B I N OTLA N D. HELDER en NIEUWEDIEP, 26 Maart. Gisteren avond maakten de officieren van de Artillerie- Schutterij alhier hunne opwachting ten huize van hunnen instructeur, den kapitein der Artillerie A. Greve, die door zijn vertrek ophoudt met den cursus belast te zijn. Als blijk van bijzondere tevredenheid en achting vereerden zij hem eene Porte Cigares met zilver gemonteerd. In eene hartelijke toespraak van den majoor, mr. Ch. Bosch Reitz, waarin ZHEG. den heer Greve dank zeide voor den ijver en welwillendheid waarmede hij de officieren en de Schutterij van af hare oprigting steeds heeft ter zijde gestaan, werd hem dit souvenir aangeboden. De heer Greve, getroffen door dit blijk van sympathie, bedankte voor die aangename onderscheiding en uitte de beste wenschen voor Helder's Schutterij. Aan den kapitein der Artillerie J. N. A. Schneiders van Greyffénswert alhier is de instructie van de officieren der Artillerie-Schutterij opgedragen, ter vervanging van den kapt. A. Greve. Met zekerheid vernemen wij, dat aan twee miliciens der ligting van 1869, wonende alhier, ingedeeld bij het lste regiment vesting-artillerie, vrijstelling is verleend van hunnen nog overigen werkelijken diensttijd van 1 April tot 26 Julij e. k. Die vrijstelling is aan beide personen door den minister van Oorlog verleend, met het oog op de gunstige bepalingen vervat in de circulaire des ministers van 24 Febr. 1869, No. 56 P. gerigt aan de bevelhebbers in de militaire afdeelingen, welke bepalingen den oefenings- tijd voor leden van vrijkorpsen met 4 maanden doen ver minderen. Wij gelooven, dat jongelieden wèl zullen doen in tijds zich als leden van een dier korpsen te doen in schrijven en de oefeningen getrouw bij te wonen. De ver leende vrijstelling, hier vermeld, beveelt die zaak ten krachtigste aan. Afscheid nemen is in den regel een weinig opbeurend, een zeer droevig werk. Voor ons, gewone menschen, is dat zoo, maar de heer Judels heeft er slag van, om dat op een regt prettige manier te doen. Komen er bij zijn afscheid tranen in het oog, dan is het van 't lagchen. Zijne afscheids-voorstelling, jl. Donderdag avond in Tivoli alhier gegeven, gaf een onverdeeld genoegen en deed er niet aan denken, dat het eene gelegenheid was, waarbij men in den regel schreijen moet. Scheiden baart smart zegt het versje. Judels heeft dat tot een dichterlijken logen gemaakt. Het tooneelspel „de Ambachtsman, of een Metselaar van den ouden stempel," was een goed tooneelstuk, en werd door Judels, die hoofdpersoon was, uitmuntend gesteund door een 6tal leden van het gezelschap, met succès opge voerd. Het nastuk «De Echtgenoot eener jongejufvrouw, of De beschuldigde bevestigde dit, wees de plaats aau en ontkende het daarzijn van een ecchymose. Door den voorzitter ondervraagd, betuigt dr. Pinel, op het gelaat van Noir geen sporen van een slag ontdekt te hebben. Advocaat Laurier merkt op, dat de handschoenen van Noir digt- geknoopt en geheel glad waren bevonden. Dr. Henri Morel, de huisarts des Prinsen, verklaart, dat deze bepaaldelijk een roode vlek en zwelling op den wang had. Morel had den Prins bezocht vóór Pinel ontboden was. Later hadden Pinel en hij te zarnen de kneuzing geconstateerd. Villion verklaart, eenige dagen vóór den moord, in een lakenwinkel te Parijs het volgende te hebben hooren vertellen„er zal eerstdaags een aardigheid plaats hebben. Men zal Pierre Bonaparte gaan uitdagen, en, zoo hij niet vechten wil, zal men hem in zijn huis doodschieten." De voorzitter. Zijt gij zeker dat gehoord te hebben? Getuige. Ik zweer het bij het stof mijner moeder Bovendien heb ik dadelijk aan twee andere personen het gehoorde oververteld. Jobard, bediende in het hierboven gemelde lakenmagazijn, verklaart van de geheele zaak niets af te weten en niefs dergelijks gehoord te hebben; ofschoon toch Villion staande houdt, dat hij de bediende was, tot wien de bewuste woorden gerigt werden. Henri Rimbaux, de persoon, door Villion aangewezen als de bewuste woorden gesproken hebbende, ontkent dit ten stelligste en wel om de eenvoudige reden, dat hij toen ter tijd niet eens wist dat er een Prins Pierre Bonaparte bestond. Desniettemin blijft Villion bij zijne bewering. Dr. Ainbroise Tardieu verklaart, dat op het kleed van Noir geen spoor van zengen aanwezig was, zoodat de kogel hem moet getroffen hebben op niet minder dan een meter afstand van den Prins. Dr. Bergeron bragt mede zijn rapport in nopens den toestand, waarin hij het lijk van Noir gevonden had. Mortreux, apotheker te Auteuil, verhaalt onder welke omstandig heden de gewonde en stervende Noir bij hem was binnengebragt. Hij geeft ook het verhaal van de Fonvielie weder, gelijk deze het hem in den winkel deed, doch ontkent ten stelligste, dat deze gezegd zou hebben: „de Prins heeft mijn vriend gedood maar hij heeft een ferraen oorveeg ontvangen." Nog werden eenige getuigen gehoord, wier verklaringen echter niets nieuws of belangrijks aan het licht bragten. De zitting werd ten 5 ure des namiddags gesloten. Er heerschte een algemeene agitatie. Bochefort is aangekomen. Zitting van Woensdag 23 Maart. De militaire magt op de binnenplaats van het paleis is nog met 10 cavaleristen versterkt. Het auditorium was talrijker dan de vorige malen, ook woeliger en spraakzamer; vóór het Hof binnentrad heerschte in de zaal een verward gedruisch van honderde stemmen. Even na elf uur verscheen het Hof. De beschuldigde werd binnengeleid, bleek en bedaard als voorheen. Daarop werd het getuigenverhoor voortgezet. Vincent Natol, Engelschman van geboorte, verklaart, dat de apotheker Mortreux hem in diens winkel verteld heeft, hoe hij vernomen had dat de Prins door den gedoode in het aangezigt was geslagen. Mortreux verzekert, aan den vorigen getuige niets van dien aard te hebben medegedeeld. Natol, beweerde hij, is vreemdeling en verstaat slechts ten halve wat men hem zegt. Natol hield, even als Mortreux, zijne bewering staande. Alfred Wachter, journalist, deelt eenige bijzonderheden mede, strekkende om aan te toonen op hoe lage wijze de Fonvielie was te werk gegaan, toen hij als getuige fungeerde bij gelegenheid de eene klucht volgt op de andere," voldeed mede uitstekend. De herhaalde bijvalsbetuigingen, de luide bravo's, de onder scheidene terugroepingen bewezen hoezeer dit gezelschap, en inzonderheid hoe de heer Judels zijn talrijk gehoor weet te boeijen. «De wereld is een schouwtooneel" is eene aloude opmerking, die misschien in vele opzigten doorgaat; maar zeker is het, dat op dat tooneel zeer zelden afscheidsvoor- stellingen gegeven werden, die zooveel aanleiding gaven tot vrolijkheid! Ds. van Vledder, te Huisduinen, zal op Zondag 3 April e. k. aldaar zijne afscheidsrede houden. Naar de N. Rott. Ct. uit Brussel verneemt, zal de Koningin der Nederlanden, uitgenoodigd door Z. M. Leopold II, op hare terugreis van Engeland, eenige uren te Brussel vertoeven en op het koninklijk paleis dejeuneren. De Hooge Raad heeft het beroep van J. Spanjers- herg, veroordeeld wegens laster in artikelen vau het Rotterdamsch Volksblad, verworpen. Uit het openbaar gemaakte financiële verslag der Hol], IJzeren Spoorweg-Maatschappij over het jaar 1869 blijkt, dat de ontvangsten over de geheele exploitatie 1 2.162,632, of 147,474 meer dan in 1868, bedragen hebbendat van die vermeerdering op de banen der Maat schappij zelve 133,449 en op den Noordholl. Staatsspoorweg 14,025 zijn verkregen; dat het batig saldo over 1869 de som van 733,748 bedraagt en dat daarvan 8700 zullen worden gebruikt om aan sommige geëmployeerden belooningen te verstrekken, 96,882 in de reserve-kas zullen worden gestort, terwijl over 8688 uitgegeven aandeelen een dividend van f 72.25 kan worden aangewezen, waarvan reeds 20 als voorloopig dividend zijn uitgekeerd. Tot burgemeester der gemeente Berkhout is benoemd de heer L. Groot. Tot procureur bij de Arrond.-Regtbank te 's Hage is benoemd mr. A. Hinlopen, advocaat aldaar. De heer mr. F. L. Schlingemann, officier van justitie bij de Arrond.-Regtbank te Arnhem, is benoemd tot pro cureur-generaal in de kolonie Cura9ao. Aan den heer jhr. P. Opperdoes Alewijn is, op zijn verzoek en behoudens aanspraak op pensioen, eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van betaalmeester te Hoorn, met dankbetuiging voor zijne in deze en vorige ambts betrekkingen aan den lande bewezen belangrijke diensten. Tot betaalm. te Hoorn is benoemd de heer P. graaf van Hogendorp, thans te Sas van Gent. Bij het corps, gevormd uit de vereeniging ter bevordering van 's lands weerbaarheid Prins van Oranje te Hoorn, is benoemd tot lsten luit. mr. G. vau Rossem, thans 2de luit. vau het duel tusschen Flourens en de Cassagnac. De Fonvielie had toenmaals op de verwijtingen vau den getuige geantwoord: „Och, beste vrieudde laster is een geoorloofd wapen tegenover politieke vijanden." Darlot, te Auteuil, verklaart, na het gebeurde bij den Prins ontboden te zijn, waarop deze hem verhaald had hoe hij een oor veeg had ontvangen. Getuige had opgemerkt hoe des Prinsen wang rood zag. Balaguer, Boissières, Franceschi, Courtherol en Soupplet, allen politie-beambten, leggen verklaringen af in dien zin, dat zij de Fonvielie door woorden of gebaren hadden hooren of zien beduiden, hoe de Prins door Victor Noir was in 't aangezigt geslagen. Deze verklaringen liepen echter zeer uileen. Geen der vijf getuigen was het met een der anderen eens omtrent de woorden, die de Fon vielie zou gebruikt hebben. Wel hadden zij allen van een klap hooren gewagen, doch niemand scheen juist begrepen te hebben, wie de gever en wie de ontvanger daarvan was geweest. De vijf laatste getuigen werden met de Fonvielie geconfronteerd, die verklaarde nooit anders verteld te hebben, dan dat zijn vriend door den Prins was geslagen en vermoord. Lechantre verklaart, onder het gedrang en digt. in zijne nabij heid iemand te hebben hooren uitroepen: „hij heeft mijn vriend gedood, maar heeft van mij een ferrnen oorveeg gehad." Champagne, een ander politie-agent, had de woorden opgevan gen: „hij heeft mijn vriend gedood, maar, dat is minder, hij heeft een ferme muilpeer gehad." De Fonvielie verklaart die getuigenissen ten eenenmale valsch. Desniettemin houdt Lechantre staande de stem vau F'onvielle te herkennen. Advocaat Floquet. Waarom heeft de getuige zulk een gewigtige verklaring niet eerder medegedeeld? Lechantre. Ik wilde mij daar niet voor derangeeren. Ik kende Victor Noir niet Ik ben koopmanik heb mijn eigen zaken. Vinviollet, bouwkundige te Auteuil had, terwijl hij het lijk volgde, de Fonvielie hooren zeggen: „als mijn pistool niet geweigerd had, dan had ik hem gedood." De getuige Vinviollet werd hierop met den getuige Boustan geconfronteerd. Toen bleek het, dat de woorden, die de een voorgal in de apotheek gehoord te hebben, door den ander niet vernomen waren en omgekeerd. Boustan had „moord!" hooren roepen. Vinviollet had dit niet gehoord. De advocaat Laurier verzocht dat van deze tegenstrijdigheid notitie zou worden genomen. Bovendien verklaarde de secretaris van het commissariaat van politie, hoe Vinviollet hem verzekerd had, dat hij wel „moord!" had hooren schreeuwen. Over het geheel luidde de declaratie van Vinviollet uiterst verward. Gedurende de korte pauze, die hierop volgde, drongen verschei dene personen een gang binnen, waardoor de toch reeds bemoeijelijkte passage geheel gestremd werd. Niet dan met groote moeite gelukte het der politie, den verboden toegang te ontruimen. Onder de personen die, na heftigen tegenstand, de deuren werden uitgedrongen bevonden zich vele hoogst notabele ingezetenen van de stad Tours. Bij het hervatten van het verhoor, betuigde de voorzitter, dat alle door het openbaar ministerie aangewezen getuigen waren voor geweest, en dat het hof derhalve zou overgaan tot het hooren der getuigen van de civiele partij. De advocaat Laurier verzocht, dat de getuigen in de door hem op te geven volgorde zouden worden opgeroepen. Hiertoe gaf de voorzitter zijne toestemming Arnould, redacteur van de Marseillaise, een dergenen die Boche fort tot getuigen hadden moeten dienen bij zijn voorgenomen duel met Bonaparte. Hij had niets mede te deelen dan overbekende feiten. Vervolgens werd Henri Bochefort opgeroepen. Groote sensatie De vereenigingZouaven-Broederschap „Fideiet Virtuti," gevestigd te Rotterdam, is als regtspersoon erkend. Door de Arrondissements-Regtbank te Hoorn is jl. Woensdag eene lijst van aanbeveling opgemaakt voor de betrekking van kantonregter te Edam, waarop geplaatst zijn de volgende personen: 1. mr. B. D. Weijland, griffier bij het kantongeregt te Maarssen; 2. mr. M. H. A. Onder water, griffier bij het kantongeregt te Medemblik; 3. mr. M, Buchner, griffier bij het kantongeregt te Gouda. Jl. Woensdag werd te Beverwijk eene raadsvergadering gehouden, tengevolge van de vernietiging van het raads besluit van 27 November door Z. M. den Koning, betreffende de benoeming van een geneesheer voor de armen en in plaats van den heer Halder, die eerst benoemd is, als zoodanig gekozeu met 4 tegen 3 stemmen de heer A. J. C. Frans, lid van den gemeenteraad. De voorzitter heeft verklaard de uitvoering van dit besluit te zullen schorsen en op grond van art. 46 der gemeentewet aan Z. M. ter vernietiging te zullen voordragen. Eergisteren is te 's Hage aanbesteed het bouwen der .pijlers voor de brug over het in aanleg zijnde Noordzee kanaal te Zaandam, ten behoeve van den spoorweg van Nieuwediep naar Amsterdam. Minste inschrijver de heer Broekman te Hardinxveld, voor f 98,959. Door den heer H. Lensing Sr., fruithandelaar te 's Hage, zijn jl. Woensdag de eerste kievitseijeren aan Z. M. den Koning, op het Loo, aangeboden. Te Leerbroek ondervond men gepasseerden Zondag eene groote teleurstelling. Vele hoorders waren opgekomen, om tegenwoordig te zijn bij het bevestigen van den nieuw beroepen predikant J. T. F. W. Lauts. Deze schreef echter, dat hij door ziekte verhinderd was, te komen. Zooals het gewoonlijk op dorpen gaat, was er bij die gelegenheid een groote voorraad van vleesch, brood en beschuit opgedaan. De bakker aldaar is de eenige, die in deze teleurstelling schik had. De heer H. F. C. baron Forstner van Dambenoy, ond-minister van Oorlog, is jl. Donderdag te Utrecht overleden. De landbouwer H., uit Hall, begaf zich dezer dagen naar de secretarie te Brummen, onder welke hij ressorteert, om er zijn 22ste kind bij den burgerlijken stand aan te geven. In den nacht van jl. Dingsdag is te Leeuwarden overleden jhr. mr. T. A. M. A. van Adringa de Kempenaer, ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, oud-lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Het zal niemand bevreemden, dat de kort aanstaande indiening van het wetsontwerp tot verbetering der haven van Harlingen aldaar het onderwerp van vele gesprekken onder het auditorium. Bochefort verschijnt, tusschen twee gendarmen. Hij is in het zwart gekleed en draagt gele handschoenen; hy is zeer bleekonder een doodelijk stilzwijgen treedt hij nader. Henri Bochefort, oud 38 jaren, redacteur van de Marseillaise, afgevaardigde bij het Wetgevend Ligchaam. Door advocaat Laurier aangezocht om mede te deelen wat tot de uitdaging had aanleiding gegeven, sprak getuige o. a. als volgt: „In den ochtend van den moord ontving ik een bezoek van den heer Millière. Hij deed mij weten dat een uitdaging, in de meest onbeschofte termen vervat, mij was toegezonden. In dit schrijven waren, in strijd met het gebruik, noch de getuigen, noch de plaats der outmoeting aange wezen. Ik verzocht de heeren Arnould en Millière, den Prins te gaan spreken. Ik meende niet anders, of die heeren hadden hunne missie reeds volbragt toen zij, ten vier ure, aan het Wetgevend Ligchaam mij van het gebeurde kwamen onderrigten. Reeds van te voren had ik, daar het duel mij onvermijdelijk scheen, de heeren (iambetta en Arago over deze zaak onderhouden. „Wees op uwe hoede" had Arago mij gezegd „neem voorzorgen tegen dien man: van alle kanten hoor ik dat hij een afschuwelijk canaille is."(Interruptie.) De voorzitter. Vergeet niet, dat de beschuldigde op deze plaats onder de bescherming van het geregt staat. Rochefort. Ik heb beloofd de gansche waarheid te spreken en dit zal ik doen. - Zijne verklaring geëindigd zijnde, wordt hem een zitplaats aangewezen in de bank der verslaggevers. Mme Louis Noir verklaart, hoe Victor Noir niet zeer ingenomen was met zijne missie bij den Prins. „Doch," had hij gezegd, „de Fonvielie en ik zullen zeer verzoenend te werk gaan. De getuige en Victor's bruid hadden hein, op den noodlottigen morgen, geholpen met het aantrekken zijner handschoenen. Die handschoenen waren zeer naauwsluitend, en na zijn dood waren ze geheel ongeschonden. „Als Victor den Prins een vuistslag had gegeven," zoo meende de getuige, „dan hadden de handschoenen moeten ingescheurd zmi Daarom ben ik overtuigd, dat Victor niet geslagen heeft, doch dat het getuigenis van den Prins valsch is, en dat hij liegt." Georges Cavalier, civiel ingenieur, was een van Victor's beste vrienden. Hij voert menig feit aan om te bewijzen, dat Victor een zacht karakter bezat. Ook hij had opgemerkt, dat de hand schoenen van den gedoode ongeschonden en nog digtgeknoopt waren. De getuige had Victor Noir hooren beweren: „hoe hij het duel van Paschal Grousset met den Prins zeer afkeurde en den twist liever in der miune had zien geschikt, daar hij meende dat er voor de zaak der republiek niets goeds uit kon voortspruiten." Nog verschillende getuigen, als de heeren Musset, Morel en Habeneck leggen verklaringen af betreffende het zacht en gematigd karakter van Victor Noir. Morel, redacteur van den Moniteur Universel, verklaart, hoe hij als zoodanig naar Auteuil was gegaan om bijzonderheden in te winnen. Hij had niets vernomen van de woorden die, volgens sommige getuigen, de Fonvielie zich zou hebben laten ontvallen. De Kergomar heeft met Ulric de Fonvielie onder Garibaldi gedieud, en nooit iets dan goeds van hem vernomen. Vicomte Clary voert een feit aan, om te bewijzen dat Pierre Bonaparte sints jaren de gewoonte had een pistool bij zich te dragen. Hij verhaalt ook hoe eens, toen hij met den Prins in twist geraakt was, deze hem edelmoediglijk de hand reikte en zijn ongelijk bekende. Advocaat Leroux verzekert bovendien, dat de beschuldigde ge- magtigd was tot het dragen van een wapen. Ten vijf uur tien minuten werd de zitting opgeheven. De be- naauwdheid was zoo hevig in de zaal, dat verscheidene personen onwel waren geworden en hadden moeten verwijderd worden. Men berekent, dat deze regtszaak niet vóór heden (Zaturdag) avond zal beslist zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 2