigt de aandacht van het
publiek op deze aangelegenheid en drukt den wensch uit,
dat ook deze zaak weldra aan een parlementair onderzoek
worde onderworpen.
De oorlog op Cuba is nog niet geëindigd; de opstande
lingen geven den moed nog niet op en de Spanjaarden
hebben er met niet geringe moeijelijkheden te kampen. De
laatsten hebben in de landstreek Cinco Willas 15,000 man
geconcentreerd, doch de vijanden tellen daar niet minder
dan 7000 man troepen. De opstand veroorzaakt aan de
plantage-bewoners groote nadeelen.
Uit de Donau-Vorstendommen verneemt men bij her
haling berigten van een gruwelijken geloofshaat, ge
koesterd door Christenen tegenover hunne Israëlitische
landgenooten. De onverdraagzaamheid schijnt daar haar
troon te hebben gevestigdde liefde is balling in dat land.
Men verbiedt den Israëlieten landbezit, de uitoefening van
sommige beroepen, enz., en maakt hun het verblijf in dat
land zoo goed als onmogelijk. Men zou wanen, dat zoo
iets in de verlichte 19de eeuw onmogelijk was en rekent
zoodanig helsch bedrijf te behooren in een tijd, als dien dei-
Middeleeuwen.
Het raderstoomschip de Valk, onder bevel van den
kapt.-luit. ter zee N. M. J. Kroef, is, volgens een bij het
departement van Marine ingekomen telegram, den 6 dezer
te Malta aangekomen. Aan boord was alles wel.
Het onderwerp der Theologische lezing van den heer
Joh. Dyserinck, te houden in de Doopsgezinde Kerk, op
"Woensdag avond a. s., ten half zeven ure, zal zijn:
//De Zonde."
De buitengewone winter-collecte, doorHH. Diakenen
der Herv. Gemeente alhier dezer dagen gehouden, heeft
opgebragt de som van 589.94.
De openbare vergadering van het Letterminnend
Genootschap //Liefde tot Kunst," gisteren gehouden, ver
schafte den aanwezigen een regt genoegelijken avond. Het
tooneelspel ui April 1572" voldeed zeer goed, zoowel wat
betreft den inhoud van het stuk, als de uitvoering door het
werkend personeel. Wij juichen de keuze van dit stuk
ten zeerste toeal te weinig wordt er op gelet, om van
tijd tot tijd ook eens tooneelspelen op te voeren, die ontleend
zijn aan de Yaderlandsche Geschiedenis en wier inhoud
geschikt is om gevoelens van vaderlandsliefde bij de natie
op te wekken of te verlevendigen. Het nastuk //Een heden-
daagsch Duel" bragt mede niet weinig toe tot bevordering
van het genoegen, dat deze uitvoering schonk en dat ver
hoogd werd door een geanimeerd bal, hetwelk velen der
aanwezigen nog eenige uren bijeen deed blijven.
-Naar men verneemt, zal H. M. de Koningin zich in
den loop dezer maand, men verzekert den 21sten, op reis
naar Engeland begeven. (Het Vaderland.)
Naar men verneemt, heeft de regering eene gewijzigde
spoorweg-begrooting bij de Tweede Kamer ingediend en
zal later eene afzonderlijke voordragt tot verbetering der
haven van Harlingen worden aangeboden.
Tot rector-magnificus aan de hoogeschool te Leiden
voor het academiejaar 1870/71 is benoemd de hoogleeraar
J. E. Goudsmit.
Tot regter in de Arrond.-Regtbank te Zierikzee is
benoemd mr. J. W. A. Schneiders van Greyffenswerth,
thans kantonregter te Hulst.
Tot procureur bij het Prov. Geregtshof in Overijssel
en de Arrond.-Regtbank te Zwolle is benoemd mr. C. F.
Kaempff, advocaat en candidaat-notaris te Zwolle.
In 1869 zijn door de verschillende kantoren van den
Rijks-telegraaf verzonden 949,562 binnen- en 229,112
buitenlandsche berigten, en ontvangen 949,562 binnen- en
239,775 buitenlandsche berigten. De totale opbrengst was
549,817.90.
Naar men verneemt, bevestigt zich het gerucht, dat
het rijk de reederij der stoomboot Admiraal Ver-Huell,
welke het koloniaal stoomschip Argus heeft aangevaren,
in regten tot schadevergoeding zal aanspreken. Eerstdaags
zullen in deze zaak deskundigen worden benoemd om de
schade op te nemen, opdat men met de herstelling een
aanvang kunne maken. (Handelsblad.)
De Tweede Kamer der Staten-Generaal is thans
bijeengeroepen tegen Dingsdag den 15 dezer, des namiddags
ten drie ure.
De commandanten der dd. schutterijen zullen den 4
en 5 Maart in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam,
eene eerste bijeenkomst houden, ter bespreking van het
ontwerp van wet, regelende de schutterijen. Deze bijeenkomst
is een geVolg van de vroeger door den kolonel van de
Amsterdamsche schutterij, den heer Bicker, gedane uit-
noodiging, om een vereeniging te vormen in het belang van
al wat de schutterij betreft.
Tot leeraar der Friesche Doopsgezinde gemeente te
Zaandam, is bij stemming der gemeenteleden beroepen:
ds. R. Brouwer, van Barsingerhorn. Met deze waren in
stemming dd. P. W. Feenstra, van DantumawoudeA. W.
Wijbrands, te Edam en S. Cramer, te Zijldijk.
Door een aantal ingezetenen van den naburigen Anna
Paulowna Polder is voor eenigen tijd een verzoek bij de
regering ingediend, strekkende tot verheffing van genoemden
Polder tot eene zelfstandige gemeente. Het is thans zoo
ver gekomen, dat door de bewoners van den Polder zelve
het verlangen daarnaar wordt aan den dag gelegd, terwijl
men zich bereid verklaart de daaraan verbonden kosten te
dragen. In 1845 werd deze pas op de zee ontwoekerde
grond voorloopig bij de gemeente Zijpe ingedeeld. Naar
veler oordeel heeft die voorloopige toestand thans lang