Voordragt in het gebouw aan de Vischmarkt, Dings-
dag avond a. s., ten 7| ure, door den godsdienstonderwijzer
J. Rinner. Onderwerp: De grootste zonden. Matth. 1231,32.
Het detachement suppletie-troepen, dat heden alhier
aan boord van het schip Nieuwe Waterweg scheep zoude
gaan, zal eerst later op dat schip embarkeren.
Op Woensdag 9 dezer zal het Vlaamsch Tooneel-
gezelschap, onder directie van den heer Victor Driessens,
in het lokaal Tivoli alhier eene voorstelling geven. De
navolgende stukken zullen alsdan worden opgevoerd1. De
Grafsteen, drama in 3 bedrijven, van Alexander Dumas,
en 2. Een jaloersche Tijger, blijspel met zang in 1 bedrijf,
van Fr. van Doeselaer. Men verzekert ons, dat de ge
noemde tooneelstukken tot de beste tooneel-litteratuur
behooren, zoo dat eene aanbeveling met volle regt
mag worden gevoegd bij de aankondiging der te geven
voorstelling.
Volgens een particulier berigt van Palermo, dd. 25 Febr.,
had Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden te Cagliari
met een warme toespraak afscheid genomen van Zr. Ms.
stoomschip de Valk, en bij die gelegenheid een aanzienlijke
som geld en verschillende rijke cadeaux ter verdeeling
onder de equipage uitgereikt. Kort nadat de Prins was
vertrokken, kwam Z. K. H. Prins Alexander aan boord
met HDs. gevolg. De Prins is in schafting bij de officieren.
Den 2 Febr. ging men van Napels naar Malta, bij welke
gelegenheid de Prins het schip van de reede bragt en zijn
eerste wacht deed. Den 3den kwam men te Messina, alwaar
men een paar dagen vertoefde en toen doorstoomde naar
Malta. Het was prachtig weder. Na zes dagen toevens
zette men koers naar Tunis, doch was men door hevigen
tegenwind verpligt den 14den op Cagliari te ankeren. De
Prins heeft altijd bij beurten de wacht gedaan, en bleef
zeer gezond en opgeruimd en nam zelfs een werkzaam deel
aan het schijfschieten.
De verjaardag van Z. M. den Koning is aan boord plegtig
gevierd. De Prins onthaalde op dien dag de equipage op
wijn, eijeren, chinaasappelen en wittebrood; 's avonds
werden er blikvuren ontstoken en vuurpijlen afgeschoten.
Het volk heeft zich uitmuntend geamuseerd. De Prins had,
volgens zijne verklaring, nog nimmer zijns vaders verjaar
dag zoo aangenaam doorgebragt. Het plan om den 22sten
naar Palermo te stoomen, was door stormwind uitgesteld
tot den 23sten. Den 25sten was men te Palermo aan
gekomen. Het gerucht loopt aan boord, dat de Valk half
April aan het Nieuwediep moet terug zijn. (Amst. Ct.)
De gezondheidstoestand van H. K. H. Prinses Frederik
der Nederlanden moet niet zeer geruststellend zijn. Haar
lijfarts, graaf van Bylandt, med. doet., is reeds voor eenige
dagen per telegram uitgenoodigd zich naar Cannes te begeven,
waar zich H. K. H. bevindt.
De overeenkomst, aangegaan door den minister van
Koloniën met de heeren Boelen, Bunge en Boisevain te
Amsterdam, uitmakende de commissie voor de nationale
stoomvaart op Nederl. Oost-Indië, bevat o. a. de bepaling,
dat bij het tot stand komen der vennootschap door 4 stoom-
booten onder Nederlandsche vlag eene geregelde stoomvaart
zal worden onderhouden tusschen Nederland en Nederl.
Oost-Indië door het Suez-kanaal. Bedoelde stoomschepen
zullen zijn van de eerste klasse, van 1800 ton inhoud of
grooter.
Tot lid van de Algemeene Rekenkamer, in de plaats
van wijlen den heer H. L. Fievez, is benoemd jhr. mr. H. P.
van Karnebeek, referend. aan het depart. van Oorlog.
Door den kerkeraad der Ned. Herv. Gem. te Nieuw-
Leusen is een beroep uitgebragt op ds. A. van Laar te
Egmond aan Zee.
Beroepen te Doesborgh ds. K. F. Creutzberg, te
Maarsen.
De Hernhutters hebben in de laatste twaalf jaren
21 nieuwe zendingsposten in heidenlanden gesticht en
232 zendelingen uitgezonden. Dit is het werk eener
gemeente, die slechts 23,000 zielen telt en van die 232
zijn alleen uit Duitschland negen-tienden gekomen.
Onder het opschriftDe doorgraving der landengte
van Suez en hare gevolgen", bevat het maandschrift
«Onze Tijd" (uitgave van den heer C. F. Stemler, te
Amsterdam) eene zeer belangrijke bijdrage van de hand
des heeren C. A. Jeekel, luitenant ter zee 1ste klasse,
ridder van de Militaire Willemsorde. Door de uitgebreid
heid van het stuk, is dit bij gedeelten in de eerste drie
afleveringen van den jaargang 1870 van genoemd tijdschrift
opgenomen. Het gewigt van het onderwerp, de flinke
behandeling daarvan en de gunstige bekendheid des schrij
vers doen intusschen in groote mate de aandacht vestigen
op dit zeer lezenswaardig artikel; de uitgever heeft
dus, om aan veler verlangen te voldoen, besloten, om ook
deze studie van den heer Jeekel afzonderlijk in het licht
te geven, en tegen den prijs van 1.50 algemeen ver
krijgbaar te stellen. Een fraaije, duidelijke en zeer naauw-
keurige kaart van de landengte van Suez met het Suez-
kanaal, het Zoetwater-kanaal en de Egyptische spoorwegen,
verhoogt aanmerkelijk de waarde van dit .werkje, van
welks verschijning wij bij dezen berigt geven. Voor zee
lieden, handelaars en voor allen, die met zeevaart en handel
in eenige betrekking staan, is dit geschrift aanbevelens
waardig niet alleen, maar wij zouden haast zeggen onmis
baar, met het oog op de omwenteling, die het nieuwe
kanaal met der tijd in het verkeer der volken zal teweeg
brengen.
Ten blijke van de practische wijze van behandeling, door
den schrijver gevolgd, ontleenen we de volgende regelen
aan dit geschrift en wel uit dat gedeelte, hetwelk meer
bepaald de gevolgen behandelt, die uit het tot stand brengen
van de doorgraving der landengte zullen voortvloeijen.
Een groot voordeel geeft het Suez-kanaal, dat niet over
het hoofd moet gezien worden. Een voorname reden,
waarom zoo weinig stoomschepen om de Kaap voeren,
was gelegen in den grooten voorraad steenkolen, dien zij
aan boord moesten hebben, wegens den grooten afstand
der kolendepóts onderling. Thans heeft een schip van
Texel naar Batavia de volgende afstanden tusschen de
kolendepots: van Texel naar Gibraltar 7.3 etm.; van
Gibraltar naar Port Saïd 9.5 etm.van Port Saïd naar
Aden 6.6 etm.; van Aden naar Ceylon 10.8 etm. en van
Ceylon naar Batavia 9 etm. Heeft men aan den eenen
kant vele voordeelen om kleine kolenhokken te hebben,
ten einde ruimte voor de lading te winnen, aan den
anderen kant staan tijdverlies en onkosten voor het aandoen
van havens daar tegenover. -Onze meening is, dat het
Suez-kanaal den laatsten slagboom heeft doen wegvallen,
die het vervoer per stoomschip voor den Indisclren handel
in den weg stond, en wij gelooven ten volle, dat alle
natiën zich hebben voor te bereiden op de groote worste
ling die er komen zal."
Aan het einde van zijn geschrift brengt de schrijver
hulde aan het onvermoeid streven van den ontwerper van
dit reuzenwerk, wiens rusteloos strijden de moeijelijkheden,
aan de volvoering verknocht, schitterend heeft overwonnen.
Met het slot van dit gedeelte, dat tevens het geschrift
besluit, willen ook wij onze aanbeveling van dit werk
eindigen: «Wanneer de stoomers van alle zeevarende
volken der wereld door de vroegere woestijn hunne stevens
zullen wenden naar Indië, wanneer de Westersche bescha
ving heinde en verre hare weldaden zal verspreiden, dan
zal de wereld dankbaar gedenken den man, aan wiens
genie zij den nieuwen handelsweg dankt, en zal in de
wereldgeschiedenis voor immer met gouden letteren geboekt
staan de naam van
Ferdfnand de Iiesaepg."
Gisteren heeft het provinciaal geregtshof te Amsterdam
het op 7 Dec. jl. door de Arrond.-Regtbank te Alkmaar
tegen J. H. S., vroeger spoorwegwachter bij de Hollandsche
IJzeren spoorweg-maatschappij, uitgesproken vonnis ver
nietigd, doch ten principale regtdoende, hem tot dezelfde
gevangenisstraf veroordeeld als de eerste regter, namelijk
een cellulaire gevangenisstraf van een jaar. Gemelde S.
was door het op 28 Aug. jl. niet tijdig sluiten der hekken
op den overweg tusschen Egmond en Alkmaar, de oorzaak
van den dood der twee broeders Bakker en hunne zuster,
die in een speelwagentje gezeten, over den spoorbaan
reden, op het oogenblik dat de spoortrein daar voorbijging.
Het weekblad Burgerplicht brengt, naar aanleiding
van het gerucht omtrent een, waarschijnlijk in spotternij,
gedaan voorstel, om den Dam te Amsterdam in een aard
appelenveld te herscheppen, een dergelijk voorstel in her
innering uit den tijd der Bataafsche Republiek, doch toen
in 's lands vergadering in goeden ernst gedaan. Het gold
daarbij de ook in het buitenland vermaarde lustwarande,
bekend onder den naam van het Haagsche Bosch. Een
der afgevaardigden stelde namelijk voor, dat schoone bosch
te doen vellen en tot een aardappelenveld te maken. Men
zou daardoor voor 's lands kas twee gewigtige voordeelen
verkrijgen1°. de niet onaanzienlijke opbrengst van gevelde
boomen; 2°. de wederkeerende meerdere rentabiliteit van
dien uitgestrekten lap gronds. Dit lumineuse denkbeeld
scheen werkelijk zulk een bijval te vinden, dat de aan
neming van het voorstel kon worden te gemoet gezien.
Daar staat echter een der leden op, en zegt het volgende
„Uw denkbeeld, burger, is zeer goed, en ik heb er slechts
ééne kleinigheid aan toe te voegen. Mij dunkt, wij moesten
niet alleen aardappelen, maar ook knollen plantenknollen
en aardappelen is 's winters een best eten!" De vergadering
barstte in lagchen uit, en het voorstel werd verworpen.
Het Haagsche Bosch dankt derhalve zijn behoud aan de
toepassing van den regel: „le ridicule tue.-"
De heer Schoorl te Alkmaar, oud scheepskapitein,
werd voor eenige weken als krankzinnig naar Meerenberg
gevoerd, waar hij een paar dagen na zijne aankomst
overleed. Bij zijne testamentaire beschikking heeft hij aan de
vrijmetselaarsloge aldaar 500 en aan het Roomsch
Catholiek armen- en weeshuis 1000 vermaakt, om van
de rente aan eiken oude van dagen 10 cents snuifgeld en
aan eiken wees 10 ets. zakgeld per week të geven. (U. D.)
Te Monster is de directeur van het telegraafkantoor
tevens belast met de functie van brievengaarder.
Jl. Woensdag avond hield de kiezersvereeniging
„Burgerpligt" te Rotterdam eene vergadering ter bespreking
van de census-kwestie. Het debat werd ingeleid door den
heer dr. J. A. Lamping, die na een korte herinnering over
den loop dezer zaak, welke volgens spreker nog lang
niet aan de orde is, maar kunstmatig aan de orde gebragt
is, op de beide argumenten kwam, door de conserva
tieven voor de verlaging van den census aangevoerd:
1. Het getal kiezers is 100,000 te weinig. Waarom?
vraagt spreker. Zou men de verhouding tusschen kiezers
en bevolking in eene formule willen uitdrukken? 2'. De
natie is conservatief en de verkiezingen zijn liberaal uit
gevallen; derhalve: de census deugt niet. De census-ver-
eeniging werd echter door liberalen op dienzelfden grond
bestreden. Spreker zelf kent drie gevallen, waarin
census-verlaging noodzakelijk zou zijn.
In de eerste plaats: als de wensch naar uitbreiding van
het kiesregt uitgaat van hen die er thans van zijn uitgesloten.
Dit geval nu bestaat hier te lande nog niet.
Er zijn ook overigens geene teekenen voorhanden, waar
uit zou blijken dat hier te lande de wenschen naar die
verlaging een nationale wensch kan heeten.
Het tweede geval is: wanneer kennelijk sommige groepen
of belangen van het volk worden verwaarloosd. Ook dit
geval doet zich, volgens spr., bij ons niet voor.
Het derde geval zou zijn: wanneer het blijkt dat werkelijk
een deel van het volk, alle vereischten voor het kiesregt
bezittende, van dat regt is verstoken. Ook dit geval bestaat
bij ons te lande niet, zegt spr.
Wel zijn het twee groote verkeerdheden in het bestaande
stelsel, dat de capaciteiten zijn uitgesloten en dat er eene
groote onregelmatigheid tusschen den census in de steden
en dien op het platte land bestaat.
Na eene uitweiding over de middelen daartegen, komt
de heer Lamping tot deze slotsom:
Geene census-verlaging, gelijk de heer Heemskerk en de
zoogenaamde geavanceerd-liberalen bedoelen, want daartoe
bestaat geen voldoend motief, en zonder dit zou het een
roekelooze stap zijn, omdat er gevaar bestaat van de ver
kiezing te zien overgaan in ongeschikte handen, die daartoe
door partijschap, geestelijken invloed, enz. bewerkt worden.
Wil men den weg van het algemeen stemregt op, dat is goed;
maar als men ziet hoe de maatschappij thans is, dan huivert
men nu nog daarvoor terug.
Na eene zeer geanimeerde discussie neemt de vergadering
ten slotte de conclusie aan
„Dat ten opzigte van den census eene wijziging dringend
noodzakelijk is, in dier voege, dat voor den census in aan
merking komen niet enkel de rijks-, maar ook de provin
ciale en gemeentelijke directe belastingen en dat, vooral tot
wegneming der ongelijkheid, er op nieuw eene regeling van
den census behoort te worden gemaakt, overeenkomstig de
plaatselijke gesteldheid, opdat zooveel mogelijk alle geschikte
elementen tot het kiesregt worden toegelaten.» (Noorden.)
Omtrent den Konings-jagt der Spanjaarden, meldt
de Arnh. Crt. het volgende
„Waarlijk," zegt zij, „indien Spanje niet spoedig ophoudt
zich zulke „airs de republique» te geven en niet spoedig
het besluit neemt een wettig, ordelijk huishouden met een
lid eener geachte dynastie op te zetten, gelijk alle andere
ordentelijke volken in Europa, dan is het met zijn goeden
naam gedaan. Het monarchaal Europa begint te morren
over het zedebedervend schouwspel, dat het Spaansche volk
aan de overige volken geeft, en dat zoo ligtelijk aanstekelijk
zou kunnen worden. Het roept ongeduldig uit: „Faites
un roi, morbleu, faites un roi!» Elke goed geconditionneerde
revolutie moet eindigen met een krooning, gelijk elk goed
geconditonneerd tooneelstuk met een huwelijk. De volken
zouden anders gaan denken, dat men het zonder Koningen
en Prinsen ook wel doen kon, en dit zou eene allernood-
lottigste gedachte wezen. Tot nu toe, het is waar, heeft
het provisionneel gouvernement Spanje geregeerd, gelijk het
gewoon was door zijne Koningen geregeerd te worden; maar
wie waarborgt ons, dat dit zoo blijven zal en dat de Spaansch-
monarchale overleveringen steeds door Spanje's revolution-
naire regeringen zullen in eere gehouden worden? Misschien
is dit provisionneel gouvernement, dat de oude Konings
traditie zoo trouw voortzet, slechts een gelukkig toeval,
en komt er morgen een ander provisionneel of definitief
onwettig gouvernement, dat andersom gaat regeren,
en welk een gevaarlijk antecedent zou dit voor ons zijn!
Dus, Spanje, haast u, een nieuwen Koning voor u te
maken!»
Dezer dagen ontdekte H. K. Gorter een vos
in de nabijheid zijner woning. Aanstonds maakte hij
het bekend aan eenige jagers te Appelscha en Ooster-
wolde, en spoedig daarop waren er eenige jagers en lief
hebbers bijeen. Aan H. Duursma viel de eer te beurt,
ondersteund door het schot van een ander jager, Reintje
in een boschje op te sporen en neder te vellen. Dat de
blijdschap van H. K. Gorter over deze daad groot was,
kan men denken, als men in aanmerking neemt, dat Reintje
het voorzeker op zijne kostbare op de tentoonstelling
bekroonde kippen gemunt had.»
Een negenjarige knaap, die zich bij de brug te
Oosterhesselen (Drenthe) op het ijs had gewaagd en er
door viel, zonder dat dit door iemand werd opgemerkt,
zou stellig zijn verdronken, had niet de hond des huizes
zulk een vervaarlijk gehuil en geblaf aangeheven, dat het
zekeren H. Boeting deed aansnellen, wien het met veel
moeite, en niet zonder zelf groot gevaar te hebben geloo-
pen, gelukte den reeds half bewusteloozen knaap te redden.
De Almanak Asmodée voor 1870 is opgedragen aan
den heer Henri Rochefort, lid van het Fransche Wetgevend
Ligchaam.
Een materialistisch chirurgijn te Parijs toonde eens
een zijner vrienden een instrument, waarvan het haudvatsel
van been was. „Weet ge waarvan dit gemaakt is?» vroeg
hij. „Van ivoor, denk ik», was het antwoord. „Neen», zei
de doctor, terwijl hij bijna in zijne tranen stikte, „het is
van het dijbeen mijner arme tante,»
Sire! Een woord als je blieft! zeide eens een soldaat
tot Frederik de Groote, terwijl hij hem een request om het
brevet van luitenant aanbood.
„Als je er twee gebruikt,» antwoordde de Koning, „laat
ik je ophangen.»
„Teeken!» riep de soldaat.
Frederik keek hem aan, nam een snuifje, floot en
teekende.
Een Yankee heeft fortuin gemaakt door het uit
vinden van een soort terpentyn-zeep, die, volgens de annonce,
de onaangename reuk aan de negers ontneemt. De kleur
lingen verkoopen hun laatste hemd om deze zeep te koopen.
Een neger te Memphis beging bijna een zelfmoord door
een groot stuk zeep inwendig te gebruiken.
De „koopman» steekt het geld in den zak, de
kunstenaar krijgt betrekkelijk niets. Zoo werd voor de „Christo-
phorus Columbus in het klooster van Ribola», aan Delacroix
300 fr. betaald en nu voor 38,000 fr. verkocht. Voor de
„Convulsionaires" bekwam hijj2400 fr., en men verkocht die
schilderij op de veiling van den markies de Lau voor
33,000 fr. De „Eervolle boete," voor welke Delacroix
3000 fr. kreeg, werd nog duurder verkocht dan de laatst
genoemde. De „dood van Jeane Grey,» van Delaroche,
bragt den schilder 20,000 fr. op. Het stuk werd nu verkocht
voor 1,100,000 fr.