genoeg geduurd en wordt het tijd dat daarin verandering
komt. Het gemeentebestuur van Zijpe schijnt zelve ook de
noodzakelijkheid eener scheiding van den aanvang af te
hebben voorzien, immers de administratie is met het oog
daarop ingerigt. Die toestand blijkt echter niet langer te
kunnen volgehouden worden en de vereeniging der admi-
nistratiën op dit oogenblik zou eene latere splitsing weder
bemoeijelijken. Er bestaan overvloedige redenen, die het
wenschelijk maken tot eene scheiding over te gaan. Reeds
vóór de toevoeging des Polders was de Zijpe eene dei-
grootste gemeenten dezer provincie, door die toevoeging
werd zij bijna nog eens zoo groot. Onderling verkeer
tusschen het oude en het nieuwe deel bestaat er bijna niet.
Bij de verkiezingen voor den gemeenteraad komen de
ingezetenen van den Polder daardoor bijna niet in aan
merking. Slechts één raadslid is uit den Polder gekozen.
Het bestuur der gemeente kan zich uit den aard der
zaak slechts zelden in den Polder vertoonen en de belangen
van het nieuwe deel moeten vaak voor die van het oudere
achterstaan. Traag wordt er dan ook voorzien in de ver
schillende behoeften, die van wege het gemeentebestuur
moeten vervuld worden. De gemeenteraad zelve is voor
scheiding en ziet dus in, dat alleen op die wijze in de
talrijke klagten kan worden te gemoet gekomen.
De aangelegenheden tot het polderbestuur behoorende,
zeeweringen, bemaling, vaarten, wegen, verkeeren in een
goeden staat. De landerijen stijgen in prijs en brengen
ongeveer zooveel op als die in andere naburige gemeenten.
De memorie van toelichting, behoorende bij het verzoek
om scheiding, waaraan wij een en ander ontleenen, ver
meldt verder hoe in den Polder twee scholen bestaan,
ieder voor 175 kinderen geschikt. Er bestaat eene zelf
standige Hervormde gemeente, pastorie en begraafplaats,
weldra zal hetzelfde voor de Catholieken bestaan.
De vraag of er mogelijkheid bestaat, dat de ingezetenen
van den Polder in de uitgaven van eene afzonderlijke
administratie kunnen voorzien, wordt beantwoord door ver
wijzing naar een staat van hetgeen het der personeele
belasting bedraagt, door het rijk aan de gemeente afgestaan.
In den Anna Paulowna-Poider bedraagt zulks 3200.
In 89 Noordhollandsche gemeenten bedraagt dit minder
te Petten slechts 243 en te Winkel zelfs niet meer dan
3168.
Notabele ingezetenen van den Polder hielden den 15
Februarij 1869 eene vergadering, waarin de wensch naar
scheiding werd uitgesproken. Die vergadering wees op de
ontwikkeling, die er reeds in den Polder was op te merken,
en drukte de verwachting uit, dat de Anna Paulowna-Polder
nog eenmaal een sieraad van Noordholland kan worden.
Zij verklaarde o. a. //te willen toonen, dat zij, zoowel de
taak om den polder in orde te houden, waartoe een
afzonderlijk polderbestuur werkzaam is het evenzeer de
pligt is der bewoners te zorgen voor een goed burgerlijk
beheer, en zich de bezwaren te getroosten, die vooral in de
eerste jaren uit een afzonderlijk beheer voortvloeijen."
Wij vermelden dit krachtig uitgedrukt verlangen en
drukken den wensch uit, dat, komt de scheiding tot stand,
zulks strekke tot bevordering van den bloei des polders,
die, 5000 hectaren groot, blijkbaar zijne plaats zoekt in
te nemen naast de vroeger ingedijkte en thans tot bloei
gekomen gedeelten des lands.
De regtbank te Hoorn heeft als regel aangenomen
om de preventieve gevangenis van beschuldigden zoo
veel mogelijk te bekorten, en even als in Engeland en
in andere landen geschiedt, de aangeklaagden, zoo de
omstandigheden het toelaten, spoedig na hunne aanhouding
te vonnissen.
Jl. Woensdag was het voor de jeugdige élèves van
den heer Gerichke, muziek-onderwijzer te Enkhuizen, een
feestelijke avond; zij gaven ten aanhoore hunner ouders en
belangstellende vrienden in het concert-lokaal der Ver
eeniging //Concordia» eenige piano-voordragten, en voerden,
als zahgschool van de afdeeling Enkhuizen der Maatschappij
ter bevordering van Toonkunst, eenige allerliefste zang
stukjes uit.
Een en ander vond onverdeelden bijval en strekte niet
alleen den jeugdigen élèves tot eer, maar leverde ook op
nieuw een loffelijk getuigenis voor het onderwijs van den
heer Gerichke.
De bouw der R. C. kerk met toren en pastorie te
Ilpendam, waarvan de aanbesteding jl. Donderdag heeft
plaats gehad, is aangenomen door de heeren J. van der
Haar en F. Vester te Alkmaar, voor de som van ƒ28,990.
Jl. Donderdag avond werd in het manege-locaal te
Wormerveer eene voordragt gehouden door ds. Haverschmidt,
van Schiedam, die daartoe door de directie van het depar-
ment Wormerveer der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen
was uitgenoodigd, welke voordragt door een talrijk publiek,
ook van elders, werd bijgewoond. Onder den titel van
//Mijne kennissen" handelde de begaafde spreker over de
kennissen en vrienden uit verschillende levenstijdperken van
zijn vriend Haas, en de boeijende schetsen, vol van diep gevoel
en fijnen humor, die hij daarvan gaf, waren zoo natuurlijk,
zoo waar en als uit het leven gegrepen, dat de hoorders
moeite hadden zich voor te stellen, dat het niet zijne eigene
levenservaringen waren, waarvan hij sprak. Zoowel met
het reeds genoemde als met een paar geestige en onberis
pelijk voorgedragen dichtstukjes, die spreker ten slotte nog
ten beste gaf, heeft hij aan zijne hoorders een avond van
waar genot verschaft, zooals dan ook door de luide toe
juichingen werd bewezen, die hem aan het einde zoo wel
verdiend werden toegebragt,
In het atelier van den heer de Leeuw, beeldhouwer
te Haarlem, zijn dezer dagen afgewerkt twee beelden van
kolossale afmetingen, voorstellende de Christen-apostelen
Paulus en Petrus. Zij zijn bestemd voor de R. C. kerk
te Bergen (in Noordholland) en worden door een lid dier
gemeente aan de kerk ten geschenke gegeven. In de vol
gende week zullen zij derwaarts worden vervoerd.
Wanneer zij op tamelijke hoogte in ruime nissen zullen
geplaatst zijn, zullen zij bij een gunstige verlichting zeker
een sieraad der kerk uitmaken en den vervaardiger tot
eer verstrekken.
Aan de Tijd wordt uit Rome geschreven, dat de
heeren Schaepman, Zwijsen en Wilmer, zeer welvarend zijn.
Men schrijft uit Groningen aan het Handelsblad:
//Sints eenige dagen loopt hier het gerucht, dat in het
wetsontwerp tot voltooijing van het vestingstelsel wordt
voorgesteld, Groningen als vesting op te heffen en alleen
de Utrechtsclie en Noordhollandsche liniën te behouden.
Naar het schijnt is dit gerucht niet van allen grond ontbloot."
Met het oog op de op a. s. Donderdag te houden
tooneelvoorstelling onder directie en met medewerking van
den heer Victor Driessens, ontleenen wij het volgend verslag
aan het Algemeen Handelsblad
//Wij hebben jl. Vrijdag met zeer veel genoegen in het
Theater Tivoli te Amsterdam de eerste voorstellingbijgewoond
van het tooneelspel: ;/De laatste rid van een oud Postiljon,"
naar het Hoogduitsch: //Die letzte Fahrt," door onzen stad
genoot Isouard van Lier. Ofschoon voor het eerst in het
Nederduitsch gegeven, is het stuk hier ter stede reeds meer
malen in het oorspronkelijke opgevoerd en derhalve te
bekend, dan dat het noodig zijn zou er eene beschrijving
van te geven. Wat de uitvoering aangaat komt den heer
Driessens, die de titelrol er in speelt, de eerc toe, die op
eene hem alleen eigene, dat is meesterlijke wijze, te hebben
voorgesteld. Vooral de voorstelling van het einde van dien
ouden postiljon was treffend en waar. De overige rollen
zijn in dit stuk zeer klein en van weinig beteekenis. Het
ensemble was overigens zeer goed. Aan bijvals-betuigingen
ontbreekt het hier zelden, ook nu gaf het publiek daarvan
menig bewijs.
Het daarna gegevene nieuwe blijspel met zang: z/Mathias
de Invalide," naar het Fransch, door D. J. Kamphuizen,
heeft, .vooral het laatste bedrijf er van, ongemeen voldaan.
De titelrol werd door den heer Morriën zoo gespeeld, dat
er geen einde scheen te komen aan het applaus, dat hij
verkreeg en waarlijk verdiende. De dames Verstraeten
Laquet, RoosTermaten en Elise Driessens, vooral de eerste,
mogen wij niet ongenoemd laten. Mevrouw Verstraeten
is eene verdienstelijke actrice en een vrij goede chanteuse.
Dat laatste kan ook gezegd worden van mevrouw Roos
Termaten. De heer Corijn zou ons beter bevallen als hij
iet wat losser speelde. Het ensemble was overigens niet
onverdienstelijk.
Er is in deze zaal eene algemeene klagt, die behoort te
worden verzonden aan het adres van den souffleur; in
weêrwil van menige waarschuwing, spreekt hij zoo luid,
dat men niet zelden hem achter in de zaal duidelijk hooren
kan; dit is niet alleen zeer hinderlijk, maar beneemt al le illusie."
- Het Noorden klaagt over de manie van lezingen
houden, die tegenwoordig hier te lande zich vertoont. De
eene redenaar heeft naauwelijks afgepraat, of de ander staat
reeds gereed om den catheder te beklimmen. De Gron.
Croniek-schrijver in dat blad vreest, dat de menschelijke
maatschappij weldra zal worden verdeeld in voorlezingen
hoorende, en, voorlezingen houdende wezens.
Dezer dagen had op de Bloemgracht te Amsterdam
een treffend voorval plaats, 's Ochtends, bij het verlaten
zijner woning, sprak een welvarend arbeider schertsend tot
zijne vrouw: //Geef me een flinken zoen, kind. Wie weet
of we elkaêr wel levend weêrzien."
//Dwaas," zeide de jonge vrouw, //waar denkt gij aan?
Gij zijt gezond en wel.»
t Zou niet voor 't eerst zijn," luidde het wederwoord,
z/leven en sterven staat in hooger hand.»
Eenige uren later stond de goede man onder het //schoften»
tegen het pothuis van een schoenmaker geleund, toen hij
plotseling door een beroerte getroffen, zonder een kreet te
slaken, ineenzakte.
Alle pogingen om hem in het leven terug te roepen,
bleven vruchteloos. Hij was dood.
Wij zullen de droefheid, het leed der arme vrouw
niet schetsen, toen zij zoo spoedig het zonderling,
onbegrijpelijk voorgevoel haars echtgenoots bewaarheid zag,
en, van steun en staf verstoken, in de wijde wereld
achterbleef. (A.lg. D. v. Nederl.)
In de Haagsche Mercuur van 8 Maart 1698 leest men:
//Een pasteijbakker van Sevv werdt beschuldig van meer
als zestig Menschen, en daer onder Kinderen van goeden
huyse, den hals afgesneden te hebben. Hij is gevangen naer
Parijs gebracht, om naer verdienste gestraft te werden. Men
schrijft ook van een gedenatureert Mensch, indien hij de
naem noch mag dragen, dewelke ecnigen tijd aennam, de
Fransse vlugtelingen te water naer andere landen te brengen
en dan deselve verborg in een houwer van sijn scheepeje;
mrér als hij se van Land had, trok hij een tap uijt, en liet
dese ongelukkigen zo verdrinken.»
Het volksblad van den heer Bosch Kemper voegt daarbij
//Terwijl tegenwoordig de dagbladen dag aan dag ons de
moorden en misdaden in de geheele wereld mededeelen, en
daaruit afleiden, dat de misdaden vreeselijk toenemen, mogen
zulke berigten uit vroegere dagen niet geheel vergeten worden.
//De waarheid is, dat de tooinelooze zelfzucht te allen
tijde en ook nu nog vreeselijke misdaden doet bedrijven,
maar nu minder dan vroeger, toen de doodstraf bijna ontelbare
slagtoffere telde.
Het bal, jl. Donderdag avond door den Engelschen
gezant te 's Hage gegeven, overtrof in luister al wat men
aldaar sedert jaren gezien had, en kon waarlijk vorstelijk
worden genoemd. Het werd door IIH. MM. den Koning
en de Koningin en door Z. K. H. den Prins van Oranje
bijgewoond. HH. MM. werden omstreeks 9 ure door het
gezantschap in groot costuum aan den ingang der groote
vestibule, allerfraaist met planten en bloemen versierd, ont
vangen en in de prachtige receptie-zalen ingeleid. Geheel
het diplomatiek korps, het hof, het ministerie waren er
aanwezig, de dames in de keurigste en rijkste toiletten,
de heeren met ordekruis en lint Nadat HH. MM. zich
met hunne gewone minzaamheid met de voornaamste der
gasten hadden onderhouden, vingen de dansen aan, die
omstreeks 11 ure door het souper tijdelijk werden gestaakt
HH. MM. hoogst voldaan, verlieten het hótel van het
gezantschap om middernacht, doch het bal hield aan tot
vroeg in den morgen.
De Nieuwe Rott. Courant heeft per buitengewone
gelegenheid hare mail-berigten ontvangen, waaraan wij o. a.
het volgende ontleenen
//De uitspraak in de zaak der schuldigen aan de onge
regeldheden, den 3 April 1869 te Bekassi voorgevallen,
heeft thans plaats gehad. 29 personen zijn ter dood en 19
tot 15 jaar dwangarbeid veroordeeld, terwijl één persoon is
vrijgesproken.»
//De korte reis van de Noach III, kapitein P. Wierikx,
77 dagen, verdient wel een bijzondere vermelding.»
Jl. Vrijdag is, naar men aan het Utr. Dagbl. meldt,
het stoffelijk overschot van den heer Conrad te Munchen
ter aarde besteld. Op de begraafplaats was een tal aan
zienlijke mannen, benevens de Nederlandsclie zaakgelastigde,
tegenwoordig.
Sedert eenige dagen is men te Vlissingen ijverig
bezig aan het sloopen der vestingwerken. De Duinpoort
is bereids onder den mokerslag der sloopers gevallen. Zij
werd eerst in 1811 op last van Napoleon I gebouwd, die,
zoo als bekend is, Vlissingen tot een der eerste zeehavens
van het keizerrijk wilde verheffen, en het tevens van de
landzijde door verschillende werken aanmerkelijk in sterkte
deed winnen.
Wordt de arbeid even krachtdadig voortgezet, als hij
ondernomen is, dan mogen de Vlissingers hopen spoedig
verlost te zijn van den gordel, die nu nog de lendenen
hunner stad omkneld houdt, wat niet andere kan zijn dan
in het belang der plaats, die zulk een schoone toekomst
te gemoet gaat.
- Als een bijzonderheid, waarvan welligt geen tweede
voorbeeld in ons land te vinden is, verdient vermelding,
dat te Wijk bij Duurstede een man woont met name Geurt
van Geldere, die den ouderdom van 90 jaren bereikt heeft,
gedurende 71 jaren onafgebroken werkzaam was bij de
vroegere eigenaren en thans nog werkzaam was bij de
tegenwoordige eigenaren van den houtzaagmolen //de Zonne-
wijzer," van de Erven van Amerongen, en die steeds door
ijver, trouw en eerlijkheid zich de achting zijner patroons
wist te verwerven.
Een doodarm gezin te Gorssel, nabij Deventer, is door
een sterfgeval in de familie plotseling in het bezit geraakt
van een kapitaal van 40,000.
Jl. Donderdag avond had in de stoomjuttespinnerij
van de heeren D. en J. II. Ter Horst, te Rijssen, een
verschrikkelijk ongeluk plaats. Het gestrenge verbod in
die fabriek, om machines, voordat zij geheel stilstaan, schoon
te maken, werd door een der in de fabriek werkzaam zijnde
arbeiders, een jongeling van veertienjarigen ouderdom, tot
zijn ongeluk overtreden. Belast met de reiniging van een
der groote paardenmachines, ging hij reeds voordat die stil
stond aan het werk. Als naar gewoonte begon hij de houten
bakken onder de cylinders af te vegen. Zoover men kan
nagaan moeten toen zijn handen in aanraking zijn gekomen
met de cylinders, die met stalen haken of pennen voorzien
zijn, met dat noodlottige gevolg, dat hij geheel tusschen de
cylinders is geraakt, en de bovenstaande helft van zijn
ligchaam daardoor op de jammerlijkste wijze werd uiteen-
gescheurd en later in stukken en brokken, tusschen de
verschillende cylinders is teruggevonden. Hartverscheurend
waren de kreten, die de vader aanhief, bij het aanschouwen
van de overblijfselen van het ligchaam des ongelukkigen,
zijn eenig kind, en wiens geboorte de moeder, veertien jaren
geleden, het leven kostte.
Het gehucht Echten, gemeente Ruinen, was voor een
paar dagen het tooneel van een zeer treurig voorval. De
ouders der leerlingen hadden den raad der gemeente verzocht
om hun onderwijzer te verplaatsen naar het gehucht Ansen.
Dit trof den gevoeligen man zoo, dat hij tot het besluit
kwam, om voor zijne betrekking te bedanken. Hij diende
daarom een aanvrage om ontslag in, dat hem dadelijk eervol
werd gegeven. De treurige gevolgen van dezen overhaasten
stap bleven niet achter. Zijn vrouw, die lijdende was aan
zwakken zielstoestand, werd dezer dagen geheel krankzinnig.
Dit was te zwaar voor den man en vader, zoo dat hij tot
het wanhopige besluit komt om door zelfmoord een einde
te maken aan zijn treurig leven. Den volgenden dag vond
men zijn lijk, hangende aan een boom, in de nabijheid van
het schoolgebouw.
In eene volksbijeenkomst te Leeuwarden is een proef
geleverd, dat het paardenvleesch als voedsel zeer goed,
bruikbaar en smakelijk is. Een paar schotels paarden-
biefstuk werden rondgediend en met smaak genuttigd.
Dat het Friesche vee op hoogen prijs gesteldj wordt,
bewijst het volgende: Voor eenige dagen zijn bij een land
bouwer te Midlum twee kalfkoeijen aangekocht voor de
ongehoorde som van zes honderd gulden en wel voor de
te Berlijn te houden tentoonstelling, waarheen ze eerstdaags
zullen worden vervoerd.
Een koopman wilde voor een paar dagen een rijtoertje
per chais doen over Franeker naar Winsum; zijn kardoes
deed het uitstapje meê en volgde getrouw zijnen meester.
Terwijl de koopman op de terugreis des avonds nog een
poosje in de herberg vertoefde, ging het paard al vast met
de chais de thuisreis aannemen, gevolgd door den trouwen
kardoes. Bij een bogt schijnt het bruintje echter een ver
keerden draai genomen te hebben; althans den volgenden
dag vonden eenige arbeiders de equipage in een sloot met
den hond er naast. Toen zij nu pogingen in het werk
wilden stellen om het paard en rijtuig op het drooge te
brengen, wilde de hond dit volstrekt niet dulden. Hij nam
tegenover de aanranders van zijns meesters eigendom zulk
een dreigende houding aan, dat zij moesten afwachten tot
de komst van den meester zelve hem had gerust gesteld,
vóór dat hun hulp geduld werd.
In een eerste artikel over de emancipatie der vrouw